maandag, augustus 30, 2021

Noodzakelijke distincties

Wie beweert dat twijfelen aan het Concilie gelijkstaat met twijfelen aan de Heilige Geest die de Kerk leidt, maakt een betekenisloze bewering want de begrippen zijn onvoldoende duidelijk gedefinieerd. Of simpel gezegd: wat betekent twijfelen aan het Concilie? En wat is het Concilie?

1/St. Thomas definieert twijfel als “de beweging van het verstand aangaande twee zijden van een contradictie met de vrees om een determinatie te maken” (In III Sent. d. 17, a 4c) en elders maakt hij een onderscheid tussen de twijfel van verwondering en discussie (dubitatio admirationis et discussionis) welke Maria bezat en de twijfel van ongeloof (dubitatio infidelitatis) welke Maria niet bezat.

Over welke twijfel is er nu sprake in bovenstaande bewering?

2/Een nog moeilijkere kwestie is de vraag “wat is het Concilie?”. Is het Concilie de ‘geest van het Concilie’ die volgens voorstanders van deze visie per definitie niet vast te leggen is in een tekst, laat staat definieerbaar? Indien ja, dan is twijfelen aan het Concilie per definitie niet mogelijk want er zijn geen twee zijden die kunnen gedetermineerd worden maar ontelbare zijden.

Indien neen, dan lijkt enkel nog het Concilie over te blijven in de betekenis van het geheel van gepromulgeerde teksten. Maar het is heel makkelijk om een lijst van teksten uit het Concilie op te sommen waaraan wel degelijk getwijfeld is, meer zelfs, die nauwelijks zijn toegepast en dit op grote schaal.

Maar indien dit klopt, dan zou men ook niet mogen twijfelen aan de teksten van voorgaande Concilies.

Concreet betekent dit dat men niet mag twijfelen aan

-het verbod om een klooster om te vormen tot een hotel (Chalcedon – 451 – Tanner 98)

-het gebod om ketterse boeken in te leveren bij de bisschop op straffe van excommunicatie (Nicea – 787 – Tanner 146)

-het gebod dat stelt dat spotten met de priesterlijke waardigheid, ja zelfs het toestaan ervan door wereldlijke autoriteiten, resulteert in excommunicatie voor drie jaar (Constinopel IV – 870 – Tanner 178)

-het gebod dat stelt dat uitvaarten en huwelijken gratis moeten zijn (Lateranen III – 1179 – Tanner 215)

-het gebod dat Joden dusdanig gekleed dienen te zijn dat zij herkenbaar zijn als niet-christenen en dat zij op Passie zondag niet op straat mogen komen (Lateranen IV – 1215- Tanner 266)

-het verbod dat Joden een openbare functie mogen bekleden ((Lateranen IV – 1215- Tanner 266)

-etc.

Men zou kunnen opwerpen dat dit tijdsgebonden uitspraken zijn die bovendien enkel over disciplinaire maatregelen gaan. Ik antwoord: Indien er dit onderscheid is, dan moet men dit ook toepassen op Vaticanum II. Indien dit er niet is, dan is dit ten gunste van mijn claim.

Maar dat dit onderscheid er is, lijkt zeer aannemelijk aangezien het een concilie betreft dat méér dan vijftig jaar geleden heeft plaatsgevonden.

Geen opmerkingen: