dinsdag, december 31, 2013

2014: Het Jaar van Sint-Pius X

2014 is het jaar van Sint-Pius X! Wij gedenken de 100ste verjaardag van zijn overlijden en de 60ste verjaardag van zijn canonisatie!

Paus Pius XII zei over hem: "Pius X heeft eveneens bewezen de onvermoeibare voorvechter van de Kerk te zijn en de providentiële Heilige van onze tijd in de tweede van zijn meest eminente ondernemingen, welke in soms dramatische omstandigheden het aanzien had van de strijd van een reus, die een kostbare schat verdedigt : de inwendige eenheid van de Kerk in haar diepste grondslag : het geloof. De goddelijke Voorzienigheid had haar uitverkoren dienaar reeds vanaf zijn kinderjaren voorbereid in de schoot van zijn eenvoudige familie, waar een geest heerste van eerbied voor het gezag, gezonde gebruiken in ere werden gehouden en het geloof nauwgezet werd nageleefd. Natuurlijk zou iedere andere Paus krachtens de genade van staat de aanvallen, gericht op de grondslagen van de Kerk, hebben bestreden en afgeslagen. Men zal echter moeten erkennen, dat het inzicht en de kracht waarmee Pius X de glorieuze strijd tegen de dwalingen van het modernisme heeft gevoerd, in het licht stellen, dat de deugd van geloof met uitzonderlijke vurigheid brandde in zijn vrome ziel. Zijn enige zorg was, dat het erfdeel van God ongeschonden zou worden bewaard voor de kudde die hem was toevertrouwd. De grote Paus kende dan ook geen zwakheid ten overstaan van hoogwaardigheidsbekleders of gezagsdragers, geen weifelmoedigheid tegenover aantrekkelijke doch valse leerstellingen binnen of buiten de Kerk, en evenmin vreesde hij dat hij persoonlijk in opspraak zou komen of dat de zuiverheid van zijn bedoelingen op onrechtvaardige wijze zou worden miskend. Hij leefde in de overtuiging, dat hij streed voor de allerheiligste zaak van God en van de zielen. De woorden van Jezus tot de Apostel Petrus werden aan hem naar de letter vervuld : " Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet zou bezwijken, en gij... bevestig uw broeders" (
Lc. 22, 32). De belofte en het bevel van Christus verwekken eens te meer in de onwankelbare rots van een zijner Plaatsbekleders de ontembare moed van de kampvechter. Het is passend dat de Kerk, door Pius X in deze stonde de hoogste eer toe te kennen op dezelfde plaats waar de roem van Petrus door de eeuwen heen in onverminderde glans heeft geschitterd, hen beide aldus in één en dezelfde verheerlijking verenigend, hem haar dankbaarheid betuigt en tegelijkertijd zijn voorspraak inroept, opdat soortgelijke conflicten haar bespaard zullen blijven. De onderhavige kwestie, namelijk het behoud van de intieme eenheid van geloof en wetenschap, is voor geheel de mensheid zulk een verheven goed, dat ook dit tweede grote werk van de heilige Paus een belang heeft, dat de grenzen van de katholieke wereld verre overschrijdt. Wie, evenals het modernisme geloof en wetenschap scheidt door ze tegenover elkaar te plaatsen, zowel wat betreft hun oorsprong als wat betreft hun object, bewerkt in deze twee vitale gebieden een zo verderfelijke scheuring, dat "het geringste reeds meer dan dodelijk is ". De ervaring heeft het bewezen : de mens, die bij de eeuwwisseling reeds innerlijk verdeeld was, hoewel hij onder de bedrieglijke schijn van harmonie en geluk, gebaseerd op een zuiver menselijke vooruitgang, in de illusie verkeerde dat hij innerlijk onverdeeld was, scheen later te breken onder het gewicht van de werkelijkheid, die geheel anders was." (Bron)

Benedictus XVI zei over hem o.a.: "Trouw aan de taak zijn broeders in het geloof te bevestigen, greep de heilige Pius X vastberaden in ten overstaan van bepaalde tendensen op theologisch vlak tegen het einde van de XIXe eeuw en in het begin van de XXe eeuw, waarbij hij het “modernisme” veroordeelde teneinde de gelovigen te verdedigen tegen dwalingen en bevorderde hij een wetenschappelijke verdieping van de Openbaring in harmonie met de Traditie van de Kerk." (Bron)

Een video-impressie van zijn canonisatie in 1954 en terugkeer naar Venetië in 1959.


maandag, december 30, 2013

Liturgie en nostalgie

Peter Kwasniewski schrijft:
On this basis, one could distinguish between a superficial and sentimental nostalgia, and an existential, spiritual nostalgia rooted in the human soul’s longing for immortality, transcendence, and ineffable peace, stretching out towards the beautiful with eros and pathos. The former kind of nostalgia would tend to fixate on sad recollections of the past (being in this way close to regret tinged with self-pity), whereas the latter kind is characterized by a restless search for the absolutely beautiful Beloved, for which countless particular memories, experiences, and objects would serve as symbols. Nostalgia in the bad sense is enstatic, trapped within oneself, whereas nostalgia in the Wojtyłan-Ratzingerian sense is ecstatic, taking one out of oneself.
Lees hier de gehele bijdrage op NLM

woensdag, december 11, 2013

De bronnen van de liturgiehervorming

De notities van de commissie verantwoordelijk voor de hervorming van de liturgie zijn nu online te raadplegen op Fontes Commissionis Liturgicae. Een goudmijn aan informatie.
Lees bv. hier de discussie over behoud of afschaffen van de manipel (p. 3)
Of hier op p. 5 beweert Bonifatius Luykx OPraem dat in Afrika het Latijn gezien wordt als een restant van het kolonialisme en geassocieerd wordt met magie!

Paus Paulus VI in de VS in 1965

Paus Paulus VI te Rome op 18 oktober 1964, bij gelegenheid van de heiligverklaring van de martelaren van Uganda

zondag, december 08, 2013

Een nieuwe vorm van concelebratie?

Wij herdachten onlangs de 50ste verjaardag van Sacrosanctum Concilium. Daar lezen wij in nr. 8:
“In de aardse liturgie hebben wij door een voorsmaak deel aan de hemelse, die gevierd wordt in de heilige stad Jeruzalem, waarheen wij als pelgrims op weg zijn, waar Christus zetelt aan de rechterhand van Gods, als bedienaar van het heiligdom en van de ware tabernakel; met heel de menigte der hemelse legerscharen zingen wij het loflied van heerlijkheid voor de Heer; terwijl wij de gedachtenis van de heiligen vereren, verhopen wij een aandeel en gemeenschap met hen; wij verwachten als Heiland onze Heer Jezus Christus, totdat Hij, ons leven, Zelf verschijnt en ook wij met hem verschijnen in heerlijkheid.”


Is dit wat Benedictus XVI bedoelde toen hij schreef:
“Het vermogen om van de nieuwe communicatiemiddelen gebruik te kunnen maken is niet zozeer noodzakelijk om bij de tijd te blijven, maar veeleer om het voor de onbegrensde rijkdom van het Evangelie mogelijk te maken uitdrukkingsvormen te vinden, die in staat zijn om het verstand en het hart van alle mensen te bereiken.” (Benedictus XVI, 24 januari 2013, Boodschap voor de 47ste Wereld Communicatie dag)



Of heeft de Kerk inmiddels een nieuwe vorm van concelebratie ontdekt?
In deze context zijn de profetische woorden van aartsbisschop en later kardinaal Pierre-Paul Philippe OP, secretaris van de Congregatie voor de Religieuzen tijdens Vaticanum II belangrijk.
Over de concelebratie schrijft hij:
"Timendum igitur esset ne sacerdotes magis attenderent ad unionem inter se et cum Episcopo vel cum Superiore religioso, quam ad unionem singulorum cum Christo Sacerdote".
"Nunc vero, si habitualiter multi sacerdotes concelebrarent, timendum esset ne paulatim minus conciperent se esse 'alter Christus', neve apud eos deflueret debita pietas eucharistica." (Acta et documenta Concilio Oecumenico Vaticano II apparando, series II (Preparatoria), Vol. II Pars III, p. 128-129)

donderdag, december 05, 2013

Vragen omtrent EG 32

In Lumen Gentium nr. 23 lezen we:
“Door Gods Voorzienigheid hebben verschillende Kerken, door de apostelen en hun opvolgers op verschillende plaatsen gesticht, zich in de loop van de tijd aaneengesloten tot meerdere organische verbonden groepen, die met behoud van de eenheid van het geloof en van de goddelijke eenheidsstructuur van de universele Kerk, een eigen discipline bezitten, eigen liturgische gebruiken en een eigen erfgoed van theologie en spiritualiteit. Sommige van deze, met name de oude patriarchale Kerken, hebben als Moederkerken van het geloof, Dochterkerken voortgebracht, waarmee zij tot op onze tijd verbonden zijn door een intiemere band van liefde in het sacramentele leven en in een wederzijdse erkenning van rechten en plichten. Deze op eenheid gerichte verscheidenheid van plaatselijke Kerken is een des te schitterender bewijs van de katholiciteit van de ene en onverdeelde Kerk. Eveneens kunnen de bisschoppenconferenties tegenwoordig vruchtbaar en op velerlei wijze bijdragen tot een concrete verwezenlijking van de collegialiteit.”
Het Latijnse origineel is:
“Divina autem Providentia factum est ut variae variis in locis ab Apostolis eorumque successoribus institutae Ecclesiae decursu temporum in plures coaluerint coetus, organice coniunctos, qui, salva fidei unitate et unica divina constitutione universalis Ecclesiae, gaudent propria disciplina, proprio liturgico usu, theologico spiritualique patrimonio. Inter quas aliquae, notatim antiquae Patriarchales Ecclesiae, veluti matrices fidei, alias pepererunt quasi filias, quibuscum arctiore vinculo caritatis in vita sacramentali atque in mutua iurium et officiorum reverentia ad nostra usque tempora connectuntur(73). Quae Ecclesiarum localium in unum conspirans varietas indivisae Ecclesiae catholicitatem luculentius demonstrat. Simili ratione Coetus Episcopales hodie multiplicem atque fecundam opem conferre possunt, ut collegialis affectus ad concretam applicationem perducatur.”
Op basis hiervan redeneert Evangelii Gaudium in nr. 32:
“Il Concilio Vaticano II ha affermato che, in modo analogo alle antiche Chiese patriarcali, le Conferenze episcopali possono «portare un molteplice e fecondo contributo, acciocché il senso di collegialità si realizzi concretamente» [citaat LG 23]. Ma questo auspicio non si è pienamente realizzato, perché ancora non si è esplicitato sufficientemente uno statuto delle Conferenze episcopali che le concepisca come soggetti di attribuzioni concrete, includendo anche qualche autentica autorità dottrinale.[Verwijzing naar Apostolos Suos].  Un’eccessiva centralizzazione, anziché aiutare, complica la vita della Chiesa e la sua dinamica missionaria.”
In Apostolos Suos nr. 22 lezen we:
“Als de in de Bisschoppenconferentie verzamelde bisschoppen nieuwe vraagstukken behandelen en ervoor zorgen dat de boodschap van Christus het geweten van de mensen verlicht en leidt bij het vinden van een antwoord op de nieuwe problemen die door de veranderingen in de samenleving rijzen, oefenen zij gezamenlijk hun leerambt uit. Ze zijn zich daarbij bewust van de beperkingen van hun uitspraken die niet de kenmerken hebben van het algemeen leergezag, ook al zijn ze officieel en authentiek, en in verbondenheid met de Apostolische Stoel. Daarom moeten zij zorgvuldig vermijden het leerstellige werk van bisschoppen uit andere gebieden te doorkruisen, en rekening houden met de weerklank die gebeurtenissen uit een bepaald gebied, dankzij de communicatiemiddelen, in wijde omgeving en zelfs in de hele wereld hebben. Ervan uitgaande dat het authentieke leergezag van de bisschoppen, namelijk datgene wat zij leren in zoverre ze met Christus’ gezag zijn bekleed, altijd in gemeenschap moet zijn met het hoofd van het College en met zijn leden, kunnen de uitspraken van de Bisschoppenconferenties op leerstellig gebied, als ze eenstemmig zijn goedgekeurd, ongetwijfeld openbaar gemaakt worden namens de Bisschoppenconferenties zelf, en moeten de gelovigen zich met religieuze eerbied van geest houden aan dit authentiek leergezag van hun bisschoppen. Maar als er geen eenstemmigheid is verkregen, kan de eenvoudige meerderheid van de bisschoppen van een Conferentie een eventuele uitspraak niet openbaar maken als authentiek magisterium van die Conferentie waaraan de gelovigen van het gebied zich zouden moeten houden, tenzij deze uitspraak de erkenning (recognitio) heeft verkregen van de Apostolische Stoel, die deze recognitio niet zal geven als er geen gekwalificeerde meerderheid is. De tussenkomst van de Apostolische Stoel is analoog aan die welke nodig is opdat de Bisschoppenconferentie algemene decreten kan uitvaardigen. De recognitio van de Heilige Stoel heeft bovendien tot doel ervoor te zorgen dat bij het behandelen van de nieuwe vraagstukken die tengevolge van de voor onze tijd kenmerkende snelle maatschappelijke en culturele veranderingen aan de orde komen, het leerstellig antwoord de onderlinge eenheid bevordert, en niet schadelijk is voor eventuele uitspraken van het universeel leergezag, maar deze veeleer voorbereidt.”
Hier nu stellen zich een aantal vragen:
1/Wat kan de Paus bedoelen met een “autentica autorità dottrinale” voor de bisschoppenconferenties?
2/Kan een bisschoppenconferentie wel een subject zijn van collegiaal gezag of een tussen-instantie tussen  de individuele bisschoppen en het gehele bisschoppencollege? Alvast Kardinaal Ratzinger dacht van niet (zie de presentatie van Apostolos Suos in L’Osservatore Romano van 24 juli 1998)
3/Kan de bedoeling van Paus Franciscus het gevaar van een reductie van de Kerk tot een federatie van nationale kerken, waarvoor Kardinaal Ratzinger al in 1985 waarschuwde (zie Rapporto sulla fede) wegnemen?
4/Is een bisschoppenconferentie niet sowieso van kerkelijk recht en niet van goddelijk recht; een bisschoppenconferentie is immers niet, zoals het bisschoppencollege door Christus ingesteld als opvolger van het apostelcollege.

dinsdag, december 03, 2013

Van Broodje Paap komt deze leuke tekst die wij hier om archivarische redenen overnemen:
Ik herinner mij een homilie van een pater die de gelovigen meedeelde dat brood en wijn niet ‘letterlijk’ in het lichaam en bloed van Christus veranderen, maar op ‘substantieel niveau’, waarop een verontruste kerkganger naar voren liep en de pater openlijk van ketterij begon te beschuldigen. De pater bewaarde echter zijn kalmte en gaf het antwoord dat elke verstandige katholiek op zo’n moment moet geven: ‘Thomas van Aquino schreef het al in zijn Summa’. Een beetje katholiek weet dat tegen zo’n uitspraak geen hoger beroep mogelijk is.

Paus Leo XIII en de Belgische metropoliet Désiré Félicien François Joseph kardinaal Mercier hebben de bestudering van de Summa Theologiae aanbevolen, hoewel de Summa eigenlijk geen aanbeveling nodig heeft, zelfs niet van paus Leo XIII of van de Belgische metropoliet Désiré Félicien François Joseph kardinaal Mercier. Een katholieke site waar niet in elk artikel één keer de uitdrukking ‘Thomas schreef reeds in de Summa…’ voorkomt is een onbetrouwbare katholieke site, neem dat maar van mij aan. Als ze nog onder ons waren geweest, hadden Leo XIII of de Belgische metropoliet Désiré Félicien François Joseph kardinaal Mercier dat kunnen bevestigen. De Summa is eigenlijk zo’n belangrijk boek dat je het niet eens meer hoeft te lezen. Als ik desondanks wel in de Summa wil gaan lezen, merk ik dat ik een onweerstaanbare druk voel ter hoogte van mijn knieën en dat ik in aanbidding neerzink, zo goed is de Summa, en ik stel me dan ook het eeuwig leven voor als een altijddurend hoorcollege over de Summa.

Hoe gaan wij nu om met de Summa? Met de opperste zorg en liefde natuurlijk. Vooreerst is het van belang een dure editie aan te schaffen met minimaal twee leeslinten per pagina, want één letter van Summa bevat meer wijsheid dan alle werken van de moderne filosofen bij elkaar. Het is niet ongebruikelijk hiervoor iets waardevols te verkopen, zoals uw koelkast of huisdier. Als u regelmatig bezoek krijgt van medekatholieken is het raadzaam de Summa op ooghoogte in de boekenkast te plaatsen, zodat deze goed zichtbaar is. Daaromheen kunt u alle commentaren op de Summa plaatsen, zoals de boeken van Prof. Leo Elders S.V.D. of pater Réginald Marie Garrigou-Lagrange O.P. Sommige mensen plaatsen er zelfs een klein waxinelichtje voor, voor de Summa natuurlijk, niet voor de commentaren van Prof. Leo Elders S.V.D. of de boeken van pater Réginald Marie Garrigou-Lagrange O.P. Dat zou wat overdreven zijn, vind ik.  Paus Leo XIII of de Belgische metropoliet Désiré Félicien François Joseph kardinaal Mercier zouden dat vast onderschrijven, tenminste als paus Leo XIII en de Belgische metropoliet Désiré Félicien François Joseph kardinaal Mercier nog hadden geleefd. Als uw katholieke gast uw kamer betreedt, zal hij meestal verheugd uitroepen ‘als dat de Summa niet is!’ Vervolgens ontstaat er levendig gesprek waarvan de zekere uitkomst luidt dat er ‘geen heil is buiten de Summa’. Ga vervolgens niet in op de inhoud van de Summa, want daarmee kunt u uw gast of uzelf ernstig in verlegenheid brengen. Dat is niet goed en als katholiek moet je goede vruchten voortbrengen. Thomas schreef dit reeds in de Summa.

Tegen het einde van zijn leven vroeg Thomas zich af of alles wat hij had geschreven geen ‘stro’ was geweest. Ik vind dat een brutale vraag, een vraag die paus Leo XIII en de Belgische metropoliet Désiré Félicien François Joseph kardinaal Mercier zeker niet hadden kunnen waarderen. Eigenlijk had de Kerk Thomas meteen in de ban moeten doen, toen hij zich dit afvroeg. Een fatsoenlijk katholiek trekt niet ongestraft de betekenis van de Summa in twijfel. Ik wil zelfs nog verder gaan: als onze Moeder de heilige Kerk had geweten dat de schrijver van de Summa iemand was die het aardig vond om de Summa met ‘stro’ te vergelijken, dan had ze de Summa meteen verboden en had Thomas zijn heiligverklaring wel op zijn buik kunnen schrijven of erger nog: dan had de Kerk hem onmiddellijk overgedragen aan de dominicanen. Die weten wel raad met lieden die de Summa met ‘stro’ vergelijken. De katholieke kerk is een barmhartige kerk, maar laat natuurlijk niet met zich spotten. Als we de Summa met ‘stro’ gaan vergelijken is het einde zoek. Dan kunnen we net zo goed dronken ter communie gaan, vind ik.

Thomas stierf in 1274 te Fossanova. Sinds 1970 vieren katholieken zijn feest op 28 januari.

zondag, december 01, 2013

De secreta voor de Apostel Andreas



Op 30 november viert de Kerk in zowel de gewone als de buitengewone vorm het feest van de Apostel Andreas.
Stellen we volgende gebeden over de gaven tegenover elkaar.
Gebed over de gaven (1969/1970)
Concede nobis, omnipotens Deus, ut his muneribus, quae in beati Andreae festivitate deferimus, et tibi placeamus exhibitis, et vivificemur ecceptis. Per Christum Dominum nostrum.
Secreta (1962)
Sacrificium nostrum tibi, Domine, quaesumus, beati Andreae, Apostoli precatio sancta conciliet; ut, in cuius honore solemniter exhibetur, eius meritis efficiatur acceptum. Per Dominum Nostrum Iesum Christum…
We merken dat bij het ‘herschrijven de ‘novus ordo’ de begrippen ‘offer’ (sacrificium) en ‘verdienste’ (meritis) heeft weggelaten.
Toevallig twee begrippen die bij protestanten niet in goede aarde vallen!?
Carlo Braga, assistent van Annibale Bugnini schrijft in ‘Il Proprium de Sanctis’ in Ephemerides Liturgicae 84 (1970), p. 419: “Altre volte l’opportunità di una revisione del linguaggio è dettata da esigenze ecumeniche; espressioni che richiamano posizioni o lotte del passato non sono più in armonia con le nuove posizioni della Chiesa”.
Kortom, omwille van de oecumene is voor een andere taal gekozen. Meer zelfs, blijkbaar heeft/had de Kerk in 1970 dermate nieuwe standpunten ingenomen dat discussies van het verleden niet meer aan de orde zijn. Waar staat geschreven dat ‘offer’ en ‘verdienste’ discussies uit het verleden betreffen?

dinsdag, november 26, 2013

Een enigmatische voorwaarde in Evangelii Gaudium



In nr. 40 van Evangelii Gaudium lezen we “Differing currents of thought in phi­losophy, theology and pastoral practice, if open to being reconciled by the Spirit in respect and love, can enable the Church to grow, since all of them help to express more clearly the immense riches of God’s word. For those who long for a monolithic body of doctrine guarded by all and leaving no room for nuance, this might appear as undesirable and leading to confusion. But in fact such variety serves to bring out and develop different facets of the inexhaustible riches of the Gospel.”

The crux van deze passage ligt natuurlijk in de enigmatische voorwaarde “if open to being reconciled by the Spirit in respect and love.” Sowieso geldt Dei verbum nr. 10 dat zegt “De taak nu om op authentieke wijze het geschreven of overgeleverde woord Gods te verklaren is alleen aan het levend leerambt van de Kerk toevertrouwd, dat zijn gezag uitoefent in naam van Jezus Christus. Dit leerambt echter staat niet boven het woord Gods maar is de dienaar er van door alleen te leren wat overgeleverd is, voorzover het namelijk dit overgeleverde krachtens goddelijke opdracht en onder de bijstand van de Heilige Geest, met eerbied aanhoort, heilig bewaart en trouw uiteenzet, en doordat het uit deze éne geloofsschat alles put, wat het als door God geopenbaard te geloven voorhoudt.”

Een aanwijzing vinden we ook in nr. 131 waar we lezen: “Differences between persons and communities can sometimes prove uncomfortable, but the Holy Spirit, who is the source of that diversity, can bring forth something good from all things and turn it into an attractive means of evangelization. Diversity must always be reconciled by the help of the Holy Spirit; he alone can raise up diversity, plurality and multiplicity while at the same time bringing about unity. When we, for our part, aspire to diversity, we become self-enclosed, exclusive and divisive; similarly, whenever we attempt to create unity on the basis of our human calculations, we end up imposing a monolithic uniformity. This is not helpful for the Church’s mission.”

Tegenover de verzoening door de H. Geest wordt hier in nr. 131 menselijke berekening geplaatst. Een “monolithic body of doctrine” zou dan het resultaat zijn van louter menselijke inspanningen.

Het thomisme voelt zich alleszins niet aangesproken. Zelfs Garrigou-Lagrange, niet meteen een exponent van vaagheid, schreef: “La puissance d’assimilation contenue dans une doctrine philosophique et théologique montre la valeur, l’élévation et l’universalité de ses principes... De ce point de vue ... le thomisme peut s’assimiler ce qu’il a de vrai dans les différentes tendances qui subsistent dans la philosophie contemporaine.” (Synthèse thomiste, Paris 1947, pp. 558-559).

Bovendien is er nr. 50 van Fides et Ratio waar we lezen : "Het kerkelijk leergezag kan en moet daarom in het licht van het geloof met gezag zijn taak van kritische onderscheiding tegenover filosofieën en opvattingen uitoefenen, die niet overeenstemmen met de christelijke leer. Het is vooral de opgave van het leergezag om aan te geven welke filosofische vooronderstellingen en conclusies onverenigbaar zijn met de geopenbaarde waarheid en tegelijkertijd de eisen te formuleren die aan de wijsbegeerte, vanuit het aspect van het geloof opgelegd worden. In de loop van de ontwikkeling van de wijsgerige kennis zijn bovendien verschillende denkscholen ontstaan. Ook dit pluralisme legt het leergezag de verantwoordelijkheid op om zijn oordeel uit te spreken over de verenigbaarheid respectievelijk de onverenigbaarheid van de basisprincipes, waarop deze scholen steunen, met de aanspraken van het woord van God en het theologisch onderzoek.
De Kerk heeft de plicht om te laten zien wat in een wijsgerig systeem onverenigbaar met haar geloof kan blijken. Want veel wijsgerige inhouden, zoals de thema's God, mens, zijn vrijheid en zijn morele handelen, appelleren direct aan de Kerk, omdat zij raken aan de door haar behoede geopenbaarde waarheid. Wij bisschoppen hebben, wanneer we deze onderscheiding toepassen, de opdracht, "getuigen van de waarheid" te zijn, bij de uitoefening van een deemoedige maar onvermoeibare dienst, die iedere filosoof zou moeten erkennen, tot voordeel van de recta ratio, dat wil zeggen het verstand dat op de juiste wijze nadenkt over het ware.”

zaterdag, november 16, 2013

De collecta voor Gertrudis van Helfta


 



Vandaag viert de Kerk zowel in de gewone als in de buitengewone vorm de H. Gertrudis van Helfta (1256-1301). Haar geschriften vormen een belangrijke etappe in de groei van de devotie tot het Heilig Hart, net zoals dit het geval is geweest met de 17e eeuwse Marghareta Maria Alacoque (zie onze post hier).
Men dient zich af te vragen waarom zovele gebeden in het nieuwe missaal veranderd zijn. Welke opvatting over geloof en theologie gaat hierachter schuil?

De collecta in MR 1962 luidt:
“Deus, qui in corde beatae Gertrudis Virginis jucundam tibi mansionem praeparasti: ipsius meritis et intercessione cordis nostri maculas clementer absterge, et eiusdem tribue gaudere consortio.” (De woorden in vet ondergaan een wijziging)
Het openingsgebed in MR 1969/70 luidt:
“Deus, qui iucundam tibi mansionem in corde beatae Gertrudis virginis praeparasti, ipsius intercessione, cordis nostri tenebras clementer illustra, ut te in nobis praesentem et operantem laetanter experiamur.”
In vertaling voor 1962 is dit:
“God, die U een welgevallig verblijf bereid heb in het hart van de heilige maagd Gertrudis, om haar verdiensten en op haar voorspraak, zuiver goedgunstig ons hart van de smetten en doe ons haar gezelschap genieten.”
In vertaling voor 1969/70 is dit:
“God, die U een welgevallig verblijf bereid heb in het hart van de heilige maagd Gertrudis, op haar voorspraak, verlicht goedgunstig het duister van ons hart, opdat wij met vreugde ervaren dat Gij in ons aanwezig en werkzaam zijt.”

In tegenstelling tot Maria Alacoque, heeft men tenminste het woord 'hart' laten staan zodat de verwijzing naar de H. Hart devotie er nog is.
Wij weten uit de geschriften van Bugnini en anderen dat het een bekommernis van het Consilium was de teksten van de Novus Orde zo oecumenisch mogelijk te maken.
Is dit de reden waarom in het nieuwe gebed er geen sprake meer is van verdiensten (“meritis”)?
Is de pastorale aanpak verantwoordelijk voor het feit dat er niet meer sprake is van de sterke taal omtrent het zuiveren van de smetten in onze harten, maar enkel nog over de verlichting van de duisternis, een taalgebruik dat minder ‘beledigend’ klinkt?
Tot slot wordt het nieuwe gebed afgesloten met een ‘veraardsing’, het hier en nu staat centraal en niet meer het einddoel van het leven. Wij vragen niet meer met haar in de hemel verenigd te worden maar hier op aarde Gods aanwezig te ‘ervaren’. Met dit laatste is niks mis mee (afgezien van de absolute subjectiviteit van de term ‘ervaring’) maar feit is wel dat het eschatologisch perspectief volledig weggelaten is.

De diepe wortels van de situatie van de Kerk in België



In een lezersbrief in Kerk & Leven van 13 november 2013 (p. 19) spreekt een lezer zijn waardering uit voor de onlangs overleden Antoon Vergote (1921-2013), de bekende priester, theoloog en psycholoog (zie hier en hier). De lezer schrijft dat zij samen in 1955-1956 in Parijs in een Belgisch studentenhuis verbleven hebben. Vervolgens geeft de schrijver een anekdote weer.

“Op een zondag was ik, na een uitgelopen studentikoze zaterdagnacht, niet naar de mis in de internationale studentenparochie geweest. Het was de allereerste keer dat me dat overkwam en ik voelde me rot. Ik wilde dat biechten – zo waren wij tenslotte opgevoed. Maar Vergote glimlachte warmhartig: “Zoiets moet je niet biechten”, zei hij. “Vanavond op je kamer bidden, is veel belangrijker.”

Indien we uitgaan van de betrouwbaarheid van deze anekdote (er kan natuurlijk sprake zijn van een Scalfari-effect: een hoogbejaarde man citeert vanuit zijn geheugen en, vanuit een bepaalde vooringenomenheid, neemt hij zijn wensen voor waarheid) en ons onthouden van commentaar op de persoon van Antoon Vergote, dan blijkt uit deze anekdote welke diepe wortels de situatie van de Kerk in België heeft.
Deze uitspraak van Vergote doet niet meer of niet minder dan het veronachtzamen van de sacramenten van Biecht en Eucharistie, en dit onder het mom van een niet-katholieke ecclesiologie en het miskennen van iemands verantwoordelijkheid.
Wij alvast herinneren aan de woorden van Pius XII uit een toespraak tot de priesters van Rome in 1943, woorden waarvan wij mogen verwachten dat zij ook in 1955-1956 bij de betrokkenen bekend waren:

“Zoals het lichaam nood heeft aan stoffelijk voedsel dat het in stand moet houden, zo ook behoeft de ziel het brood dat haar voedt, groeikracht geeft en de krachten herstelt die ze nodig heeft om steeds te volharden in de deugdbeoefening en te zegevieren over de driften. De Kerk nu roept ons, vooral op de zondag, tot dit hemels feestmaal. Het is een zware verplichting mis te horen op de feestdagen. Hoe dikwijls nochtans staan wij niet voor bijna verlaten kerken? Een christenmens die te gemakkelijk denkt dat hij om gelijk welke lichte en onbeduidende reden van die zware verplichtingen ontslagen is, is die naam niet waardig; en Wij beelden ons gaarne in dat de gelovigen niet aldus zouden handelen, hadden zij maar een klare en diepe kijk op en een vurige liefde tot het eucharistisch geheim. Gij moet hun derhalve dit verlossend offer van de GodMens uiteenzetten; hun aantonen dat het het middelpunt is van de katholieke eredienst. Verklaart hun welke de betekenis en de waardigheid van de katholieke priester zijn, en leert hun hoe zij met godsvrucht en geestelijk voordeel bij het heilig Misoffer kunnen tegenwoordig zijn. Welke waarde zou feitelijk de maatschappelijke eredienst hebben indien hij niet aanspoorde tot persoonlijke deelname en zelfheiliging?” (Bron)