vrijdag, augustus 27, 2010

Een profeet in eigen land

Wijlen Pater Prof. Karel Van Isacker S.I. (1913-25 augustus 2010) - mogen hij ruste in vrede- sprak reeds in 1977 profetische woorden over de liturgie zoals blijkt uit het volgende fragment (met dank aan Mysterium Fidei)



Omstreeks min. 47 in antwoord op de vraag:  

Zal het christendom sterven? (De tussentitels zijn van onze hand)

Neen
"Het christendom kan niet sterven omdat het christendom het meest fundamentele antwoord is op de diepste nood van de mens, 't is te zeggen op de bevrijding uit de dood, de dood van het lichaam, de dood van de ziel, door het deelnemen aan de mensgeworden God Christus. Als dat zou verdwijnen, dan is in mijn ogen de mensheid zelf verdwenen..."

Ja
"Maar de vraag kan en moet natuurlijk ook anders gesteld worden. Is het niet zo dat in de harten van vele mensen, van steeds meer mensen, het christendom aan het sterven is. En daarop is het antwoord, als je rond je kijkt, ongetwijfeld: ja. ...Het ligt misschien ook wel voor een deel -en het is hard het te zeggen- aan de Kerk zelf en ik denk speciaal hier aan wat mijn ietwat eufemistisch de 'vernieuwing in de Kerk' noemt.
Ik kan daar mee alle kanten uit maar ik denk hier nu heel specifiek aan de vernieuwing op het stuk van de liturgie, het punt waar de kerk en de gelovige elkaar het innigste ontmoeten..."

Het verschrikkelijkste verraad van de tijd
"Er was daar ongetwijfeld vernieuwing nodig...maar men heeft niet alleen de verstarring en de ballast overboord gegooid, men heeft doorgesneden wat ook weer -we hebben het daarstraks al gezegd- over eeuwen gegroeid is: die liturgie en het Gregoriaans en die oude, oeroude teksten van de Kerk; dat waren geen teksten meer en geen liederen meer en geen vormen meer die eens door een individu werden uitgedacht maar die in zich ook weer de nood, de wijsheid, het berouw, het leed en het geloof van de mensen dragen.
Dat was de grootste rijkdom die wij bezaten, die uitgedrukt is in vormen, in vormen van liturgie, in het Gregoriaans, in heel de uiterlijke verschijning van de Kerk, van de kerken en dat is voor mij het verschrikkelijkste verraad van de tijd want men besteelt daardoor de mensen van iets wat voor hen onontbeerlijk is en ik geloof -en het klinkt misschien wat hard en wat bitter- dat men daardoor onbewust -en ongewild vanzelfsprekend- het geloof daardoor vernietigd."
"…of als je denkt aan die liedjes, die armzalige liedjes die de rijkdom van het Gregoriaans moeten vervangen, of als je denkt aan het vergeten in zo vele kerken van de onmisbaarheid van de stilte voor het gebed en dus ook voor het geloof, dan zeg je, hier gebeurt eigenlijk iets wat verschrikkelijk is en waarvan men zich misschien ook niet rekenschap geeft hoe verschrikkelijk het is en  je zou er bitter op kunnen reageren -en ik moet me soms inhouden om niet bitter te reageren- maar men zou zich kunnen afvragen: al die kleine epigoontjes, met welk recht zetten zij hun eigen ontoereikendheid, hun armoe, hun engheid in de plaats van die eeuwen, over de eeuwen gegroeide rijkdom van de Kerk, van de traditie, en als je het zo ziet dan moet je eigenlijk zeggen dat voor de grond van de zaak een man als Mgr. Lefevbre gelijk heeft"

De capitulatie van de Kerk
"En als men hem en zijn aanhangers uitstoot...dan gebeurt het omdat hij en zijn volgelingen het gewaagd hebbende Kerk te tonen- uit geloof, uit nood om het essentiële te behouden-, omdat zij het gewaagd hebben de Kerk te wijzen op een aberratie. En dat is, ja die aberratie van de Kerk, het is niet de eerste en het is eigenlijk alles samen, de pijnlijkste ervaring van mijn leven als historicus -dus ik behoor tot de Kerk en ik ben blij tot de Kerk te behoren en ik zou er niet buiten kunnen leven en ik stem nog steeds in met die verzen van Gertrud von Le Fort waarin zij verheerlijkt de Kerk als de drager van het mensdom als de bezieler van het mensdom, dat is voor mij de kerk, ik zou er niet buiten kunnen leven- maar mijn leed als historicus is geweest te moeten constateren hoe deze Kerk, als menselijk instituut dan, steeds meegelopen heeft met de stroming van de tijd; we denken aan de burgerlijke kerk van de 19e eeuw bv. en wat een verraad en ellende dat meegebracht heeft in de verdere geschiedenis en zo ook nu nog, wat doet men eigenlijk in de Kerk dat is meelopen met de stroom van de tijd, met een mode, met een vergankelijke mode, eigenlijk meelopen met een capitulatie en ik denk hier wat Golo Mann -dat is de zoon van Thomas Mann, de romanschrijver, dat is een Duits historicus en op het- ik denk dat het het 29ste historisch congres was in Duitsland, in 1972 geloof ik, gehouden te Regensburg- hield hij een redevoering onder titel "Ohne Geschichte leben" en die redevoering begon als volgt: "Wir leben in einem Zeitalter der Kapitulation": theologen tegen de filosofie, filosofen tegen de theologie en ook historici -dat was zijn context- tegen de geschiedenis." 

Geestelijk braakland
"Ik geloof dat binnenkort, de volgende generatie, zich met verstomming zal afvragen hoehet mogelijk is geweest dat wij in onze beschaving, dat wij een gemeenschap zijn geweest die zo luchthartig, zo onnadenkend de schatten van het verleden door deuren en vensters gooide. Dat is precies wat de Kerk ook doet, 't is in de grond een capitulatie omdat men mee wil doen met de geest van de tijd, met de mode. Maar de vraag is: "Waar zullen wij ons bevinden, waar zullen wij voor staan, als die mode, zoals elke mode, voorbij zal zijn? Niets verdwijnt vluggen dan een mode.
Dan is het gevaar dat wij ons in een vreselijk, geestelijk braakland bevinden. Maar dat is te pessimistisch."

De boodschap van Christus is eeuwig
"Op deze Sinksenavond zou ik op dat stuk mijn diepe overtuiging willen uitspreken: ik geloof in Christus en ik weet dat de boodschap van Christus eeuwig is, ook omdat zij beantwoord aan de honger en de behoefte van het mensdom en zelfs uit dat geestelijk braakland, dat we nu misschien aan het opbouwen zijn, zal, ongetwijfeld een nieuw leven in Christus heroprijzen. Moge de Geest ons allen doen inzien wat er nu aan het gebeuren is en dat we inderdaad kunnen vermijden eens terecht te komen op een geestelijk braakland want ook dát uiteindelijk zou niet alleen de dood van het christendom zijn, het einde van het geloof maar ook het einde van de mens, want de mens heeft God nodig.”

Vere dignum et iustum est, æquum et salutare, nos tibi semper et ubique gratias agere: Domine sancte Pater, omnipotens æterne Deus: per Christum Dominum nostrum.In quo nobis spes beatæ resurrectionis effulsit, ut, quos contristat certa moriendi condicio, eosdem consoletur futuræ immortalitatis promissio. Tuis enim fidelibus, Domine, vita mutatur, non tollitur, et, dissoluta terrestris huius incolatus domo, æterna in cælis habitatio comparatur. Et ideo cum Angelis et Archangelis, cum Thronis et Dominationibus, cumque omni militia cælestis exercitus, hymnum gloriæ tuæ canimus, sine fine dicentes:  Sanctus, Sanctus, Sanctus Dominus Deus Sabaoth. Pleni sunt cæli et terra gloria tua. Hosanna in excelsis. Benedictus qui venit in nomine Domini. Hosanna in excelsis."

Requiescat in pace

woensdag, augustus 25, 2010

De aanhouder wint

Wij feliciteren van harte onze vrienden van de Sint-Agneskerk te Amsterdam met de aanwezigheid van de pauselijke nuntius, Mgr. F. Bacqué tijdens de H. Mis in de Buitengewone Vorm op 15 augustus.


Meer foto- en videomateriaal is te vinden hier, hier, hier en hier.

maandag, augustus 23, 2010

Quaerere Deum


Uit de toespraak van paus Benedictus XVI tot de wereld van de cultuur in het Collège des Bernardins te Parijs op 12 september 2008

"Deze avond zou ik jullie graag spreken over de oorsprongen van de westerse theologie en de wortels van de Europese cultuur. Ik vermeldde aan het begin dat de plaats waar wij ons bevinden emblematisch is. Zij is verbonden met de monastieke cultuur: hier hebben jonge monniken geleefd om zich te initiëren in hun roeping en om hun zending goed te volbrengen. Roept deze plaats voor ons nog iets op of ontmoeten wij er enkel een wereld die voorbij is? Om op deze vraag te kunnen antwoorden moeten wij een ogenblik stilstaan en nadenken over het wezen zelf van het westerse monastieke leven. Waarover ging het? Wanneer wij de historische vruchten van het monastieke leven in ogenschouw nemen, dan kunnen we zeggen dat, gedurende de grote culturele breuk, ten gevolge van de migratie van volkeren en de vorming van nieuwe staatkundige verbanden, de kloosters de ruimten waren waar de schatten van de antieke cultuur overleefden en waar langzamerhand, onder verwijzing naar deze antieke cultuur, een nieuwe cultuur vorm kreeg. Maar hoe is dit tot stand gekomen? Wat was de motivatie van diegenen die zich op deze plaatsen verzamelden? Wat waren hun verlangens? Hoe hebben zij geleefd?
Bovenal en met veel realisme moet men erkennen dat hun wil niet uitging naar de creatie van een nieuwe cultuur noch naar het bewaren van een verleden cultuur. Hun motivatie was veel eenvoudiger: zij wilden God zoeken, quaerere Deum. Te midden van de verwarring van deze tijden waarin niets leek te weerstaan, verlangden de monniken het belangrijkste: zich inzetten om datgene te vinden wat waarde bezit en wat altijd blijft, om het Leven zelf te vinden. Zij waren op zoek naar God. Zij wilden overgaan van secundaire dingen naar wezenlijke zaken, naar het enige wat waarlijk belangrijk en zeker is. Men zegt dat hun zijn gericht was op de “eschatologie”. Maar dit dient niet begrepen te worden in de chronologische zin van het woord - alsof zij leefden met hun ogen gericht naar het einde van de wereld of naar hun eigen dood-  maar in de existentiële zin van het woord: achter het voorlopige zochten zij het definitieve. Quaerere Deum: omdat zij christenen waren, betrof het niet een avontuur in een woestijn zonder weg, een zoektocht in het absolute duister. God zelf heeft richtingaanwijzingen geplaatst, meer zelfs, hij heeft de weg gebaand en hun taak bestond erin deze weg te vinden en te volgen. Deze weg was zijn Woord dat was aangeboden geworden aan de mensen in de boeken van de Heilige Schrift. De zoektocht naar God vereist dus intrinsiek een cultuur van het woord of, zoals Dom Jean Leclercq zei, eschatologie en grammatica zijn in de westerse monastiek onlosmakelijk met elkaar verbonden (cf. L’amour des lettres et le désir de Dieu, p. 14). Het verlangen naar God omvat het verlangen naar de letteren, de liefde voor het woord en het doordringen ervan in al haar dimensies. Aangezien in het Bijbelse woord God op weg is naar ons en wij naar Hem, moesten de monniken leren om door te dringen in het geheim van de taal, om de taal in haar structuur en gebruik te begrijpen. Op deze wijze en omwille van de zoektocht naar God werden de profane wetenschappen, de wetenschappen die ons de weg tonen naar de taal, belangrijk. Daarom maakte de bibliotheek, net zoals de school, een integraal deel uit van het klooster. Deze twee plaatsten openden op concrete wijze de weg naar het woord. Sint-Benedictus noemt het klooster een dominici servitii schola, een school ten dienste van de Heer. De school en de bibliotheek verzekeren de vorming van de rede en de eruditio, op basis waarvan de mens leert om te midden van de woorden het Woord te verstaan." (Vertaling uit het Frans: Belgian Thomist)

woensdag, augustus 04, 2010

De interpretatie van Vaticanum II revisited

Inzake de interpretatie van Vaticanum II zijn er een aantal fundamentele richtlijnen te volgen. Ten eerste is Vaticanum II wat haar bindend karakter betreft een geheel van teksten en dient de discussie omtrent de interpretatie dus over de teksten te gaan. Ten tweede is er een katholiek-gelovige interpretatie van Vaticanum II en een historische interpretatie. Wat één of andere peritus in zijn dagboek noteert, is weliswaar van historisch belang inzake de vraag naar de perceptie van de gebeurtenissen maar is theologisch van geen belang aangezien het enkel aan het hoogste leergezag toekomt te bepalen wat de authentieke interpretatie van Vaticanum II is. Daarom is het een misvatting aan de Alberigo-geschiedenis een andere waarde toe te dichten dan een historische. Ten derde is er het principe van het ‘reverenter exponere’: de genade van het toebehoren aan de Kerk en het ontvangen van de genadegaven die daarmee gepaard gaan, verplichten ons tot het zoeken naar een welwillende uitleg. Ten vierde is er het principe van “katholische et-et” (Kardinaal Leo Scheffczyk): de katholiek denkt niet in termen van tegenstellingen en paradoxen, de katholiek leeft niet één (sola)-zijdig in termen van ‘ja’ of ‘neen’, ‘ofwel’-‘ofwel’, denkt niet in termen van ‘breuken’ maar van en vanuit het mysterie. Hieruit volgt dus niet een naadloze harmonie en nog minder een hypocrisie in het handelen want wanneer we ons afvragen wat de eenheid van het ‘en-en’ bewerkstelligt, de eenheid van geloof en rede, bovennatuur en natuur, God en mens, Schrift en Traditie, Volk Gods en Lichaam van Christus, etc., dan is en kan dit enkel zijn het feit dat God steeds groter is. Het is God die de mens en het menselijke omvat en hierdoor kan er zowel geen tegenstelling zijn en ook is de perceptie van tegenstelling steeds enkel een perceptie, d.w.z. te wijten aan de menselijke drang van zijn ratio naar enkelzijdigheid. Het katholieke mysterie is geen naadloze harmonie en nog minder een harmonie naar menselijke maatstaven.

Dit lijkt ons toegepast te worden in de opmerkelijke en vertalenswaardige voordracht van Mons. Guido Pozzo, secretaris van de Ecclesia Dei-commissie, over één van de struikelblokken in de hermeneutiek van de continuïteit, nl. de ecclesiologie van Vaticanum II.

Deze voordracht, gehouden op 2 juli 2010 voor de priesters van de FSSP en op hun website integraal te lezen, focust op twee aspecten: de eenheid en uniciteit van de katholieke Kerk en haar verhouding tot de andere religies.
Het eerste aspect is in feite niets anders dan de –vooral sinds het proefschrift van Alexandra von Teuffenbach- weer opgelaaide discussie over de betekenis van “subsistit in” in Lumen gentium nr. 8.
Hij schrijft: “Die Formulierung subsistit in von Lumen gentium 8 bedeutet, daß die Kirche Christi nicht verloren ging in den Ereignissen der Geschichte, sondern als einziges und ungeteiltes Subjekt in der katholischen Kirche fortbesteht. Die Kirche Christi subsistiert, findet sich und lässt sich erkennen in der katholischen Kirche. In diesem Sinn herrscht hier volle Kontinuität zu der Lehre, wie sie zuvor vom Lehramt vorgelegt worden ist (Leo XIII., Pius XI. und Pius XII.) Mit der Formulierung „subsistit in“ wollte die Lehre des Konzils – in Übereinstimmung mit der katholischen Tradition – gerade jede Form des ekklesiologischen Relativismus ausschließen. Zugleich beabsichtigt die Ersetzung des „est“, wie es von der Enzyklika Mystici Corporis von Pius XII. gebraucht wurde, durch das „subsistit in“, sich dem ökumenischen Problem in einer direkteren und ausdrücklicheren Weise zu stellen, als dies in der Vergangenheit geschehen war. Obwohl die Kirche nur eine ist und sich in einem einzigen Subjekt findet, existieren dennoch außerhalb dieses Subjekts wahre und wirkliche kirchliche Elemente, die jedoch, da sie der katholischen Kirche gehören, zur katholischen Einheit drängen.”
Uitermate boeiend is ook zijn analyse van de oorzaken van de hermeneutiek van de breuk, nl. een “para-conciliaire ideologie”, welke de identificatie van ketterij afzweert, de verwereldlijking van de geloofsinhoud nastreeft en vergeet dat een “antichristelijke geest in de geschiedenis en in de cultuur” actief is. Van dit “para-concilie” moet het Tweede Vaticaans Concilie bevrijd worden.
Kortom, een zeer lezenswaardige bijdrage, zeker en vast ook voor de huidige discussie in Nederland.