Posts tonen met het label Josef Ratzinger. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Josef Ratzinger. Alle posts tonen

zondag, april 27, 2025

18 april 2005

Joseph Ratzinger, Pro Elligendo Romano Pontifici, 18 april 2005

"Een duidelijk geloof hebben, volgens het Credo van de Kerk, wordt dikwijls geëtiketteerd als fundamentalisme. Terwijl het relativisme, dat wil zeggen het "heen en weer geslingerd worden en meegesleurd door elke windvlaag op het vlak van de leer" de enige houding schijnt te zijn die bij de moderne tijd past. Er is zich een dictatuur van het relativisme aan het vestigen dat niets als definitief erkend en dat nog als enige maatstaf het eigen ik en zijn willekeur overlaat."


maandag, januari 06, 2025

Om te onthouden

 "Wenn wir in der Kirche nicht traditioneller werden, können wir auch nicht kraftvoller evangelisieren"

Hans Feichtinger, 'Was früheren Generationen heilig war, oder: Von der Selbstbeschränkung der Macht", in:  Historische Intuitionen. Hommage an Joseph Ratzinger/Papst Benedikt XVI, von Stefan Heid (Herausgeber), Johannes Grohe (Herausgeber), Herder Verlag, Freiburg 2024, 353-370, 367.



woensdag, mei 07, 2014

Heilig zonder wonder?

Sinds Innocentius IV (1243-1254) geldt dat voor een heiligverklaring een wonder vereist is. Het wonder dient als bevestiging vanuit de hemel van de heiligheid van de persoon. In het monumentale werk van Prospero Lambertini (Paus Benedictus XIV 1740-1748) citeert hij Thomas van Aquino die schrijft dat doorheen een wonder God werkt voor het voordeel van de mens en dit op twee manieren: ter bevestiging van een verkondigde waarheid en ter bewijsvoering van de heiligheid van een mens die God verlangt aan de mensen als voorbeeld aan te bevelen (ST II-II, 178, 2).

Daarnaast spreekt paus Lambertini over de mogelijkheid van een “equivalente canonisatie”. Hiervoor zijn drie voorwaarden noodzakelijk: een oude traditie van verering, de constante en algemene bevestiging door geloofwaardige historici van de deugden of het martelaarschap en de ononderbroken faam van wonderen. Indien deze voorwaarden vervuld zijn dan kan de paus de verering van een nieuwe heilige voor de hele Kerk toestaan zonder voorafgaand proces en dus zonder vaststelling van een wonder en zonder een definitieve formele uitspraak.
Paus Lambertini geeft twaalf voorbeelden van zulke equivalente canonisatie voor zijn eigen pontificaat: Romualdus (canonisatie in 1595), Norbertus (1621), Bruno (1623), Peter Nolasco (1655), Raymond Nonnatus (1681), Stephanus van Hongarije (1686), Margareta van Schotland (1691), Johannes van Matha en Felix van Valois (1694), Gregorius VII (1728), Wenceslaus van Bohemia (1729), Gertrudis van Helfta (1738).

In de periode nadien zijn er de volgende gevallen: Petrus Damianus en de martelaar Bonifatius (canonisatie in 1828); Cyrillus en Methodius (1880); Cyrillus van Alexandria, Cyrillus van Jerusalem, Justinus de Martelaar en Augustinus van Canterbury (1882); Johannes Damascenus en abt Sylvester (1890); Beda Venerabilis (1899); Ephrem de Syriër (1920); Albertus Magnus (1931); Margareta van Hongarije (1943); Gregorius Barbarigo (1960); John of Avila and Nicola Taveli en drie gezellen martelaren (1970); Marko Krizin, István Pongrácz en Melchior Grodziecki (1995) en tot slot Hildegard van Bingen (2010). (Bron)

In deze laatste reeks valt op dat Leo XIII (1878-1903) er twintig jaar voor nodig heeft voor elf gevallen, Pius X (1903-1914) dit niet toepast, Benedictus XV (1914-1922) slechts éénmaal, Pius XI (1922-1939) ook slechts éénmaal, Pius XII (1939-1958) ook slechts eenmaal, Johannes XXIII (1958-1963) ook slechts eenmaal, Paulus VI  ook slechts eenmaal, Johannes Paulus I dit niet toepast en dat zelfs in het lange pontificaat van Johannes Paulus II (1978-2005) dit slechts éénmaal gebeurt en dat dit laatste ook geldt voor Benedictus XVI (2005-2013). Bovendien gaat het in nagenoeg de meeste gevallen over heiligen uit het eerste millennium of de middeleeuwen.

Grondig anders is het bij paus Franciscus. De lijst van equivalente canonisaties is op nauwelijks méér dan 1 jaar pontificaat als volgt: Angela da Foligno (1248-1309, canonisatie 9 oktober 2013), Petrus Faber SJ (1506-1546, canonisatie 17 december 2013), . José de Anchieta SJ (1534-1597, canonisatie 3 april 2014), Maria van de Incarnatie (geboren Marie Guyart, 1599-1672, canonisatie 3 april 2014 ), bischop François de Montmorency-Laval (1623-1708, canonisatie 3 april 2014) en tot slot paus Johannes XIII (1881-1963, canonisatie 27 april 2014). Kortom, op iets meer dan 1 jaar pontificaat zijn er zes nieuwe heiligen zonder dat er sprake is van een wonder.

De paus geldt als opperste wetgever en de voorwaarden voor een canonisatie vallen niet onder de goddelijke wet en kunnen dus door de opperste wetgever veranderd of afgeschaft worden. Niettemin, in een leerstellige nota uit 1989, ondertekend door de toenmalige prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer, kardinaal Ratzinger worden heiligverklaringen beschouwd als waarheden waarvan gezegd wordt: “Iedere gelovige echter moet vast en definitief instemmen met deze waarheden steunend op het geloof in de bijstand die de heilige Geest schenkt aan het leergezag van de Kerk en op de katholieke leer omtrent de onfeilbaarheid van het leergezag in deze zaken.” Een heiligverklaring dient “definitief gehouden te worden”. Op dezelfde lijn plaatst de nota waarheden als wat de Kerk zegt over euthanasie, prostitutie, ontucht, de legitimiteit van een pauskeuze, de ongeldigheid van de Anglicaanse wijdingen, etc.


Het gebruik van paus Franciscus is dus een ernstige aangelegenheid. Volgende bemerkingen kunnen gemaakt worden.
-Indien de Kerk verder aan de voorwaarde van een wonder wil vasthouden maar bij sommigen een uitzondering maakt dan valt een negatief licht op deze heiligen door equivalente canonisatie want de geschiedschrijving zal steeds de uitzondering van de algemene regel vermelden.
-Wanneer totnogtoe in nagenoeg alle gevallen een wonder als bevestiging vanuit de hemel gold, dan kan een uitblijven van een wonder als een uitblijven van deze bevestiging beschouwd worden.
-Niet in alle gevallen lijken de voorwaarden voor een equivalente canonisatie (een oude traditie van verering, de constante en algemene bevestiging door geloofwaardige historici van de deugden of het martelaarschap en de ononderbroken faam van wonderen) vervuld.
-Centraal in het katholieke geloof staat het vertrouwen in de kracht van de voorspraak van de heiligen. Het geloof in wonderen is bij de individuele christen een individuele en private aangelegenheid en berust op subjectieve zekerheid. Maar, zoals Leo Scheffczyk schrijft: Op de duur kan zulk een privaat geloof aan het wonder, afgeroepen op voorspraak van de heiligen, niet houdbaar zijn indien het niet door objectieve bewijzen ondersteund wordt, d.w.z. door een kerkelijke bevestiging. (Wunder und Heiligsprechung, MThZ 32 (1981), p. 296)
-Riskeert deze praktijk, wanneer excessief toegepast, niet twee klassen van canonisaties en dus twee klassen van heiligen te bewerkstellingen, nl. zij waarvan de Kerk een wonder op voorspraak erkend heeft en zij waarvan er geen bevestiging van de heiligheid en de kracht van de voorspraak gekomen is?
-Wordt aan paus Johannes XXIII en aan het Concilie dat hij opende wel de terechte eer gebracht wanneer de mogelijkheid blijft bestaan te wijzen op de uitzondering, d.w.z. op het uitblijven van de bevestiging vanuit de hemel voor diens heiligheid door middel van een wonder?
-Hoe onderscheidt men tussen een legitieme uitzondering en een niet-legitieme willekeur?

dinsdag, december 06, 2011

De instemming met Vaticanum II

Sinds de beroemde uitspraak van kardinaal Ratzinger tot de bisschoppen van Chile in 1988 dat velen Vaticanum II zien als een "superdogma" en zijn toespraak als paus Benedictus tot de Romeinse Curie in 2005 over de hermeneutiek van de continuïteit is de vraagstelling naar de aard van Vaticanum II en de graad van instemming in een stroomversnelling geraakt. Een teken hiervan is de positie van Mons. Brunero Gherardini, welke wij eerder hier en hier hebben toegelicht als ook het congres in december 2010 in Rome met medewerking van bekende namen in dit verband als Mgr. Athanasius Schneider, Nicola Bux en Mgr. Agostino Marchetto en het verzoek van 24 september 2011.

Wij publiceren nu onze vertaling van een tekst verschenen in de Italiaanse editie van Osservatore Romano van 2 december 2011 van de hand van Mons. Fernando Ocáriz, één van de deelnemers aan de gesprekken met de Pius X-Broederschap.

P.S. Wij vragen onze lezers het evidente onderscheid te maken tussen het vermelden van stellingen in de blogosfeer en de instemming hiermee door 'A Belgian Thomist'. Alhoewel onze mening irrelevant is, stemmen wij in met religieuze volgzaamheid van wil en verstand met volgende uitspraak van een voorganger van Paus Benedictus XVI: "sine Pontefice Maximo religio catholica iam non esset talis, sed etiam quod, si in Christi Ecclesia Petri munus pastorale summum, efficax, decretorium deesset, unitas dissolveretur."
Fernando Ocáriz

Over de instemming met het Tweede Vaticaans Concilie

De aanstaande vijftigste verjaardag van de convocatie van het Tweede Vaticaans Concilie (25 december 1961) is een reden om te vieren maar ook om opnieuw na te denken over de receptie en toepassing van de conciliaire documenten. Naast de meer direct praktische aspecten van deze receptie en toepassing, met hun licht- en schaduwzijden, lijkt het gepast om ook het wezen van de gevraagde intellectuele instemming met de onderrichtingen van het concilie in herinnering te roepen. Alhoewel het hier een leer betreft die goed gekend is en waarover een uitvoerige literatuur bestaat is het toch niet overbodig te herinneren aan de wezenlijke kenmerken hiervan, rekening houdend met het voortbestaan van misverstanden hieromtrent – ook in de publieke opinie – wat betreft de continuïteit van sommige conciliaire onderrichtingen in relatie tot voorafgaande onderrichtingen van het leergezag van de Kerk.

Vooreerst lijkt het nuttig eraan te herinneren dat de pastorale intentie van het Concilie niet betekent dat het Concilie niet leerstellig van aard is. Het pastoraal perspectief is immers en kan niet anders dan gebaseerd zijn op de leer. Maar het is vooral nodig te benadrukken dat de leer gericht is op het heil en dat dus het onderricht van de leer een integraal deel is van de pastoraal. Daarenboven is het evident dat er in de conciliaire documenten vele onderrichtingen zijn die strikt leerstellig van aard zijn: over de goddelijke Openbaring, over de Kerk, etc. Zoals de zalige Johannes Paulus II schreef: “Met Gods hulp hebben de Concilievaders gedurende vier jaar van inzet een aanzienlijk geheel van leerstellige uiteenzettingen en pastorale richtlijnen kunnen uitwerken die aangeboden worden aan de hele Kerk.” (Apostolische constitutie Fidei depositum, 11 oktober 1992, inleiding).

De vereiste instemming met het leergezag

Het Tweede Vaticaans Concilie definieert geen enkel dogma, in de zin dat het niet door middel van een definitieve handeling eenderwelke leer voorlegt. Het feit dat een handeling van het leergezag van de Kerk niet wordt uitgeoefend door middel van het charisma van de onfeilbaarheid betekent nochtans niet deze handeling kan beschouwd worden als ‘feilbaar’ in de zin dat het een ‘provisoire leer’ of ‘gezaghebbende opinies’ doorgeeft. Elke uitdrukking van het authentieke leergezag dient ontvangen te worden voor wat het waarlijk is: een onderrichting, gegeven door Herders die, staande in de apostolische opvolging, spreken met het “charisma van de waarheid” (Dei verbum, n. 8), “bekleed met het gezag van Christus” (Lumen gentium, n. 25), “in het licht van de Heilige Geest” (Ibidem).

Dit charisma, dit gezag en dit licht waren zeker aanwezig op het Tweede Vaticaans Concilie; dit te ontzeggen aan geheel het episcopaat cum Petro en sub Petro, verzameld om de universele Kerk te onderrichten, zou betekenen iets van het wezen zelf van de Kerk te ontkennen (cf. Congregatie voor de Geloofsleer, verklaring Mysterium Ecclesiae, 24 juni 1973, nn. 2-5).

Natuurlijk hebben niet alle uitspraken in de conciliaire documenten dezelfde leerstellige waarde en vereisen zij dus niet dezelfde graad van instemming. De verschillende graden van instemming met de leerstellingen van het leergezag zijn in herinnering geroepen door Vaticanum II in de n. 25 van de constitutie Lumen gentium en vervolgens samengevat in de drie clausules toegevoegd aan de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel in de formule van de Professio fidei, gepubliceerd in 1989 door de Congregatie voor de Geloofsleer met de goedkeuring van Johannes Paulus II.

De uitspraken van het Tweede Vaticaans Concilie die geloofswaarheden in herinnering roepen vereisen natuurlijk de instemming met goddelijk geloof, niet omdat zij geleerd zijn geworden door dit Concilie maar omdat zij reeds als zodanig onfeilbaar geleerd zijn geworden door de Kerk, ofwel door een plechtig oordeel ofwel door het gewone en universele leergezag. Zo ook vereisen de andere leerstellingen die Vaticanum II in herinnering roept en die reeds met een definitieve handeling door voorafgaande interventies van het leergezag waren geformuleerd een volledige en definitieve instemming.

De andere leerstellige onderrichtingen van het Concilie vereisen van de gelovigen een graad van instemming “met religieuze volgzaamheid van wil en verstand”. Een “religieuze” instemming dus die niet gefundeerd is op louter rationele motieven. Deze instemming neemt niet de vorm aan van een geloofsakt, maar veeleer van een akt van gehoorzaamheid, die niet louter disciplinair van aard is, maar geworteld is in het vertrouwen in de goddelijke bijstand van het leergezag en daarom “in de logica van het geloof en onder de impuls van de gehoorzaamheid aan het geloof” (Congregatie voor de Geloofsleer, instructie Donum veritatis, 24 mei 1990, nr. 23). Deze gehoorzaamheid aan het leergezag van de Kerk vormt niet een grens die gesteld wordt aan de vrijheid maar is daarentegen bron van vrijheid. De woorden van Christus “wie u hoort, hoort mij” (Lc 10, 16) zijn ook gericht aan de opvolgers van de apostelen; en luisteren naar Christus betekent in zich de waarheid ontvangen die vrijmaakt (cf. Joh. 8, 32).

In leerstellige documenten kunnen er ook elementen zijn die niet als zodanig leerstellig zijn maar in meer of minder mate een omstandigheid uitdrukken (beschrijvingen van de toestand van de maatschappij, suggesties, opwekkingen, etc.) zoals dit feitelijk ook het geval is in het Tweede Vaticaans Concilie. Deze elementen dienen met respect en dankbaarheid ontvangen te worden maar vereisen geen verstandelijke instemming in eigenlijke zin (cf. instructie Donum veritatis, nn. 24-31).

De interpretatie van de onderrichtingen
De eenheid van de Kerk en de eenheid van het geloof zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en dit betreft ook de eenheid van het leergezag van de Kerk op elk tijdstip inzover het de authentieke interpretator is van de goddelijke Openbaring, overgeleverd door de heilige Schrift en de traditie. Dit betekent onder andere dat een wezenlijk kenmerk van het leergezag is haar continuïteit en homogeniteit in de tijd. Continuïteit betekent niet afwezigheid van ontwikkeling; de Kerk doorheen de eeuwen maakt voortgang in de kennis, verdieping en het daaropvolgend leerstellig onderricht van het katholieke geloof en de katholieke moraal.

In het Tweede Vaticaans Concilie waren er verschillende nieuwigheden van leerstellige aard: over de sacramentaliteit van het bisschopsambt, de bisschoppelijke collegialiteit, de godsdienstvrijheid, etc. Alhoewel er ten aanzien van nieuwigheden in zaken die betrekking hebben op het geloof en de moraal en die niet geformuleerd zijn met een definitieve handeling instemming vereist is met religieuze volgzaamheid van wil en verstand, zijn enkele van deze nieuwigheden het object van controverse geweest en zijn ze dit nog altijd en dit met betrekking tot hun continuïteit met het voorafgaandelijk leergezag ofwel met betrekking tot hun compatibiliteit met de traditie. Ten aanzien van deze moeilijkheden die er mogelijk kunnen zijn om te begrijpen wat de continuïteit is met de traditie van enige conciliaire onderrichtingen, bestaat de katholieke houding erin, rekening houdend met de eenheid van het leergezag, te zoeken naar een eenmakende interpretatie, waarin de teksten van het Tweede Vaticaans Concilie en de voorafgaandelijke documenten van het leergezag wederzijds licht op elkaar werpen. Niet enkel dient Vaticanum II geïnterpreteerd te worden in het licht van voorafgaandelijke documenten van het leergezag maar ook worden enkele van deze voorafgaandelijke documenten beter begrepen in het licht van Vaticanum II. Dit is niet iets nieuws in de geschiedenis van de Kerk. Men dient zich bijvoorbeeld te herinneren dat belangrijke begrippen in de formulering van het trinitaire en christologische geloof (hypóstatis, ousía), gebruikt in het Eerste Concilie van Nicea, ten zeerste gepreciseerd zijn geworden wat betreft hun betekenis door latere concilies.

De interpretatie van de nieuwigheden van Vaticanum II moet daarom, zoals Benedictus XVI gezegd heeft, de hermeneutiek van de discontinuïteit met de traditie verwerpen en de hermeneutiek van de hervorming, van de vernieuwing in de continuïteit bevestigen (toespraak 22 december 2005). Het betreft nieuwigheden in de zin dat nieuwe aspecten worden geëxpliciteerd die tot dan nog niet waren geformuleerd door het leergezag maar die op het leerstellige niveau niet in tegenstelling zijn met de voorafgaandelijke documenten van het leergezag, alhoewel in enkele gevallen – bv. omtrent de godsdienstvrijheid – dit gevolgen met zich meebrengt die zeer verschillend zijn op het niveau van beslissingen doorheen de geschiedenis omtrent juridische en politieke toepassingen, gezien de veranderde historische en sociale omstandigheden.

Een authentieke interpretatie van de conciliaire teksten kan enkel gebeuren door hetzelfde leergezag van de Kerk. Daarom dient bij het theologische werk van de interpretatie van passages in de teksten van het Concilie welke vragen oproepen of moeilijkheden lijken te bevatten op de eerste plaats rekening gehouden te worden met de zin waarin deze passages door daaropvolgende interventies van het leergezag begrepen zijn geworden. Nochtans blijft er legitieme ruimte van theologische vrijheid in de wijze van uitleg van de niet-tegenstrijdigheid met de traditie van enkele formuleringen in de conciliaire teksten en dus in de uitleg van de betekenis zelf van enkele uitdrukkingen in deze passages.

Wat dit betreft lijkt het tot slot niet overbodig voor ogen te houden dat bijna een halve eeuw is verstreken sinds het einde van het Tweede Vaticaans Concilie en dat in deze decennia vier Pausen elkaar hebben opgevolgd op de stoel van Petrus. Het onderzoek van het leergezag van deze Pausen en de daarbij behorende instemming van het episcopaat zou een eventuele moeilijke situatie moeten omvormen in een serene en vreugdevolle instemming met het leergezag, de authentieke interpretator van de geloofsleer. Dit zou mogelijk en wenselijk moeten zijn ook indien er aspecten zouden blijven bestaan die rationeel niet volledig te begrijpen zijn, terwijl er niettemin legitieme ruimte voor theologische vrijheid blijft bestaan voor verdiepingswerk dat altijd gepast is. Zoals recentelijk Benedictus XVI heeft geschreven, “het is nodig dat de wezenlijke inhoud, die sinds eeuwen het patrimonium van alle gelovigen is, opnieuw bevestigd, begrepen en verdiept wordt op een altijd nieuwe manier om in de historische omstandigheden die verschillen van deze van het verleden, een coherent getuigenis te geven.” (motu proprio Porta fidei, n. 4).

maandag, februari 09, 2009

Toen alles nog zo eenvoudig was: een nostalgische beschouwing

Waar is de tijd naartoe toen alles nog zo eenvoudig, zo helder was. Er was werkelijk een tijd waarin het glashelder was. De autoritaire Kerk, het Vaticaan, Rome, gevangen in de duistere middeleeuwen, onderdrukt, vervolgt, verstoot en excommuniceert. Wij echter, die volgens de geest van het Evangelie leven, een geest die niets anders is dan de geest van de medemenselijkheid, de geest van de Verlichting, de geest van Vaticanum II, wij echter omarmen iedereen; iedereen is bij ons welkom; wat men ook doet of nalaat, wat men ook gelooft, kom maar in de kring! One big, happy family!

Wat een verrassing wanneer één man dit moderne wereldbeeld op zijn kop zet! De ‘verlichte’ denkers in de wereld en in de Kerk hebben plots geen referentiepunt meer, alles wordt grijs en grauw. Ongehoord! Betekent dit dat ons wereldbeeld, gebouwd op de fundamenten van Inquisitie, boekverbranding, slavernij en morele indoctrinatie, de steunpilaren van de Kerk, op los zand komt te staan. Hoe is het ‘in Godsnaam’ mogelijk dat onze Ratzinger, onze Rottweiler, onze Pantzer Kardinal, onze hedendaagse Grootinquisiteur, aan wie wij alles ontlenen wat wij zijn, ons nu in de steek laat? Waar haalt hij het recht om onze zorgvuldig geconstrueerde identiteit met één enkele pennentrek af te nemen? Ratzinger is werkelijk een genie maar dan een duivels genie want in zijn eentje heeft hij de grootste misdaad uitgevonden, als bekroning van zijn andere misdaden tegen de mensheid: hij heeft een excommunicatie kwijtgescholden!

De Kerk, het pausdom dat wij bevechten is niet meer. Plots staan Kerk en paus achter de evangelische barmhartigheid, plots dwaalt de geest van het evangelie toch rond in de wereldlijke paleizen van het Vaticaan, plots bevindt er zich onder de lagen van zijde en brokaat toch een hart, vol van mededogen!

Dit is onaanvaardbaar! Alles wat wij waren, ligt nu aan duigen! Met één pennentrek, lijden wij nu aan MS: multiple schizofrenie! Is Ratzinger de Rottweiler of de Goede Herder die op zoek gaat naar het verloren schaap en de andere schapen achterlaat? Is Ratzinger de Pantzer Kardinal of toch een man van mededogen? Is Ratzinger de Grootinquisiteur of barmhartige vader? Hoe durft hij onze kinderlijke eenvoud af te nemen?!

…..

Maar daar is de clown, de hofnar! Oef, wij dachten eventjes dat alles waarin wij geloofden, slechts een zelfverzonnen schim bleek te zijn! En zelfs al is Ratzinger inderdaad geen Rotrweiler, dan is en blijft hij toch een Nazi, een negationist. Oef, dat was op het nippertje! Wij hadden toch gelijk; zie je wel; ik heb het altijd al gedacht! En er is inderdaad niets veranderd want zoals voorheen kunnen we op talloze vrienden binnen en buiten de Kerk rekenen om hem, die de durf had om zelf van de schandpaal te komen, snel terug eraan te nagelen! En het beste teken dat er niets veranderd is, ligt in het feit dat zij toch niet gaan inzien dat onze strategie compleet contradictorisch is, compleet ingaat tegen alles waar wij voor staan, in feite een kniebuiging is aan de Kerk die wij bestrijden. Maar het doel heiligt de middelen. En dus eisen wij datgene waarvan wij de Kerk altijd beschuldigd hebben: wij eisen ontslagen, excuses, veroordelingen, excommunicaties.

De rust is hersteld, de mist is opgetrokken: de paus is weer alles wat wij willen dat hij is. Leve de eenvoud, leve het vooroordeel (maar zeg dit niet verder: zeg dat het een historische waarheid is, als je voldoende Angela’s, Stijn's en Harrie’s dit laat zeggen, geloven ze het wel)

zaterdag, september 20, 2008

Parvus error in principio magnus est in fine

www.kath.net berichtte onlangs over een interview van kardinaal Lehmann in de FAZ waarin hij zich o.a.uitlaat over zijn verhouding tot kardinaal Ratzinger/paus Benedictus. Zijn uitspraken roepen enige vragen op.

Hier is de betreffende tekst:
"Wir kennen uns nun seit mehr als 40 Jahren. Joseph Ratzinger ist ein anderer Denktyp als ich. Er ist zum Beispiel ein exzellenter Augustinus-Kenner. Ich habe mich für meine erste, philosophische Promotionsarbeit viel mit Heidegger, Kant, Marx und Hegel befasst. In meiner theologischen Doktorarbeit habe ich wissenschaftliche Exegese betrieben, der gegenüber der Papst vielleicht zurückhaltender war.

Eine gewisse kirchenpolitische Differenz zwischen uns gab es seit der Gemeinsamen Synode der deutschen Bistümer zur Umsetzung der Konzilsbeschlüsse während der siebziger Jahre. Ratzinger hatte ein anderes Kirchenbild. Die Synode war ihm nicht sehr gewogen. Damals hat er einmal in diesem Kontext gesagt, er setze "nicht auf Gremien, sondern auf prophetische Existenz". Er hat es einfach nicht mehr für wert gehalten, sich in der Synode mit allen möglichen Leuten herumzustreiten und so seine Zeit zu vergeuden.

Er hat sich nie in das Dickicht und das Unterholz des kirchlichen Betriebs hineingegeben. Aber dies sind ja keine ernsthaften Differenzen zwischen uns. Wir haben auf vielen Ebenen und lange zusammengearbeitet. Alles andere ist ein Märchen und lässt sich durch viele Dokumente auch widerlegen."


1.Een andere kerkvisie noemt hij geen ernstig verschilpunt. Hmmm, dat betekent dan dat hij het niet erg zou vinden als ik hiertegenover stel met Pius XII (Mystici corporis Christi, nr. 13: "Welnu, om deze waarachtige Kerk van Christus - die de heilige, katholieke, apostolische, Roomse Kerk is [est]- nader te bepalen en te beschrijven vindt men niets edelers, niets voortreffelijkers, niets goddelijkers ten slotte dan de uitdrukking, volgens de welke zij genoemd wordt "het mystieke lichaam van Jezus Christus"; deze uitdrukking nu vloeit voort en bloeit als het ware op uit hetgeen de Heilige Boeken en de geschriften van de Vaders veelvuldig voorhouden." Maar natuurlijk heeft kardinaal Lehmann zich vooral met 'wetenschappelijke' exegese in het licht van Heidegger, Hegel en Marx bezig gehouden!
2.Mogen we concluderen dat kardinaal Lehmann een synodale Kerk, waarbij allerlei raden en commissies eindeloos vergaderen en alles tot een eindeloos compromis uithollen wél, in tegenstelling tot de toenmalige kardinaal Ratzinger, verkiest.
3.Zonder de 'post hoc, propter hoc'-denkfout (niet alles wat ná iets komt, is het causale effect ervan - een veelgemaakte denkfout bij onnadenkende traditionalisten inzake Vaticanum II-) te maken, is het wel opvallend dat hij zelf een scheiding der geesten ziet in het onderwerp van de proefschriften. Een kenner van Augustinus en Bonaventura, stevig geworteld dus in de traditio perennis (alhoewel Ratzinger geen Thomist pur sang is maar dit wel, naar analogie met Karol Wojtyla, nog kan worden) versus een Heidegger-leerling en diens invloed op de exegese. Zoals bekend zei reeds Sint-Thomas ""Parvus error in principio magnus est in fine". Inderdaad kan een kleine fout in het begin van iemands denktocht een grote fout op het einde genereren.

Ceterum autem censeo, Missam extraordinariam esse promovendam