dinsdag, mei 19, 2015

De peter bij het doopsel: Thomas van Aquino



In kwestie 67, artikels 7-8 van de Tertia Pars beschrijft Thomas de rol van de peter bij het doopsel.
Hier volgt de vertaling van Thomas’ antwoorden.

Q. 67, a. 7: Wordt er vereist dat iemand de gedoopte uit de gewijde doopvont zou opnemen?
Respondeo: “De geestelijke wedergeboorte die bij het doopsel plaatsvindt mag enigszins vergeleken worden met de lichamelijke voortbrenging. Daarom zegt Petrus in 1 Petr. 2, 2: “Weest als pasgeboren kinderen begerig naar de geestelijke, onvervalste melk, die u wasdom zal schenken ter zaligheid”.
Welnu, bij de opvoeding van het lichaam horen een opvoeder en een leermeester. Vandaar wordt er ook bij de geestelijke wedergeboorte in het doopsel vereist dat iemand als voedster en leermeester zou optreden om de pasgedoopte als nieuweling in het geloof te onderrichten en op te voeden aangaande alles wat tot het geloof en het christelijk leven behoort. Hiermee kunnen de prelaten van de Kerk, die bezig zijn met de algemene zorg voor het volk, zich niet inlaten; kinderen en nieuwelingen hebben immers behalve de algemene ook nog bijzondere zorgen nodig en daarom wordt vereist dat iemand de gedoopte uit de doopvont zou opnemen om hem te onderrichten en te beschermen. Dit is overigens wat Dionysius zegt in het laatste hoofdstuk van zijn “Over de kerkelijke hiërarchie”: “Onze goddelijke leiders, dit is de apostelen, meenden dat het paste de kinderen op te nemen als volgt, nl. dat de natuurlijke ouders van het kind dit aan iemand dienden toe te vertrouwen die de godsdienst kent en die het kind onder zijn hoede zou nemen als een goddelijke vader en gids voor het goddelijke heil.”

q. 67, a. 8: Is hij die iemand uit de gewijde doopvont opneemt, verplicht deze te onderrichten?
Respondeo: “Elk een is verplicht de taak uit te oefenen die hij op zich genomen heeft. Er is gezegd [a. 7] dat hij die iemand uit de gewijde doopvont opneemt de taak van opvoeder op zich neemt. Daarom is hij verplicht zorg te dragen voor zijn petekind indien de noodzaak zich opdringt, bv. wanneer en waar gedoopten opgevoed worden te midden van ongelovigen. Maar waar zij opgevoed worden onder katholieke christenen kan het zijn dat de peetouders ontslaan worden van deze zorg aangezien mag aangenomen worden dat de kinderen zorgvuldig door de ouders worden onderricht. Indien echter de peetouders op enigerlei wijze merken dat het tegendeel het geval is, dan zijn zij gehouden, in de mate van het mogelijke, te zorgen voor het geestelijke heil van hun peetkinderen.