dinsdag, augustus 23, 2022

Traditi Humilitati Paus Pius VIII 1829


Uit de encycliek Traditi Humilitati van paus Pius VIII, 1829

“Hoewel de Heer ons troost door uw moed, Eerwaarde Broeders, zijn wij toch gedwongen bedroefd te zijn, omdat wij de wrede bitterheid voelen die de kinderen van deze eeuw ons, zelfs in een situatie van vrede, aandoen. Laat ons spreken, o broeders, over die bekende, duidelijke kwaden die wij met gemeenschappelijke tranen betreuren, en die wij met vereende krachten moeten corrigeren, uitroeien, verslaan. Laten we het hebben over de ontelbare dwalingen, de perverse leerstellingen die het katholieke geloof bestrijden, niet langer heimelijk en in het geheim, maar met openlijke woede.

Gij weet, hoe de goddelozen oorlogstekenen tegen de godsdienst hebben opgeworpen door hun toevlucht te nemen tot de wijsbegeerte, waarin zij zich leraren noemen, en tot dwaze drogredenen, ontleend aan wereldse denkbeelden. Deze Heilige Stoel van de gezegende Petrus, waarop Christus de grondslag van zijn Kerk heeft gelegd, wordt bovenal vervolgd; beetje bij beetje worden de banden van haar eenheid verbroken. Het gezag van de Kerk wordt ondermijnd, de heilige bedienaren worden geïsoleerd en veracht. De deugdzaamste voorschriften worden verworpen, met goddelijke riten wordt de spot gedreven, de aanbidding van God wordt door de zondaar verfoeid (Sir. 1, 32); alles wat met godsdienst te maken heeft, wordt beschouwd als een oude fabel en als ijdel bijgeloof. Wij zeggen met tranen: "Waarlijk, de leeuwen brulden over Israël (Jer. 2, 25); waarlijk, zij verzamelden zich tegen God en tegen Christus; waarlijk, de goddelozen riepen uit: verwoest Jeruzalem, verwoest het tot op de grondvesten" (Ps. 137, 7).

Dit is het doel van de verachtelijke samenzwering van de sofisten van deze eeuw, die geen onderscheid toestaan tussen de verschillende geloofsbelijdenissen; die menen dat de haven van het eeuwige heil openstaat voor allen, ongeacht hun godsdienstige belijdenis, en die van dwaasheid beschuldigen degenen die de godsdienst waarin zij zijn opgevoed verlaten om een andere te omhelzen, ook al is het de katholieke godsdienst. Het is zeker een afschuwelijk wonder van verdorvenheid om dezelfde lof toe te kennen aan waarheid en dwaling, aan deugd en ondeugd, aan eerlijkheid en oneerlijkheid.

Deze vorm van religieuze onverschilligheid is werkelijk dodelijk en wordt verworpen door het licht zelf van de natuurlijke rede, die ons duidelijk waarschuwt dat tussen tegenstrijdige godsdiensten, als de ene waar is, de andere noodzakelijkerwijs vals is, en dat er geen relatie kan zijn tussen licht en duisternis. Het is noodzakelijk, Eerwaarde Broeders, het volk te behoeden voor deze misleiders, te onderwijzen dat de katholieke godsdienst de enige ware is, volgens de woorden van de Apostel: "Eén Heer, één geloof, één doop" (Ef 4,5).”

“Maar gezien de tijd waarin wij leven, hebben wij besloten met klem aan te bevelen uw liefde voor de gezondheid van de zielen en in uw kudde een verering voor de heiligheid van het huwelijk bij te brengen, zodat er nooit iets gebeurt dat afbreuk doet aan de waardigheid van dit grote sacrament, dat de zuiverheid van het huwelijksbed aantast, dat enige twijfel kan insinueren over de onverbrekelijkheid van de huwelijksband. Dit kan worden bereikt indien het christelijke volk er ten volle van overtuigd is dat het huwelijk niet alleen onderworpen is aan menselijke wetten, maar ook aan de goddelijke wet; dat het moet worden beschouwd als een heilig goed en niet alleen als een aardse realiteit, en dat het daarom volledig onderworpen is aan de Kerk. Want de echtelijke band, die vroeger geen ander doel had dan voortplanting en voortzetting van de soort, is nu door Christus de Heer verheven tot de waardigheid van een sacrament en verrijkt met hemelse gaven, omdat de genade haar natuur vervolmaakt; daarom wordt die band niet zozeer verlevendigd door het nageslacht, als wel door hen op te voeden tot God en zijn goddelijke godsdienst; zo strekt zij ertoe het aantal aanbidders van de ware God te vermeerderen. Want het blijkt dat dit huwelijksverbond, waarvan God de auteur is, de eeuwigdurende en verheven vereniging van Christus de Heer met de Kerk uitbeeldt, en dat deze zeer innige verbintenis tussen man en vrouw een sacrament is, d.w.z. een heilig symbool van de onsterfelijke liefde van Christus voor zijn Bruid. Op deze wijze is het noodzakelijk het volk te onderrichten en het uit te leggen wat door de regels van de Kerk en de decreten van de concilies is bekrachtigd en wat is veroordeeld, opdat het volk zo handelt dat het de deugd van het sacrament verkrijgt en niet durft te doen wat de Kerk heeft veroordeeld; en voor zover wij kunnen, vragen wij u in deze te handelen met alle vroomheid, leer en ijver waarmee u begiftigd bent.”