dinsdag, februari 25, 2014

Is er een toekomst voor Thomas van Aquino in het Nederlands?

Terwijl de Nederlandse vertalingen van kerkvaders, in het bijzonder van Augustinus, aan een gestaag tempo gepubliceerd worden (soms zelfs in tweetalige edities), is het tegendeel het geval voor de algemene leraar (doctor communis) van de Kerk, Thomas van Aquino.
Meer zelfs, het oeuvre van Thomas dat in het Nederlands beschikbaar is, is bedroevend klein. Een overzicht is hier te vinden.

Behalve een vertaling van delen van de Summa Theologiae, die dateert van voor WO II, zijn er sinds het midden van de vorige eeuw slechts af en toe vertalingen gepubliceerd en dan meestal van kleinere werkjes of onderdelen van werken. De grootse Summa contra Gentiles is nagenoeg onvertaald. Zijn commentaren op de Schrift hebben eveneens nauwelijks aandacht gekregen en hetzelfde kan gezegd worden over zijn commentaren op Aristoteles of over een geheel miskend onderdeel van zijn werk, de quodlibetale kwesties, waarvan onlangs een overzicht hier werd gepubliceerd. Zogenaamde ‘populaire’ werken zoals zijn beschouwingen over het Onze Vader, de Tien Geboden, de Geloofsbelijdenis zijn daarentegen wel vertaald geworden.
 Welke zijn de redenen voor deze lacune?
1. De boekenmarkt maakt een moeilijke periode door; de verkoopwaarde van een Nederlandse vertaling van Thomas schat men zeer klein in. Maar dit verklaart niet waarom de voorbije zestig jaar er zo weinig vertaald is toen de boekenmarkt nog voldoende groot was.
2. Het genre van zijn werken is niet gunstig. De scholastiek denkende geest van Thomas met zijn kwesties, pro’s en contra’s, onderscheiden, fundering op de klassieke filosofie levert een tekst op die momenteel niet wordt ‘aangevoeld’ als ‘inspirerend’. Geheel anders is het blijkbaar met de preken of bijbelcommentaren van Augustinus.
3. Speculatieve filosofie en theologie, grondig doordrongen van Aristoteles, staan niet hoog in aanzien. De scholastiek in het algemeen en Thomas in het bijzonder wordt verweten te statisch te zijn, te zeer met zekerheden te werken. Vandaag verkiest men de existentiële zoeker Augustinus, hij die leeft van en vanuit de paradox ‘stellig maar onzeker’, de schrijver van kleine tastende traktaatjes maar niet de scholastieke schrijver van syntheses. Deze ‘geest’ heeft bijzonder de Lage Landen getroffen waar Thomas een uitermate slechte reputatie heeft gekregen na Vaticanum II en de Orde van de Predikheren van Thomas niet behulpzaam is geweest in het weerleggen van deze ‘geest’, ondanks pogingen van het Leergezag met de publicatie van Lumen ecclesiae in 1974 en Fides et ratio in 1998.

En toch.
Bij de opkomst van de ‘nouvelle theologie’ en de ‘ressourcement’ waarschuwde Père Labourdette O.P. al dat een te grote nadruk op de individuele kerkvaders het risico in zich draagt dat we naar de geschiedenis van de theologie gaan kijken als naar een palet van verschillende kleuren waar iedereen zijn kleur kan uitkiezen en zo, zich beroepend op ‘de traditie’, argumenteert voor iets wat rechtlijnig staat tegenover de Traditie. Indien we de synthese van de grootste kerkleraar Thomas van Aquino uit het oog verliezen, dan riskeren we te vervallen in theologisch relativisme, een veelheid aan gelijkwaardige scholen en theologen. Het is deze relativistische veelheid die denkers als Descartes en Luther hebben voortgebracht, denkers die vanwege de verwarrende veelheid geheel het verleden veronachtzamen en een nieuwe filosofie, een nieuwe ‘kerk’ beginnen. De nieuwe evangelisatie heeft er dus alle belang bij aan te knopen bij de synthetische geest van Thomas van Aquino.
De jongere generatie is onbekend met de constructie van de post-Vaticanum II ‘geest’ en verkiest terecht en zonder enige schaamte veeleer de Traditie dan de zelfgekozen tradities.

Wat zijn de uitdagingen?
1. De vertaling van Thomas’ teksten vereist vaak niet enkel een goede kennis van het Latijn maar ook van de filosofie en de theologie van Thomas om de vertaling correct uit te voeren en de noodzakelijke annotaties aan te brengen.
2. Een planmatige werkwijze waarbij meer ‘populaire’ werken (Bijbelcommentaren op pericopen volgens het lezingenrooster, Compendium Theologiae) gecombineerd en afgewisseld worden met systematische werken.
3. Zulk een planmatige aanpak geeft een grotere kans op het vinden van een uitgever en van fondsen.

Welke toekomst voor de liturgie van Paulus VI - deel 3?

De discussie in de blogosfeer over de vraag of de liturgie van Paulus VI wel te hervormen is, gaat verder.
Dom Mark Kirby OSB schrijft:
"I respect those priests and layfolk who continue to believe in “the reform of the reform”. I honour their devotion and perseverance but, from where I stand and at this point in my life, I think their energy misplaced. Life is short. I can no longer advise others to devote the most productive years of their life to patching up a building that was, manifestly, put up with haste during a boom in frenzied construction; it has shifting foundations, poor insulation, defective fixtures, and a leaky roof.  Right next door, there is another old house, comely, solidly built, and in good repair. It may need a minor adjustment here or there, but it is a house in which one feels at home and in which it is good to live, and it is there that I choose to live out my days. If others choose to live in the “fix–up” next door, I can only wish them well, confident that we can live as good neighbours all the same, with frequent chats over the fence in the back garden, exchanging insights, and perhaps even learning something from one another."
De LMS Chairman schrijft:
"While I am in favour of Latin, worship ad orientem and pretty well everything the RotR promotes, it is clear to me that the difficulty of imposing them on the Novus Ordo is not just a matter of parochial habits. The problem with the texts and ceremonies, in terms of bringing them closer to the Traditional Mass, is not just a matter of how many changes you would need to make. The problem is that the Novus Ordo has its own ethos, rationale and spirituality. It encapsulates its own distinct understanding of what liturgical participation is."
Interessant is ook dit perspectief:
"Because the liturgists of this era - the early and mid 20th Century - were focused on the texts, they wanted the Faithful to focus on the texts too. They began to think that if the Faithful don't follow and understand the Mass at the level of the texts, they aren't really participating. This idea began to find its way into official documents: Pius X talked about 'active participation' in the context of getting people to sing, for example. Later, an instruction spoke of saying the words of the server in Low Mass was the 'more perfect' way of participating. And among the liturgists, you start hearing a polemic being developed against the way that ordinary Catholics attended Mass, if they haven't been drilled enough. They are called 'dumb spectators'. It wasn't long before they realised that this charming description applied, if to anyone, then to almost every lay Catholic from at least the 8th century up to 1930, and to the vast majority from 1930 to 1964. That liturgical period, in which the Mass as we experience it was, in many ways, developed, was just a dead zone. It was spiritually worthless."
Mgr. P. Elliott schrijft:
"Please let us keep this important conversation realistic, patient and moderate. The gift of Summorum Pontificum and Pope Benedict’s vision should not be compromised by loudly proclaiming the total failure of the Paul VI post-conciliar reforms. Sweeping claims and an imprudent triumphalism do no credit to some advocates of the Extraordinary Form. Nor is the Ordinary Form respected or supported by those who grumble about the new ICEL translations and others who draw absurd conclusions from a simpler papal liturgical style"
Tot slot schrijft Fr. Christopher Smith:
"All of the flurry of articles on the death of the ROTR indicates that there is a sense that some of the original ideas surrounding it are being abandoned.  But it might also be proper to say that, as the ROTR lives with the EF alongside the OF, and deepens its understanding of the reform, that vision is undergoing, not a death, but a transformation.  It is not one which means simply a return to the status quo ante Vatican II.  But it is, at its maximal capacity, an opening to a deeper understanding of what the liturgy is all about, and that in turn will have its effect on how that mystery is celebrated.  It now no longer has be antagonistic to, or apposite, the tradition, but can be part of that tradition by drinking even more deeply at its sources."

zaterdag, februari 22, 2014

Goud voor Onze Lieve Heer

Dankzij de artistieke vaardigheden en gulheid van een weldoenster wordt momenteel het hoogaltaar van de Basiliek van Kortenbos (Sint-Truiden) met bladgoud verguld.
Op dit hoogaltaar wordt elke zaterdag om 7.30u de H. Mis opgedragen in de Buitengewone Vorm van de Romeinse ritus door pastoor Luc Michiels O. Praem.
Aangezien de Mariatroon in restauratie is tot eind april 2014 is het wonderbaarlijke Mariabeeld momenteel boven het tabernakel geplaatst.
Huidige toestand



Toestand 2011




vrijdag, februari 21, 2014

Welke toekomst voor de liturige van Paulus VI - deel 2?

De stelling en argumentatie van Fr. Koczik, door ons vertaald hier, dat de Novus Ordo niet hervormbaar is, heeft heel wat reacties losgemaakt.
Father Richard G. Cipolla vergelijkt de stellingname van Fr. Koczik met de zalige kardinaal Newman's Tract 90:
"This is indeed “Tract 90” for the "reform of the reform" and sounds the death knell of any serious attempt to hold onto the fiction of continuity between the 1970 Missal and the Traditional Roman rite.  Just as Tract 90 marked the end of Newman’s attempt to find a Catholic continuity and a Via Media in Anglicanism, so does Fr. Kocik’s public articulation of the abandonment of his attempt to find a liturgical and theological continuity between the Novus Ordo and the Traditional Roman rite mark the end of the Reform of the Reform movement. What must be done now—and this will require much laborandum et orandum—is to make the Extraordinary-----ordinary."
Fr. Hugh Somerville schrijft op Dominus mihi adjutor:
"Here probably comes the nub of the issue: the new Mass has the inherent quality that it allows the celebrant to take over. He is “president” (an awful word in liturgy), and too easily he becomes star of the show. I have seen regularly the pressure that some priests unconsciously feel to be creative, to say something relevant or meaningful, to be constantly babbling. Being in the vernacular allows the priest to dominate the Mass, in a way that is near impossible in Latin. In the vernacular he can interject and extemporize at will. There is the modern plague of the opening mini-sermon telling you what the readings are going to be about (cannot the people understand vernacular readings for themselves?!). Then there are the myriad changes and “improvements” that some priests feel that they must impose (must the people be patronized so?). The most dangerous thing of all, perhaps, for the priest is facing the people. Now, everyone’s eyes are on him and not on God and his Christ, who will return from the East. Instead of priest and people together facing God they face each other, a closed and often self-satisfied circle. Many a priest will recite the Eucharistic Prayer with his eyes on the people, and so inevitably end up talking to the people, even showing them the Host as he pronounces “Take this all of you…”, talking all the time to the Father, but looking at the people."
 Dom Mark Kirby van de Benedictijnse Silverstream Priory in Ierland schrijft:
"There are, it is true, liturgical oases here and there, where the reformed rites are carried out intelligently, with dignity, reverence, and devotion — I am thinking of certain communities, monasteries, and parishes, the Communauté de Saint–Martin, for example — but these subjective qualities cannot make up for the objective flaws and structural weaknesses inherent in the same rites."

zaterdag, februari 15, 2014

Welke toekomst voor de liturgie van Paulus VI?



Op 9 februari 2014 schreef Father Thomas Kocik, auteur van het intussen standaardwerk The Reform of the Reform? A Liturgical Debate (Ignatius Press, 2003), een opmerkelijke bijdrage voor de website The New Liturgical Movement.

Hier volgt een vertaling:
“Ik heb de indruk dat alles wat in algemene bewoordingen kan gezegd worden over de ‘hervorming van de hervorming’, -de oorsprong en doeleinden ervan, de omvang en methodologie, de verschillende voorstellen die zijn gedaan ten behoeve van de hervorming van de hervorming, de voor- en tegenstanders- nagenoeg al gezegd is geworden.[1] Alhoewel het moeilijk is een definitie te geven van deze beweging tot ‘hervorming van de hervorming’ (is de beweging een synoniem van de ‘nieuwe liturgische beweging’ of enkel maar een fase van deze beweging?[2]), is de algemene doelstelling ervan een aantal jaren goed samen gevat door een Ceylonese prelaat die stelde dat de tijd was gekomen dat we “de dwalende richtingen en beslissingen die genomen zijn” moeten “identificeren en corrigeren, de liturgische traditie van het verleden moedig” moeten “waarderen” “en ervoor zorgen dat de Kerk ertoe wordt gebracht de ware wortels van haar geestelijke rijkdom en grootsheid herontdekt, zelfs indien dit betekent dat we de hervorming zelf moeten hervormen…”[3]

Lang voordat Joseph Ratzinger Paus Benedictus XVI werd, was hij bezig met het kritisch evalueren van de hervorming van de liturgie na het Tweede Vaticaans Concilie en hierbij identificeerde hij die aspecten van de hervorming die weinig of geen rechtvaardiging bezitten in Sacrosanctum Concilium (SC), de liturgisch Constitutie van het Concilie, en die de ware geest van de liturgie ondermijnen.[4] Als paus lag het in zijn vermogen om de tekortkomingen –de “dwalende richtingen en beslissingen”- van de hervorming te herstellen op een universele schaal en dit niet enkel door zijn onderricht en zijn persoonlijk liturgisch voorbeeld maar ook door wetgeving. Hij benadrukte de schoonheid van de liturgie, bevorderde de liturgische en muzikale schatten van de Westerse Kerk (met inbegrip natuurlijk van de usus antiquior van de Romeinse ritus), en hij introduceerde een meer tastbare continuïteit met de traditie in de wijze waarop de pauselijke vieringen verricht werden (bv. de ‘Benedictijnse’ opstelling van het altaar, de celebratie van de Mis ad orientem in de Sixtijnse kapel en in andere pauselijke kapellen, het toedienen van de Heilige Communie aan de gelovigen op de tong terwijl zij knielden). Zijn opvolger, paus Franciscus, is een andere persoon met een andere persoonlijkheid en stijl, en het is duidelijk dat zijn prioriteiten andere aspecten van het leven van de Kerk zijn. Ik wacht niet met spanning op verdere officiële vooruitgang naar het model van paus Benedictus, die terecht is genoemd de “Vader van de nieuwe liturgische beweging”.[5]

Maar laat ons veronderstellen, praktisch gezien en misschien per impossibile, dat de ‘hervorming van de hervorming’ substantiële en institutionele ondersteuning zou verkrijgen. Zelfs dan betwijfel ik of deze onderneming doenbaar zou zijn – indien wij hieronder verstaan de hervorming van de huidige orde van de liturgie om deze substantieel terug op de lijn te krijgen van de langzaam ontwikkelde traditie die door de nieuwe orde in ruime mate is opzij geschoven. Ik word er niet toe bewogen dit te zeggen vanwege bitterheid omtrent het terugtreden van de paus vorig jaar. Zoals elke andere beweging staat of valt de ‘hervorming van de hervorming’ op haar eigen principes en niet op een paus of voorstander. Neen: de ‘hervorming van de hervorming’ kan niet gerealiseerd worden omdat de inhoudelijke discontinuïteit tussen de twee vormen van de Romeinse ritus zoals deze momenteel in gebruik zijn veel breder en veel dieper is dan ik mij in het begin had voorgesteld. In het decennium na de publicatie van mijn boek The Reform of the Reform? A Liturgical Debate (Ignatius Press, 2003), dat nagenoeg enkel de ritus van de Miss behandeld, zijn er een heel aantal belangrijke academische studies verschenen, in het bijzonder deze van László Dobszay (†2011)[6] and Lauren Pristas[7], die mijn ogen geopend hebben voor de inbreuken (“hack-job”) die door het Consilium van paus Paulus VI zijn aangericht ten aanzien van het gehele liturgische gebouw van de Latijnse Kerk: de Mis, het Goddelijk Officie, de rite van de sacramenten, de sacramentaliën, zegeningen en andere diensten van het Romeinse Rituale, etc.[8] Wat er ook moge gezegd worden van de hervormde liturgie – de pastorale voordelen ervan, haar legitimiteit, haar geworteld-zijn in de theologische ‘herbronning’, haar hegemonie, etc. – het feit blijft: het is geen organische ontwikkeling van de liturgie die Vaticanum II erfde (en, vier eeuwen daarvoor, het Concilie van Trente.

Er zijn significante breuken in de inhoud en in de vorm die niet zomaar geremedieerd kunnen worden door een herstel van de Gregoriaanse gezangen als de belangrijkste gezangen in de muziek van de Romeinse ritus, door een uitbreiding van het gebruik van het Latijn en door een verbetering van de vertalingen van de Latijnse liturgische teksten naar de volkstaal, door een frequenter (of exclusief[9]) gebruik van de Romeinse Canon, door het altaar te heroriënteren en door sommige toelatingen in te trekken. Hoe belangrijk het ook is om de hervormde riten correct en eerbiedig te celebreren en op manieren die duidelijker de continuïteit met de traditie naar voren brengen, toch laten deze maatregelen de wezenlijke inhoud van de riten onaangetast. Elke toekomstige poging tot liturgische verzoening of vernieuwing in continuïteit met de traditie zal rekening moeten houden met de volledige herziening van de eigen gebeden van de Mis[10]; de vervanging van de Offertoriumgebeden door moderne composities; het verlaten van de zeer oude jaarlijkse Romeinse cyclus van Zondagslezingen en Zondagsevangelies; de radicale revisie van de heiligenkalender; de afschaffing van de oude Pinksteroctaaf, van de Septuagesima-tijd voorafgaand aan de Vasten, van de Zondagen na Epifanie en na Pinksteren; de ontbinding van de eeuwenoude structuur van de Getijden; enz. De oude en nieuwe vormen van de liturgie dichter bij elkaar brengen zou méér beweging vereisen van de nieuwe vorm dan van de oude vorm; in die mate dat het eerlijker lijkt om te spreken over een graduele omkering van de hervorming (tot aan het punt waarop het opnieuw aansluit met de liturgische traditie zoals het Concilie deze ontvangen heeft) dan over een hervorming van de hervorming.

Het dubbele verlangen van de Concilievaders, nl. vernieuwingen toestaan die “door een werkelijk en duidelijk nut van de Kerk worden vereist” en “waarbij men er op dient te letten, dat de nieuwe vormen als het ware organisch voortkomen uit de reeds bestaande vormen (SC 23) kan inderdaad gerealiseerd worden, maar niet door de riten, gepromulgeerd door Paulus VI, als uitgangspunt te nemen om zo te komen tot één enkele, organisch hervormde versie van de antieke Romeinse ritus: dat zou zijn alsof men probeerde ‘Humpty-Dumpty’ [Dit is een verwijzing naar het bekende kinderrijmpje: ‘Humpty Dumpty sat on a wall,Humpty Dumpty had a great fall. All the king's horses, And all the king's men, Couldn't put Humpty together again] terug in elkaar te plaatsen.

Wat er nodig is, is niet een ‘hervorming van de hervorming’ maar een voorzichtige aanpassing van de Tridentijnse liturgie in overeenstemming met de principes van Sacrosanctum Concilium (zoals dit gebeurde onmiddellijk na de promulgatie van dit document in 1963), waarbij we leren van de ervaringen van de voorbije 50 jaar.[11] Intussen kunnen hier en daar verbeteringen worden aangebracht in de ‘ars celebrandi’ van de Gewone Vorm. Maar de weg die leidt naar een duurzame toekomst voor de traditionele Romeinse ritus[12] – en naar het bereiken van de liturgische visie van Vaticanum II, die een gematigde aanpassing van deze ritus verordende en niet vernietiging ervan – is de mooie en gepaste celebratie, in een toenemend aantal locaties, van de Buitengewone Vorm, waarbij elke inspanning wordt gedaan om het kernprincipe (dat juist verstaan wordt) te bevorderen, nl. “de volledige, bewuste en actieve deelname” van de gelovigen (SC 14).


[1] Een geschiedenis en analyse van de beweging (indien men het een beweging kan noemen) met een nuttige bibliografie zal verschijnen in T&T Clark Companion to Liturgy: The Western Catholic Tradition, ed. Alcuin Reid (Bloomsbury T&T Clark, 2015). Eén van de eerste studies die sprak over een alternatieve hervorming is Klaus Gamber, The Reform of the Roman Liturgy: Its Problems and Background, trans. Klaus D. Grimm (Una Voce Press and The Foundation for Catholic Reform, 1993) pp. 41-61 [over de ordo van de Mis], 63-75 [over de lezingen]; Gamber stelde dat de Ordo Missæ van 1965 voldeed aan de herzieningen van Vaticanum II. De eerste typologie van de liturgische agenda’s van post-Vaticanum II is Beyond the Prosaic: Renewing the Liturgical Movement, ed. Stratford Caldecott (T&T Clark, 1996). Meer recent, zie John F. Baldovin, Reforming the Liturgy: A Response to the Critics (Liturgical Press, 2008); gerecenseerd in NLM hier and hier. Verschillende schema’s voor een ‘hervorming van de hervorming’ kunnen gevonden worden in de appendices van mijn boek, The Reform of the Reform? A Liturgical Debate (Ignatius Press, 2003). Het enige niet-Engelstalige voorstel naar mijn weten is Claudio Crescimanno, La Riforma della Riforma liturgica: Ipotesi per un “nuovo” rito della missa sulle trace del pensiero di Joseph Ratzinger (Fede & Cultura, 2009).

[2] See, e.g., here and here and here and here and here.

[3] Archbishop (now Cardinal) Albert Malcolm Ranjith’s foreword to Nicola Giampietro, The Development of the Liturgical Reform: As Seen by Cardinal Ferdinando Antonelli from 1948 to 1970 (Roman Catholic Books, 2009), p. xvi; reviewed in Antiphon 14 (2010) 312-14 and on NLM here. Ranjith was then Secretary of the Congregation for Divine Worship and the Discipline of the Sacraments and is now (since 2009) the Cardinal-Archbishop of Colombo.

[4] The Feast of Faith: Approaches to a Theology of the Liturgy (Ignatius Press, 1986); The Spirit of the Liturgy (Ignatius Press, 2000); “Assessment and Future Prospects,” in Looking Again at the Question of the Liturgy with Cardinal Ratzinger: Proceedings of the July 2001 Fontgombault Liturgical Conference, ed. Alcuin Reid (St Michael’s Abbey Press, 2003).

[5] Alcuin Reid, “The New Liturgical Movement after the Pontificate of Benedict XVI”, Address to Church Music Association of America, 15 October 2013; available here and here.

[6] The Bugnini-Liturgy and the ‘Reform of the Reform’ (Catholic Church Music Associates, 2003); reviewed in Antiphon 9:3 (2005) 309-10. The Restoration and Organic Development of the Roman Rite (T&T Clark/Continuum, 2010). I was unaware of the former until 2006; my review of the latter is available on NLM here. See also Dobszay’s “Perspectives on an Organic Development of the Liturgy,” in Antiphon 13:1 (2009) 18-27.

[7] The Collects of the Roman Missals: A Comparative Study of the Sundays in Proper Seasons before and after the Second Vatican Council (Bloomsbury T&T Clark, 2013). See the Book Notice; my review of this volume will appear in Antiphon 18:1 (2014).

[8] Also deserving of attention is Father Uwe Michael Lang’s essay, “Theologies of Blessing: Origins and Characteristics of De benedictionibus (1984),” in Antiphon 15 (2011) 27-46, dealing with the substantial revision of blessings in the Roman Ritual resulting from significant changes in the theological understanding of blessings.

[9] De drie Eucharistische Gebeden, geïntroduceerd in 1968 en vervat in het missal van Paulus VI als alternatieven voor de Romeinse Canon zijn innovaties  die de Concilievaders niet eens overwogen hadden, laat staat geautoriseerd hadden. Wat er ook gezegd kan worden ter verdediging van deze gebeden, zij zijn niet het product van een organische liturgische ontwikkeling.

[10] Enkel 17% van de gebeden van het Missaal van 1962 zijn ongeschonden opgenomen in het Missaal van 1970, aldus Fr. Anthony Cekada, The Problems with the Prayers of the Modern Mass (TAN Books, 1991). László Dobszay, in The Restoration and Organic Development of the Roman Rite, bemerkt dat “de Romeinse Ritus méér in de eigen gebeden van de Mis heeft gestalte gekregen dan in de ordo van de Mis” (p. 48) want het Sacramentarium is “het meest Romeinse bestanddeel van de klassieke Romeinse ritus” (p. 201). Ik suggereer niet dat er geen basis is in Sacrosanctum Concilium voor een wijziging van de eigen gebeden van de Mis (die is er inderdaad); ik wijs enkel op de omvang van de veranderingen.

[11] The end result, I suppose, would be something like the missals published in various countries following the release of the Ordo Missæ of 1965, with the addition of new saints and prefaces.

[12] The ‘Tridentine’ Missal of 1570-1962 is not the only representative of the historic Roman rite, but unlike the Missal of Paul VI it differs only in minor points from the tradition which had already been alive for a thousand years when the Council of Trent codified the Roman curial rite. In this context the use of the word ‘traditional’ is wholly justified.

zondag, februari 09, 2014

Vaticanum II en terug?

Er is, zoals bekend, een grote onwetendheid over wat Vaticanum II en het postconciliaire Leergezag nu werkelijk zeggen. Dit is nog maar eens gebleken uit de ‘resultaten’ van de ‘enquêtes’ ter voorbereiding van de synode over het gezin.
‘Resultaten’ en ‘enquêtes’ want deze vragenlijst is niet bedoeld ter wijziging van de leer en de min of meer gefabriceerde ‘resultaten’ worden gebruikt als drukkingsmiddel om op de synode de leer van de Kerk te doen wijzigen.
We zijn hier aanbeland in eenzelfde cruciale periode als ten tijde van de voorbereiding van Humanae Vitae. We moeten bidden en hopen dat paus Franciscus, net als Paulus VI, de kracht zal hebben om te weerstaan aan deze drukkingsgroepen.
We zouden ons kunnen afvragen waar deze onwetendheid vandaan komt. Misschien volstaat het om ons af te vragen wanneer wij voor het laatst een kerkelijk gezagsdrager hebben gehoord die in woord of schrift de documenten van Vaticanum II en het postconciliaire Leergezag aanhaalt, verdedigt en uitlegt.
Als de situatie zo bedroevend is ten aanzien van ‘Vaticanum II en verder’, dan is de situatie ten aanzien van 'Vaticanum II en terug' nog ernstiger. Ook dit kwam onlangs in het nieuws door de rel om wat kardinaal Eijk gezegd heeft over het Concilie van Trente. Waar wordt de katholieke traditie nog ernstig bestudeerd? Worden toekomstige kerkelijke gezagsdragers of leken geïnformeerd over het katholieke geloof aan de hand van Denzinger? En hoe zou dit dienen te gebeuren wanneer we weten dat de laatste katholieke dogmatiek in het Nederlands verschenen is in de jaren vijftig? Wanneer zal iemand het op zich nemen een nieuwe Ott te schrijven of aan te vullen en te vertalen naar het Nederlands.
Er is echter het nooit genoeg geprezen rkdocumenten.nl. Onlangs hebben zij de Nederlandse vertaling van Mirari vos uit 1832 van paus Gregorius XVI online beschikbaar gesteld.
Eén enkel citaat uit deze encycliek:
“Met diepe droefheid dan ook in het hart, maar vol vertrouwen op Hem, die de winden beveelt en de storm doet bedaren, schrijven wij u dit, eerbiedwaardige broeders, opdat gij, gewapend met het schild des geloofs, moedig en onverschrokken voor den Heer blijft strijden. Gij vooral behoort als een muur stand te houden tegen alles, wat zich in trots verheft tegen de wetenschap Gods. Trekt het zwaard des geestes, dat is het woord Gods, en geeft brood aan hen, die hongeren naar de gerechtigheid. Geroepen om naarstige arbeiders te zijn in de wijngaard des Heren, moet gij dit alleen voor ogen hebben, hiervoor tezamen zorgen, dat alle onkruid uit de u toevertrouwde akker uitgeroeid, elk zaad van ondeugden verstikt worde en dat er dan opgroeie een rijke oogst van deugden. Omvat vooral hen, die zich in het bijzonder toeleggen op de gewijde wetenschappen en wijsgerige vraagstukken, met uw vaderlijke genegenheid en wijst er hen met grote aandrang op, niet te steunen op de krachten van hun verstand alleen en zo ongemerkt van de weg der waarheid af te dwalen naar het pad der bozen. Laten zij zich wel herinneren, dat God de God van waarheid is en aan wijzen de weg toont en dat het onmogelijk is, zonder God God te leren kennen.
Het is een bewijs van trots of liever van dwaasheid, de geheimen van het geloof, die alle begrip te boven gaan, met menselijke maatstaf te meten en ' op het licht van ons verstand te vertrouwen, dat door de aard van 's mensen natuur zwak en duister is."