maandag, november 10, 2025

Leo XIII en Leo XIV

Een interessant stuk van Michael Pakaluk bij The Catholic Thing. Hier een vertaling:

Paus Leo XIV nam zijn naam aan om zijn nabijheid tot Leo XIII te signaleren, en toch lijken zijn uitspraken in zijn recente Apostolische Exhortatie, Dilexi te, soms haaks te staan op die van zijn voorganger: over de wortel van sociale kwalen, de bestrijding van armoede en privébezit.

De wortel van sociale kwalen

Voor Leo XIV ligt de wortel van sociale kwalen in ongelijkheid. Hij bevestigt Franciscus en zegt: "Ik kan alleen maar nogmaals stellen dat ongelijkheid 'de wortel van sociale kwalen is'." (nr. 94, citerend Franciscus, Evangelii Gaudium, nr. 202))

Maar voor Leo XIII ligt de bron van sociale kwalen, in zijn eerste encycliek, Inscrutabili Dei consilio eerder in de verwerping van het christendom door burgerlijke machten: "De bron van [sociale] kwalen ligt voornamelijk, daarvan zijn Wij overtuigd, in dit, dat de heilige en eerbiedwaardige autoriteit van de Kerk, die in Gods naam de mensheid regeert, alle wettige autoriteit handhaaft en verdedigt, is veracht en terzijde geschoven." (nr. 3)

Het verschil is aanzienlijk, want als het christendom niet noodzakelijk is, dan zou het volstaan om sociale kwaden te elimineren als burgerlijke machten de "structuren van zonde", dat wil zeggen structuren van ongelijkheid, zouden uitroeien. Maar als het christendom wel noodzakelijk is, dan zou het duidelijk de belangrijkste beleidsmaatregel voor een burgerlijke macht zijn om christelijk geloof en praktijk aan te moedigen, of op zijn minst goede voorwaarden ervoor te scheppen (bijvoorbeeld door het voor ouders gemakkelijk, niet moeilijk, te maken om hun kinderen naar religieuze scholen te sturen).

In Rerum novarum leerde Leo XIII dat het streven naar gelijkheid een onrealistische droom van het socialisme is: “Vooraf zij vastgesteld, dat men niet moet ingaan tegen de voor de mensheid vastgestelde ordening: dat in de maatschappij het lagere niet aan het hogere gelijk kan worden. Hiernaar streven wel de socialisten: maar elk streven ingaande tegen de natuur blijft vruchteloos. De mensen immers verschillen onderling in zeer vele en voorname punten: niet allen bezitten hetzelfde verstand, dezelfde bekwaamheid, dezelfde gezondheid, dezelfde krachten. Het gevolg van dit noodzakelijk verschil is vanzelf een ongelijk fortuin; hetgeen alleszins zowel aan de individuen als aan de gemeenschap ten goede komt.” (nr. 14)

Als men zou antwoorden dat de ongelijkheid die Leo XIV, in navolging van Franciscus, bedoelt, niet die van resultaten en bezittingen is, maar van aanzien voor de wet en respect voor menselijke waardigheid, dan verandert de aard van "armoede" radicaal. Onmiddellijk zijn dan de armste leden van onze samenlevingen de ongeborenen, omdat zij degenen zijn wier gelijke menselijke waardigheid het meest wijdverbreid wordt ontkend, over de hele wereld. Hieruit zou volgen dat de "preferentiële optie voor de armen" van de Kerk de vorm zou moeten aannemen van het pre-eminent maken van de pro-life zaak.

 


De bestrijding van armoede

Wat de bestrijding van armoede betreft, Leo XIII was goed geïnformeerd over de hedendaagse economische wetenschap via zijn assistent, pater Matteo Liberatore, S.J.

Het werk van Adam Smith begint precies met de observatie dat sommige landen zich aan de armoede ontworstelen en andere niet. Wat verklaart het verschil? Economische lessen beginnen vandaag de dag vaak met een presentatie van de "hockeystickgrafiek" van verbazingwekkende wereldwijde economische groei in de laatste 300 jaar en stellen de vraag: wat verklaart dit? Het antwoord, aanvaard door zowel pater Liberatore als paus Leo XIII, is het handhaven van het recht op privébezit door de burgerlijke macht, en de erkenning dat individuen in hun economische activiteit, en gezinnen, prioriteit hebben boven de staat – dat wil zeggen, een vrije markt en een vrije samenleving. De staat heeft een rol om misbruiken zoals onderdrukkend lange werkuren te corrigeren, maar over het algemeen zou een goed bestuur van de staat voldoende moeten zijn (nrs. 32-33).

Maar het standpunt van Leo XIV lijkt het belang van die hockeystickgrafiek te ontkennen: "De bewering dat de moderne wereld de armoede heeft verminderd, wordt gedaan door armoede te meten met criteria uit het verleden die niet overeenkomen met de hedendaagse realiteit," (nr. 13). Hij benadrukt dat armoede niet absoluut moet worden gedefinieerd, maar relatief ten opzichte van de levensstandaard van een bepaald land.

Maar als marktprocessen voor het creëren van rijkdom de armoede (in die opvatting) niet hebben verminderd, dan volgt daaruit dat elk vertrouwen dat ze dit in de toekomst wel zouden kunnen doen, het product moet zijn van louter "ideologieën". En deze worden beschreven op een karikaturale manier, zodat ze niet overeenkomen met een standpunt dat vandaag de dag door een verantwoordelijk persoon wordt ingenomen: zoals "verdediging van de absolute autonomie van de markt" (92), en de opvatting dat "economisch denken van ons vereist te wachten tot onzichtbare marktkrachten alles oplossen" (ibidem).

Deze schijnbare afsluiting van de vrije markt is des te raadselachtiger omdat Leo aan het einde van zijn exhortatie, waar hij pleit voor aalmoezen, eerst zegt dat het natuurlijk beter is om een baan voor een arm persoon te vinden dan hem aalmoezen te geven (n. 115). Het is echter duidelijk dat we geen banen voor de armen kunnen vinden, tenzij iemand ze eerst schept. Zelfs beter dan aalmoezen geven, is dus de geest van investering en ondernemerschap, werkzaam in een goed gereguleerde markt. Deze dient de de armen het best.

Privébezit

Ook met betrekking tot de centraliteit van het natuurlijke recht op privébezit lijkt Leo te verschillen van Leo. Leo XIII geloofde dat zowel de armen als de rijken werden geplaagd door hebzucht, en dat hebzucht in het geval van de armen vaak de vorm aannam van simpelweg willen nemen van de rijken om in hun behoeften te voorzien, in plaats van te werken om iets te hebben om te ruilen.

Dilexi te van Leo XIV bevat daarentegen het volgende: “Daarom heeft iedereen het recht om een toereikende hoeveelheid aardse goederen te bezitten voor zichzelf en hun familie. . . . Personen in extreme nood hebben het recht om te nemen wat ze nodig hebben uit de rijkdom van anderen.”

De tweede zin is een citaat uit Gaudium et spes (nr. 69), waar een voetnoot alle noodzakelijke kwalificaties en een verwijzing naar Thomas van Aquino geeft, om te waken tegen kwaadwillende interpretaties. Zo’n voetnoot wordt hier niet gegeven. Bovendien is de taal van de concilievaders subtiel (sibi procuret) en betekent het niet helemaal, botweg, “nemen.”

Maar combineer deze uitspraak, zonder voorbehoud, met het idee dat er geen absolute norm voor armoede is, en daarom geen absolute norm voor extreme nood – en het resultaat is op zijn zachtst gezegd verontrustend.

Over sociale kwaden, armoede en bezit – mochten de Leo's maar in koor brullen!

Geen opmerkingen: