dinsdag, november 26, 2013

Een enigmatische voorwaarde in Evangelii Gaudium



In nr. 40 van Evangelii Gaudium lezen we “Differing currents of thought in phi­losophy, theology and pastoral practice, if open to being reconciled by the Spirit in respect and love, can enable the Church to grow, since all of them help to express more clearly the immense riches of God’s word. For those who long for a monolithic body of doctrine guarded by all and leaving no room for nuance, this might appear as undesirable and leading to confusion. But in fact such variety serves to bring out and develop different facets of the inexhaustible riches of the Gospel.”

The crux van deze passage ligt natuurlijk in de enigmatische voorwaarde “if open to being reconciled by the Spirit in respect and love.” Sowieso geldt Dei verbum nr. 10 dat zegt “De taak nu om op authentieke wijze het geschreven of overgeleverde woord Gods te verklaren is alleen aan het levend leerambt van de Kerk toevertrouwd, dat zijn gezag uitoefent in naam van Jezus Christus. Dit leerambt echter staat niet boven het woord Gods maar is de dienaar er van door alleen te leren wat overgeleverd is, voorzover het namelijk dit overgeleverde krachtens goddelijke opdracht en onder de bijstand van de Heilige Geest, met eerbied aanhoort, heilig bewaart en trouw uiteenzet, en doordat het uit deze éne geloofsschat alles put, wat het als door God geopenbaard te geloven voorhoudt.”

Een aanwijzing vinden we ook in nr. 131 waar we lezen: “Differences between persons and communities can sometimes prove uncomfortable, but the Holy Spirit, who is the source of that diversity, can bring forth something good from all things and turn it into an attractive means of evangelization. Diversity must always be reconciled by the help of the Holy Spirit; he alone can raise up diversity, plurality and multiplicity while at the same time bringing about unity. When we, for our part, aspire to diversity, we become self-enclosed, exclusive and divisive; similarly, whenever we attempt to create unity on the basis of our human calculations, we end up imposing a monolithic uniformity. This is not helpful for the Church’s mission.”

Tegenover de verzoening door de H. Geest wordt hier in nr. 131 menselijke berekening geplaatst. Een “monolithic body of doctrine” zou dan het resultaat zijn van louter menselijke inspanningen.

Het thomisme voelt zich alleszins niet aangesproken. Zelfs Garrigou-Lagrange, niet meteen een exponent van vaagheid, schreef: “La puissance d’assimilation contenue dans une doctrine philosophique et théologique montre la valeur, l’élévation et l’universalité de ses principes... De ce point de vue ... le thomisme peut s’assimiler ce qu’il a de vrai dans les différentes tendances qui subsistent dans la philosophie contemporaine.” (Synthèse thomiste, Paris 1947, pp. 558-559).

Bovendien is er nr. 50 van Fides et Ratio waar we lezen : "Het kerkelijk leergezag kan en moet daarom in het licht van het geloof met gezag zijn taak van kritische onderscheiding tegenover filosofieën en opvattingen uitoefenen, die niet overeenstemmen met de christelijke leer. Het is vooral de opgave van het leergezag om aan te geven welke filosofische vooronderstellingen en conclusies onverenigbaar zijn met de geopenbaarde waarheid en tegelijkertijd de eisen te formuleren die aan de wijsbegeerte, vanuit het aspect van het geloof opgelegd worden. In de loop van de ontwikkeling van de wijsgerige kennis zijn bovendien verschillende denkscholen ontstaan. Ook dit pluralisme legt het leergezag de verantwoordelijkheid op om zijn oordeel uit te spreken over de verenigbaarheid respectievelijk de onverenigbaarheid van de basisprincipes, waarop deze scholen steunen, met de aanspraken van het woord van God en het theologisch onderzoek.
De Kerk heeft de plicht om te laten zien wat in een wijsgerig systeem onverenigbaar met haar geloof kan blijken. Want veel wijsgerige inhouden, zoals de thema's God, mens, zijn vrijheid en zijn morele handelen, appelleren direct aan de Kerk, omdat zij raken aan de door haar behoede geopenbaarde waarheid. Wij bisschoppen hebben, wanneer we deze onderscheiding toepassen, de opdracht, "getuigen van de waarheid" te zijn, bij de uitoefening van een deemoedige maar onvermoeibare dienst, die iedere filosoof zou moeten erkennen, tot voordeel van de recta ratio, dat wil zeggen het verstand dat op de juiste wijze nadenkt over het ware.”

zaterdag, november 16, 2013

De collecta voor Gertrudis van Helfta


 



Vandaag viert de Kerk zowel in de gewone als in de buitengewone vorm de H. Gertrudis van Helfta (1256-1301). Haar geschriften vormen een belangrijke etappe in de groei van de devotie tot het Heilig Hart, net zoals dit het geval is geweest met de 17e eeuwse Marghareta Maria Alacoque (zie onze post hier).
Men dient zich af te vragen waarom zovele gebeden in het nieuwe missaal veranderd zijn. Welke opvatting over geloof en theologie gaat hierachter schuil?

De collecta in MR 1962 luidt:
“Deus, qui in corde beatae Gertrudis Virginis jucundam tibi mansionem praeparasti: ipsius meritis et intercessione cordis nostri maculas clementer absterge, et eiusdem tribue gaudere consortio.” (De woorden in vet ondergaan een wijziging)
Het openingsgebed in MR 1969/70 luidt:
“Deus, qui iucundam tibi mansionem in corde beatae Gertrudis virginis praeparasti, ipsius intercessione, cordis nostri tenebras clementer illustra, ut te in nobis praesentem et operantem laetanter experiamur.”
In vertaling voor 1962 is dit:
“God, die U een welgevallig verblijf bereid heb in het hart van de heilige maagd Gertrudis, om haar verdiensten en op haar voorspraak, zuiver goedgunstig ons hart van de smetten en doe ons haar gezelschap genieten.”
In vertaling voor 1969/70 is dit:
“God, die U een welgevallig verblijf bereid heb in het hart van de heilige maagd Gertrudis, op haar voorspraak, verlicht goedgunstig het duister van ons hart, opdat wij met vreugde ervaren dat Gij in ons aanwezig en werkzaam zijt.”

In tegenstelling tot Maria Alacoque, heeft men tenminste het woord 'hart' laten staan zodat de verwijzing naar de H. Hart devotie er nog is.
Wij weten uit de geschriften van Bugnini en anderen dat het een bekommernis van het Consilium was de teksten van de Novus Orde zo oecumenisch mogelijk te maken.
Is dit de reden waarom in het nieuwe gebed er geen sprake meer is van verdiensten (“meritis”)?
Is de pastorale aanpak verantwoordelijk voor het feit dat er niet meer sprake is van de sterke taal omtrent het zuiveren van de smetten in onze harten, maar enkel nog over de verlichting van de duisternis, een taalgebruik dat minder ‘beledigend’ klinkt?
Tot slot wordt het nieuwe gebed afgesloten met een ‘veraardsing’, het hier en nu staat centraal en niet meer het einddoel van het leven. Wij vragen niet meer met haar in de hemel verenigd te worden maar hier op aarde Gods aanwezig te ‘ervaren’. Met dit laatste is niks mis mee (afgezien van de absolute subjectiviteit van de term ‘ervaring’) maar feit is wel dat het eschatologisch perspectief volledig weggelaten is.

De diepe wortels van de situatie van de Kerk in België



In een lezersbrief in Kerk & Leven van 13 november 2013 (p. 19) spreekt een lezer zijn waardering uit voor de onlangs overleden Antoon Vergote (1921-2013), de bekende priester, theoloog en psycholoog (zie hier en hier). De lezer schrijft dat zij samen in 1955-1956 in Parijs in een Belgisch studentenhuis verbleven hebben. Vervolgens geeft de schrijver een anekdote weer.

“Op een zondag was ik, na een uitgelopen studentikoze zaterdagnacht, niet naar de mis in de internationale studentenparochie geweest. Het was de allereerste keer dat me dat overkwam en ik voelde me rot. Ik wilde dat biechten – zo waren wij tenslotte opgevoed. Maar Vergote glimlachte warmhartig: “Zoiets moet je niet biechten”, zei hij. “Vanavond op je kamer bidden, is veel belangrijker.”

Indien we uitgaan van de betrouwbaarheid van deze anekdote (er kan natuurlijk sprake zijn van een Scalfari-effect: een hoogbejaarde man citeert vanuit zijn geheugen en, vanuit een bepaalde vooringenomenheid, neemt hij zijn wensen voor waarheid) en ons onthouden van commentaar op de persoon van Antoon Vergote, dan blijkt uit deze anekdote welke diepe wortels de situatie van de Kerk in België heeft.
Deze uitspraak van Vergote doet niet meer of niet minder dan het veronachtzamen van de sacramenten van Biecht en Eucharistie, en dit onder het mom van een niet-katholieke ecclesiologie en het miskennen van iemands verantwoordelijkheid.
Wij alvast herinneren aan de woorden van Pius XII uit een toespraak tot de priesters van Rome in 1943, woorden waarvan wij mogen verwachten dat zij ook in 1955-1956 bij de betrokkenen bekend waren:

“Zoals het lichaam nood heeft aan stoffelijk voedsel dat het in stand moet houden, zo ook behoeft de ziel het brood dat haar voedt, groeikracht geeft en de krachten herstelt die ze nodig heeft om steeds te volharden in de deugdbeoefening en te zegevieren over de driften. De Kerk nu roept ons, vooral op de zondag, tot dit hemels feestmaal. Het is een zware verplichting mis te horen op de feestdagen. Hoe dikwijls nochtans staan wij niet voor bijna verlaten kerken? Een christenmens die te gemakkelijk denkt dat hij om gelijk welke lichte en onbeduidende reden van die zware verplichtingen ontslagen is, is die naam niet waardig; en Wij beelden ons gaarne in dat de gelovigen niet aldus zouden handelen, hadden zij maar een klare en diepe kijk op en een vurige liefde tot het eucharistisch geheim. Gij moet hun derhalve dit verlossend offer van de GodMens uiteenzetten; hun aantonen dat het het middelpunt is van de katholieke eredienst. Verklaart hun welke de betekenis en de waardigheid van de katholieke priester zijn, en leert hun hoe zij met godsvrucht en geestelijk voordeel bij het heilig Misoffer kunnen tegenwoordig zijn. Welke waarde zou feitelijk de maatschappelijke eredienst hebben indien hij niet aanspoorde tot persoonlijke deelname en zelfheiliging?” (Bron)

donderdag, november 07, 2013

Wat is er aan de hand met het offertorium? Deel 1


Zoals bekend is de ritus van het Offertorium (of volgens de benaming van de Gewone Vorm de “bereiding van de gaven”) de meest drastische wijziging in het missaal van de Gewone Vorm, d.w.z. geen enkel woord van de Buitengewone Vorm werd behouden.
In 1970 antwoordt het Consilium op de vraag of de gewijzigde Offertorium ritus niet een verarming van de liturgie inhoudt als volgt:
Nullo modo. Preces antiquae: « Suscipe, sancte Pater ... » « Offerimus tibi, Domine » genuinam significationem rituum « offertorialium » minime exprimebant, sed tantummodo anticipabant conceptum verae ac propriae oblationis sacrificii,.... (Bron: Notitiae 6 (1970), 37-38.
M.a.w. “helemaal niet. De oude gebeden “Suscipe, sancte Pater…”, “Offerimus tibi, Domine” drukten nauwelijks de echte betekenis van de ritus van de ‘offerande’ uit maar liepen enkel voorop op het ware en eigenlijke offer”.

Dit is een merkwaardige stelling. Betekent dit dat minstens sinds 1570 misplaatste gebeden werden gebruikt en dat men het dus eeuwenlang bij het verkeerde eind had?

Nu, als de stelling van Consilium correct is, dan lijkt het logisch dat men in sacramentaria van vóór 1570 wél gebeden moet kunnen vinden die de ‘echte’ betekenis van de offerande uitdrukken.
Maar wat lezen we in het artikel “In Novum Ordinem Missae” van de assistent en confrater-Lazarist Carlo Braga C.M. (Ephemerides LIturgicae 83 (1969), 375-385, meer bepaald p.378:
Profundior, sub aspectu doctrinali, est mutatio quae ad offertorium invenitur… Difficultas oriebatur praecipue ex formulis oblationis panis et vini: Suscipe… Offerimus… Nam his formulis indebite anticipatur notio oblationis sacrificialis quae Canoni Missa est propria. Selectio aliarum formularum, inter eas quae in traditione tum ritus romani tum aliorum rituum occidentalium inveniuntur, possibilis non fuit, quae omnes eosdem conceptus referunt. Necessario proinde fuit formulas ex novo conficere...
Dit citaat bevat volgende verbazingwekkende elementen:
1/Braga geeft toe dat er een leerstellige (!) wijziging is aangebracht.
2/”Een selectie van andere formuleringen, zoals die in de traditie zowel in de romeinse ritus als in de andere westerse riten worden gevonden, was niet mogelijk omdat al deze formuleringen naar eenzelfde idee verwijzen”, nl. een ongepaste anticipatie van offer dat eigenlijk pas in de canon optreedt.
3/“Het was dus noodzakelijk nieuwe (ex novo) formuleringen samen te stellen.

Kortom, Braga geeft toe dat geheel het beschikbare materiaal van de geschiedenis van Romeinse ritus en van alle andere Westerse ritussen eenzelfde concept uitdrukken, nl. dat wat aanwezig is in het missaal van de Buitengewone Vorm. En toch is dit idee fout!

Alhoewel elk historisch feit en de gehele traditie zoals die bekend is (dit geeft Braga zelf toe) spreken tegen de stelling in Notitiae, drukt men de stelling gewoonweg door, wetens en willens. Dit is excellent voorbeeld van een ideologie à la Hegel. Toen aan Hegel gezegd werd dat de feiten zich niet aanpassen aan zijn idee ervan, antwoordde Hegel: “Um so schlimmer für die Tatsachen” oftewel “dat is dan spijtig voor de feiten”.

Men zou kunnen denken dat dit de ware geest van de Novus Ordo is of toch niet...?

zaterdag, november 02, 2013

Toen een encycliek nog een encycliek was!

 
Congressen worden gehouden, bijeenkomsten, besprekingen, bezocht door niet weinig hoorders. Allen zonder onderscheid worden genodigd, heidenen zowel als Christenen, zelfs zij, die Christus ontrouw zijn geworden en in Zijn godheid en hoge zending halsstarrig niet meer geloven.

Zinloos voor katholieken zijn zulke pogingen, want deze zijn gestoeld op de valse mening, dat elke godsdienst min of meer goed is, daar iedere godsdienst, ofschoon verschillend, de ons ingeboren streving betuigt, die ons stuwt naar God en ons voor Zijn macht doet buigen.

Verkeerd is deze mening; en die haar aanhangen, dwalen; erger: zij verstoten de ware godsdienst, welks begrip zij verwringen. Zo leiden zij af naar naturalisme en godloosheid. Zonneklaar blijkt dus, dat wie deze meningen huldigt, en wie deze pogingen steunt, afwijkt van de godsdienst, die God geopenbaard heeft.

Er is meer, want aan Zijn gezanten heeft Gods Zoon verordend, alle volken te onderwijzen, aan alle mensen gaf Hij opdracht om geloof te hechten aan die dingen, die zouden gepredikt worden "door getuigen, voorbeschikt door God;" (Hand. 10, 41) en de sanctie op Zijn bevel is: "Wie heeft geloofd en gedoopt is, wordt zalig; wie echter niet gelooft, wordt verdoemd." Maar beide geboden van Christus, om te prediken en om te geloven, - om het eeuwig heil te verwerven, - die men niet kan voorbijgaan, beide geboden zijn niet te begrijpen, als de Kerk de leer van het Evangelie niet volledig en doorzichtig voorlegt, en als zij hierin van elke kans op dwaling niet vrij is.
Buiten de weg dwalen zij, die beweren, dat er op aarde een schat van waarheid bestaat, maar dat men hem moet zoeken met zoveel kommer en moeite, met zoveel zorg en overleg, dat om hem te vinden een mensenleven nauw toereikend is. Alsof God had gesproken door Zijn profeten en Zijn enige Zoon, opdat slechts weinigen, en die zeer laat, zouden bereiken wat Hij geopenbaard heeft, en Hij niet een regel gegeven had, voor geloof en zeden, die de mens zijn aards leven lang zou leiden.
Duidelijk is het derhalve, dierbare Broeders, waarom deze Apostolische Zetel nooit toestond, dat katholieken deelnemen aan congressen van niet-katholieken. De eenheid der Christenen wordt slechts bewerkt door te bevorderen, dat verdwaalden terugkeren tot de éne ware Kerk van Christus, die zij jammerlijk hebben verlaten. Wij zeggen: de éne ware Kerk, voor allen duidelijk zichtbaar en die, naar de wil van Haar Stichter, voor altijd zo zal blijven, als Hij Haar tot aller heil heeft ingesteld.

Nooit immers in de loop der eeuwen is de mystieke Bruid van Christus onteerd, noch kan Zij dit ooit worden. "Ongerept is Zij en kuis," zegt Cyprianus, "één huis kent Zij slechts, en in kuise ingetogenheid bewaart Zij de heiligheid van één haard."

Bron: Pius XI, Encycliek Mortalium animos (1928)

Ferula: been there, done that!









Paus Benedictus XVI

Permalink voor ingesloten afbeelding 
29 oktober 2013