donderdag, juni 27, 2013

Het nieuwe Directorium voor het Ambt en het Leven van de Priesters




Op 14 januari 2013 keurde Benedictus XVI de publicatie van een nieuw Directorium voor het Ambt en het Leven van de Priesters, vanwege de Congregatie voor de Clerus, goed. Een eerste versie was verschenen in 1994 en in het Nederlands in 1995 vertaald en uitgegeven als een bijzonder nummer van Kerkelijke Documentatie. De nieuwe editie is op www.clerus.org te downloaden.
Hier zijn enkele opvallende wijzigingen en aanvullingen ten opzichte van de eerste editie uit 1994.

A/Toegevoegd aan nr. 6 over de identiteit van de priester

“Dit bewustzijn van zijn identiteit is van bijzonder belang in de hedendaagse culturele context van de secularisatie waar “ de priester ‘vervreemd’ lijkt van het algemene aanvoelen, precies omwille van de meest fundamentele aspecten van zijn ambt, zoals daar zijn: een mens zijn van het heilige, onttrokken aan de wereld om ten gunste te spreken voor de wereld, waarbij hij tot deze zending aangesteld is door God en niet door de mensen (cf. Heb. 5,1)”[i]. 7/ Dit bewustzijn – gegrondvest op de ontologische band met Christus – neemt afstand van “functionalistische” opvattingen die de priester enkel hebben willen beschouwen als sociaal werker of uitvoerder van riten “met als gevaar het Priesterschap van Christus zelf te verraden” [ii] en het leven van de priester te reduceren tot een louter uitvoeren va plichten. Alle mensen een natuurlijke religieuze band die hen onderscheidt van elk ander levend wezen en die hen maakt tot zoekers van God. Echter, de mensen zoeken in de priester de man van God waarin zij Zijn Woord, Zijn Barmhartigheid en het Brood van de hemel ontdekken, het Brood dat “het Leven geeft aan de wereld” (Joh. 6, 33): “God is de enige rijkdom die de mensen uiteindelijk in een priester verlangen te vinden”[iii]. In het bewustzijn van zijn identiteit zal de priester, ten aanzien van tegenslag, ellende of verdrukking, ten aanzien van de geseculariseerde en relativistische mentaliteit die de fundamentele waarheden van ons geloof in twijfel trekt of ten aanzien van zovele andere situaties in de postmoderne cultuur, gelegenheden zien om zijn specifiek ambt van herder, geroepen om het Evangelie aan de wereld te verkondigen, uit te oefenen.”

B/Secties over missionair aspect van het priesterschap in de context van de Nieuwe Evangelisatie is sterk uitgebreid, nieuw is ook de sectie over het geestelijk vaderschap van de priester.

C/In de sectie over de gehoorzaamheid wordt, na het vaststellen dat een afwijkende mening op het gebied van geloof en zeden iets ernstigs is omdat het ergernis veroorzaakt en gelovigen in de war brengt, toegevoegd onder beroep op Benedictus XVI: “De oproep tot ongehoorzaamheid aan het definitieve Leergezag van de Kerk is niet een weg om de Kerk te vernieuwen.”

D/De sectie over de verplichting als geestelijke gekleed te gaan voegt toe: “De kerkelijke kleding is het uitwendig teken van een inwendige realiteit: “immers, de priester behoort niet meer toe aan zichzelf maar door het ontvangen van het sacramentele merkteken is hij “eigendom” van God. (CKK 1563, 1582). Zijn “toebehoren aan een Ander” moet voor iedereen herkenbaar worden door middel van een heldere getuigenis. … In de wijze van denken, spreken, beoordelen van de gebeurtenissen in de wereld, in de wijze van dienen en beminnen, zich verhouden tot personen, ook in de kleding, moet de priester de profetische kracht halen uit zijn sacramenteel toebehoren”.[iv]
Tevens wordt er toegevoegd dat ook de transeunt diaken ofwel de toog ofwel een passende kerkelijke kleding dient te dragen.

Het uitdrukkelijk noemen van de toog als eerste wordt nog onderstreept door de toevoeging van een andere sectie, nl. “Bovendien is de toog, ook in de vorm, de kleur en de waardigheid ervan, bijzonder geschikt omdat het de priesters duidelijk onderscheidt van de leken en beter het gewijde karakter van hun ambt doet inzien doordat het in herinnering brengt dat de priester altijd en op elk moment priester is, gewijd om te dienen, te onderrichten en de zielen te leiden en te heiligen, op de eerste plaats door middel van de viering van de sacramenten en de prediking van het Woord van God. Het dragen van het klerikale habijt fungeert bovendien als bescherming voor armoede en kuisheid.”

E/De zin “Gewijd om het heilig offer voort te zetten, toont de priester op de meest duidelijke wijze zijn identiteit” wordt nu ondersteund door een mooi citaat van Thomas: “Sacerdos habet duos actus: unum principalem, supra corpus Christi verum; et alium secundarium, supra corpus Christi mysticum. Secundus autem actus dependet a primo, sed non convertitur” (ST, Suppl., q. 36, a. 2, ad 1) of te wel “De priester bezit twee handelingen: de voornaamste over het ware lichaam van Christus en de secundaire over het mystieke lichaam van Christus. De tweede handeling echter hangt af van de eerste maar niet omgekeerd.”

F/Vanzelfsprekend wordt de sectie over de viering van de Eucharistie aangevuld met het leergezag van Benedictus XVI hieromtrent.

G/Nieuwe en uitgebreide secties betreffen de misintenties en het getijdengebed.

H/Sterk uitgebreid is ook de sectie met de argumenten ten gunste van het celibaat.

Kortom, deze en andere aanvullingen maken een Nederlandse vertaling noodzakelijk!



[i]      Benedictus XVI,  Toespraak Tot de deelnemers van het theologisch congres, georganiseerd door de Congregatie voor de Clerus (12 maart 2010).
[ii]     Ibid.
[iii]    Benedictus XVI, Toespraak tot de deelnemers aan de plenaire sessie van de Congregatie voor de Clerus ( 16 maart 2009).
[iv] Benedictus XVI,  Toespraak Tot de deelnemers van het theologisch congres, georganiseerd door de Congregatie voor de Clerus (12 maart 2010).

“Wij willen mensen niet wegjagen uit de Kerk” – Het dogma van de geleidelijkheid


Je hoort het wel vaker. Er worden duidelijk liturgische misbruiken vastgesteld maar de bevoegde personen verdedigen een niet-optreden (niet-optreden is natuurlijk ook een vorm van optreden!) want “we willen de mensen niet wegjagen uit de Kerk”, “je moet zulke dingen geleidelijk doen en niets forceren”, “een pastorale aanpak is nodig”, “er is al zoveel veranderd, nu nog meer veranderen, brengt alleen maar verwarring”, etc.

Het klinkt natuurlijk sympathiek om rekening te houden met de gevoelens van mensen en geleidelijkheid is op zich waardevol (alhoewel er grenzen zijn aan de geleidelijkheid, bv. wachten tot een actor van liturgische misbruiken overleden is alvorens in te grijpen is zo’n overschrijding van een grens) net zoals een uitleg van de correcties die men wil doorvoeren belangrijk is, maar bekijken we de zaak eens wat grondiger. Eigenlijk zegt men zoiets als “een misbruik verbeteren, beter maken, het goede proberen te bereiken, zal enkel de mensen wegjagen, brengt enkel verwarring”, etc. Terwijl iedereen het er over eens zal zijn dat per definitie een misbruik iets is wat gecorrigeerd dient te worden en het goede dient bevorderd te worden.

Je kunt niet twee dingen tegelijkertijd willen, nl. verbaal verkondigen dat je achter een hermeneutiek van de continuïteit staat en in het handelen of niet-handelen laten blijken dat er in feite een hermeneutiek van de breuk heerst. Ofwel probeer je de liturgie die je op een plek aantreft in overeenstemming te brengen met de traditie van de Kerk ofwel probeer je dit niet. Ook hier geldt, stilstand is achteruitgang. Wat er in feite gebeurt wanneer er niet opgetreden wordt, is een bevordering en ondersteuning van een mentaliteit die de Kerk afwijst.

“Maar dan komen de mensen niet meer”. Hier dienen we duidelijk en moedig te zijn. Duidelijk, nl. dat de Kerk, net zoals Christus, niet op zoek mag gaan naar applaus. Een Kerk die trouw is aan Christus zal altijd een struikelblok zijn. Moedig, nl. om correcties van misbruiken uit te leggen en te verhelderen door de gelovigen de volledige katholieke visie op sacramenten te geven. Als we zeggen dat de liturgie bepalend is voor de katholieke identiteit (en zelfs cultuurkatholieken zijn het daarover eens met hun esthetiek van wierook en Gregoriaans) en we werkelijk ernstig nemen wat Sacrosanctum Concilium zegt over de Eucharistie als “bron en hoogtepunt”, dan is elke liturgische misbruik schadelijk voor onze identiteit en dus voor een echt authentieke verkondiging van onze boodschap.

Er is dus een religieuze en morele plicht van elkeen een liturgisch misbruik te willen corrigeren of nog, er is zoiets als de zonde van het niet-willen zich ernstig inspannen om een liturgisch misbruik te willen corrigeren.

“Maar is het écht wel zo belangrijk”. Hierop dienen we te antwoorden met het adagium van Benedictus XVI: lex orandi, lex credendi, nl. de wijze waarop wij bidden, bepaalt wat wij geloven. Indien het meest heilige van de Kerk niet op een heilige wijze bejegend wordt, ja zelfs, ontheiligd wordt, dan zal ook al het overige ontheiligd worden. De core business van de Kerk is de aanbidding van God en de heiliging van de gelovigen en dat begint allereerst in de liturgie en de sacramenten.

Hoe langer een misbruik voortduurt, hoe verder een gelovige afdwaalt van de Kerk en een eigen traditie fabriceert: “Mijnheer pastoor, wij doen dit al jaren zo”. De liturgie is de plaats bij uitstek waar wij moeten werken aan het overwinnen van de tegenstelling pre-conciliair en post-conciliair.

woensdag, juni 19, 2013

Sint-Jozef in Eucharistische Gebeden II, III en IV - Decreet in Nederlandse vertaling


Congregatie voor de Goddelijke Eredienst en de Discipline van de Sacramenten

Decreet Paternas vices

Bij de uitoefening van de vaderlijke zorg jegens Jezus, heeft Sint Jozef van Nazareth, geplaatst aan het hoofd van het Gezin van de Heer, de taak in de heilseconomie vanwege de genade op schitterende wijze vervuld. En in de grootste gehechtheid aan het begin van de mysteries van het menselijk heil is hij een model van de vrijgevige nederigheid, die het christelijk geloof voert tot grootse doelen, en een getuigenis van de algemeen-menselijke en eenvoudige deugden, die noodzakelijk zijn opdat mensen goede en ware volgelingen van Christus zouden zijn. Door middel van deze deugden is deze rechtvaardige man, die op de meest beminnelijke wijze zorg gedragen heeft voor de Moeder van God en zich blijmoedig heeft gewijd aan de opvoeding van Jezus Christus, geworden tot hoeder van de kostbaarste schatten van God de Vader. Hierdoor is hij eveneens door de eeuwen heen onophoudelijk vereerd door het volk Gods als steun van dat mystieke lichaam dat de Kerk is.

De lekengelovigen in de Katholieke Kerk hebben voortdurend devotie betoond jegens Sint-Jozef en met plechtige riten en een onophoudelijke eredienst de gedachtenis van de zeer zuivere Bruidegom van de Moeder Gods en in het bijzonder van de hemelse Patroon van de gehele Kerk geëerd zodanig dat reeds de Zalige Paus Johannes XXIII ten tijde van het Allerheiligste Oecumenisch Concilie Vaticanum II heeft bepaald diens naam toe te voegen aan de aloude Romeinse Canon.

Paus Benedictus XVI heeft de zeer vrome wensen, schriftelijk aan hem gericht en afkomstig uit velerlei plaatsen, ontvangen en welwillend goedgekeurd en Paus Franciscus heeft dit recentelijk bevestigd, voor ogen houdend de volledige gemeenschap der Heiligen, die, eertijds met ons pelgrim in de wereld, ons naar Christus leiden en ons met Hem verenigen.

Daarom, en na aandachtig het hier uiteengezette bestudeerd te hebben, bepaalt deze Congregatie voor de Goddelijke Eredienst en de Discipline van de Sacramenten van harte, krachtens de bevoegdheid aan haar toegekend door Paus Franciscus, dat de naam van Sint-Jozef, Bruidegom van de Heilige Maagd Maria, van nu af aan in de Eucharistisch Gebeden II, III en IV van de derde ‘editio typica’ van het Romeinse Missaal wordt toegevoegd en dit na de naam van de Heilige Maagd Maria door toevoeging van de volgende woorden: in Eucharistisch gebed II “opdat, tezamen met de Heilige Maagd Maria, Moeder van God, met de Heilige Jozef, haar Bruidegom, met de heilige Apostelen”;  in Eucharistisch Gebed III: “met de Allerheiligste Maagd Maria, Moeder van God, met de Heilige Jozef, haar Bruidegom, met de heilige Apostelen”; in Eucharistisch Gebed IV: “met de Heilige Maagd Maria, Moeder van God, met de Heilige Jozef, haar Bruidegom, met de Apostelen”.

Betreffende de Latijnse tekst dienen  deze formuleringen gebruikt te worden, welke nu als zijnde typisch verklaard worden. Deze Congregatie zal weldra zelf voorzien in vertalingen in de meest verspreide westerse talen; wat de vertalingen in de andere talen betreft dienen deze door de Bisschoppenconferenties naar de normen van het recht vervaardigd te worden en door de Apostolische Stoel door middel van deze Congregatie erkend te worden.

Niettegenstaande al wat hiermee in strijd mocht zijn.

Uit de gebouwen van de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst en de Discipline van de Sacramenten, 1 mei 2013, Sint-Jozef Arbeider

Antonius Kardinaal Cañizares Llovera, Prefect
Arturus Roche, Aartsbisschop-Secretaris

[Het decreet besluit met de formuleringen in het Engels, Spaans, Italiaans, Portugees, Frans, Duits en Pools]
Vertaling uit het Latijn: Dr. J. Vijgen

woensdag, juni 12, 2013

Waarom is de missie onder de Joden een religieuze plicht?

Missie heeft tot doel iemand te brengen tot een vrije en ongedwongen bekering tot Jezus Christus en opname door doopsel in Zijn Kerk.

Het lijkt niet een religieuze plicht te zijn want
1/Vaticanum II zwijgt over de verplichting van missie onder Joden
2/Rom. 11, 28-29 zegt: “Al staan zij vijandig tegenover het evangelie omwille van u, toch blijven het Gods geliefden krachtens zijn uitverkiezing, omwille van de aartsvaders. Want God kent geen berouw over zijn genadegaven of zijn roeping.” Zie ook Lumen gentium 16 en Nostra aetate 4
3/Nostra aetate 4 onder verwijzing naar Rom. 11, 25-27: “Toch blijven de Joden, volgens de Apostel, aan God, die geen berouw kent over zijn genadegaven noch over zijn roeping, zeer dierbaar omwille van de Aartsvaders . Met de profeten en met dezelfde apostel ziet de Kerk uit naar de dag, aan God alleen bekend, waarop alle volken eenstemmig de Heer zullen aanroepen en "Hem zullen dienen schouder aan schouder" (Sef. 3, 9)”
4/Johannes Paulus II, Boodschap tot de Opperrabbijn van Rome, 22 mei 2004: “Già san Paolo, scrivendo ai Romani (cfr Rm 11,16-18), parlava della radice santa di Israele, sulla quale i pagani sono innestati in Cristo; «perché  i doni e la chiamata di Dio sono irrevocabili» (Rm 11,29) e voi continuate a essere il popolo primogenito dell’Alleanza (Liturgia del Venerdì Santo, Preghiera Universale, Per gli Ebrei).”

Daarentegen:
1/Missie is universeel. Vaticanum II zegt ook niet dat missie beperkt is tot sommige volkeren of dat de Joden uitgezonderd zijn van deze missie. Integendeel, Ad gentes 3 zegt: “Christus Jezus immers is in de wereld gezonden als de ware middelaar tussen God en de mensen. … De heilige Vaders verklaren voortdurend, dat datgene, wat door Christus niet is aangenomen, ook niet is genezen. …Wat nu de Heer eenmaal heeft gepredikt of wat in Hem is voltrokken tot heil van de mensheid, moet worden verkondigd en verbreid tot aan het uiteinde der aarde (Hand. 1, 8), te beginnen met Jeruzalem. Zo krijgt datgene, wat eenmaal volbracht is tot heil van allen, in de loop der tijden in allen zijn uitwerking.”
Ad gentes 7 zegt: “Allen moeten dus, wanneer zij Hem door de prediking van de Kerk hebben erkend, zich tot Hem bekeren en zich door het doopsel laten inlijven bij Hem en de Kerk, die zijn lichaam is. Want Christus zelf heeft "door uitdrukkelijk het geloof en het doopsel als noodzakelijk te verklaren, tevens de noodzakelijkheid bevestigd van de Kerk, waarin de mensen door de deur van het doopsel binnengaan. Daarom kunnen die mensen niet gered worden, die weten, dat de katholieke Kerk door God, door middel van Jezus Christus, als noodzakelijk is gesticht en toch weigeren, in haar binnen te gaan, of lid van haar te blijven”.
Ad gentes 7 gaat verder: “Ofschoon dus God langs wegen die Hem bekend zijn, de mensen, die buiten hun schuld het Evangelie niet kennen, tot het geloof kan brengen zonder hetwelk het onmogelijk is, Hem te behagen (Hebr. 11, 6), toch heeft de Kerk de dwingende plicht en tevens het heilige recht, het Evangelie te verkondigen. Daarom behoudt de missieactiviteit ten volle haar zin en noodzakelijkheid tegenwoordig even goed als altijd.”
Johannes Paulus II herhaalt dit in Redemptoris missio 2: “Maar wat mij nog meer aanspoort om de dringende noodzaak van de missionaire evangelisatie te verkondigen, is dat zij de eerste dienst is die de Kerk aan iedere mens en aan de gehele mensheid kan verlenen…”
2/Christus als de vervulling van de belofte in het verbond met het Joodse volk (de Schriftuurlijke basis hiervoor is evident) sluit uit dat er vandaag twee geldige verbonden zijn. Dit gezegd zijnde, hiermee staat niet in tegenspraak dat het Joodse volk een bijzondere relatie had en heeft met de Kerk van Christus.
3/De stelling, op basis van Rom. 11, dat God zijn verbond met het Joodse volk niet herroepen heeft en waarnaar ook Johannes Paulus II verwijst, roept meerdere kwesties op. A) Volgt uit de blijvende waarde van het Oude Testament en de niet-herroepen belofte van God dat alle vormen van Jodendom na het Nieuwe Testament geldig zijn? Zeker niet, want dit is in tegenspraak met Dominus Iesus. B/De uitspraak dat de Joden “het eerstgeboren volk van het Verbond blijven” (Johannes Paulus II) staat niet in tegenstelling met de gedachte dat dit Verbond in de geschiedenis is vervuld door Christus.