De relevante canones van de 1917 codex zeggen het volgende:
Canon 1250. De wet van onthouding (abstinentia) verbiedt vlees en soep gemaakt van vlees.
Canon 1251, §1. De wet van vasten (ieiunium) schrijft voor dat er slechts één maaltijd per dag mag zijn maar het verbiedt niet dat er een kleine hoeveelheid voedsel ’s morgens en ’s avonds wordt genomen.
Canon 1252, §1. De wet van onthouding moet nageleefd worden elke vrijdag.
§2. De wet van onthouding én van vasten moet nageleefd worden elke Aswoensdag, elke vrijdag en zaterdag van de Vasten, elke Quatertemperdag en op de vooravond van Pinksteren, Hemelvaart, Allerheiligen en Kerstmis.
§3. De wet van vasten moet nageleefd worden op alle andere dagen van de Vasten.
§4. Op Zondagen of voorgeschreven feesten houdt de wet van onthouding of de wet van onthouding én vasten of de wet van vasten op, behalve gedurende de Vastenperiode; eveneens houdt de wet op op Stille Zaterdag namiddag (“item cessat Sabbato Sancto post meridiem.”)
Canon 1254, § 1. De wet van onthouding geldt voor allen die het zevende levensjaar voltooid hebben.
§2. Allen zijn gebonden aan de wet van vasten vanaf de voltooiing van het 21ste levensjaar tot het begin van het 60ste levensjaar.
Ook inzake vasten en onthouding is, zoals bekend, de Codex van 1983 minder strikt (of sommigen zouden zeggen, ‘aandachtiger voor de pastorale noden’). Zo is er enkel nog sprake van dagen van vasten én onthouding op Aswoensdag en Goede Vrijdag. Er wordt niet meer vermeld dat de wet ophoudt op Stille Zaterdag namiddag.
Bovendien stelt het document met de vernieuwde liturgische kalender van 1969 uitdrukkelijk in nr. 28 dat de Vastenperiode loopt van Aswoensdag tot aan de H. Mis van Witte Donderdag. Goede Vrijdag is ook in de codex van 1983 een dag van vasten en onthouding.
Maar wat dan op Stille Zaterdag? De nieuwe Codex en het document uit 1969 nr. 28 lijken te suggeren dat Stille Zaterdag geen vastendag (meer) is.
De oplossing ligt in het bestaan van de Paasvasten (ieiunium paschale). Hierover zegt Vaticanum II door middel van Sacrosanctum Concilium nr. 110:
“Bijzonder heilig moet zijn de paasvasten, die op Goede Vrijdag, de dag van het lijden en de dood van de Heer, overal gevierd moet worden en die, zo mogelijk, op Stille Zaterdag moet worden voortgezet, zodat men met een blij en oprecht hart tot de vreugde van het paasfeest kan komen.”
“Sacrum tamen esto ieiunium paschale, feria VI in Passione et Morte Domini ubique celebrandum et, iuxta opportunitatem, etiam Sabbato sancto producendum, ut ita, elato et aperto animo, ad gaudia dominicae Resurrectionis perveniatur.”
Deze tekst wordt herhaald in de brief van de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst Paschalis Sollemnitatis betreffende de viering van Pasen van 20 februari 1988 maar ook in het reeds genoemde document omtrent de liturgische kalender uit 1969, nr. 20: “Feria VI in Passione Domini, et, iuxta opportunitatem, etiam Sabbato sancto usque ad Vigiliam paschalem, ubique celebratur sacrum ieiunium paschale.”
Paschalis Sollemnitatis, nr. 39 zegt: "Heilig is het Paasvasten op de eerste en tweede dag van het triduum, waarop volgens de oud-christelijke traditie de Kerk vast "omdat de Bruidegom is weggenomen." Op Goede Vrijdag moet overal het vasten met onthouding in acht worden genomen [Cf. Mc 2,19-20; Tertullianus, De leiunio, 2 & 13, Corpus Christianorum II, p. 1271] en het verdient aanbeveling dat dit op Stille Zaterdag wordt voortgezet, zodat de Kerk onthecht en ontvankelijk tot de vreugde van de verrijzenis des Heren komt."
De verwijzing naar Tertullianus, die inderdaad in deze tekst spreekt over vastendagen “waarop de Bruidegom is weggenomen” is een gebruikelijke procedure van de theologie van de ‘ressourcement’, nl. een Vadertekst als argument aanhalen. Problematisch is wel dat deze tekst van Tertullianus waarschijnlijk uit zijn montanistische tijd stamt.
Niettemin kunnen we tot volgend besluit komen:
Het vasten op Stille Zaterdag, ook voor wie geen traditionalist is en de disciplinaire wetten van de codex van 1917 in acht neemt, is een gebruik dat een lange geschiedenis kent, een gebruik dat door de Kerk formeel is voorgeschreven geworden en nu nog altijd herhaaldelijk wordt aangeraden te behouden. Bovendien ligt het helemaal in de logica van Stille Zaterdag en het verwachten van Pasen. Vanuit de traditie, het leergezag en het gezonde verstand (de ‘analogia fidei’) kunnen we dus besluiten dat het vasten op Stille Zaterdag vanzelfsprekend dient te zijn.
Betreffende het concrete tijdstip dienen we te beseffen dat, wanneer de Codex van 1917 spreekt over "post meridiem" dit in een context was dat de Paaswake op Stille Zaterdag in de ochtend werd gevierd (de hervorming van Pius XII in 1956 heeft dit hersteld naar de avond). Paschalis Sollemnitatis, nr. 78 spreekt over het tijdstip van de Paaswake "na het vallen van de duisternis". De Nederlandse bisschoppen hebben beslist dat betekent omstreeks 20.30u/21u.
UPDATE (9 mei 2014)
Een alerte lezer merkte terecht op dat inhoudelijk en thomistisch de laatste zin niet correct is. Immers "de Paasvasten eindigt dus na afloop van de Paaswake" lijkt een canoniek bekrachtigde noodzakelijkheid te impliceren, iets wat logisch niet kan volgen uit bovenstaand betoog. We nemen daarom graag de suggestie van deze aankomende Thomist over en vervangen deze zin door: "Het is dus gepast (conveniens) dat de Paasvasten eindigt na afloop van de Paaswake"
Deze opmerking laat onverlet het argumentatieve voordeel en de consistentie van de 1917 positie.