Op 9
februari 2014 schreef Father Thomas Kocik, auteur van het intussen
standaardwerk The Reform of the Reform? A Liturgical Debate (Ignatius Press,
2003), een opmerkelijke bijdrage voor de website The New Liturgical Movement.
Hier
volgt een vertaling:
“Ik heb
de indruk dat alles wat in algemene bewoordingen kan gezegd worden over de
‘hervorming van de hervorming’, -de oorsprong en doeleinden ervan, de omvang en
methodologie, de verschillende voorstellen die zijn gedaan ten behoeve van de
hervorming van de hervorming, de voor- en tegenstanders- nagenoeg al gezegd is
geworden.[1]
Alhoewel het moeilijk is een definitie te geven van deze beweging tot
‘hervorming van de hervorming’ (is de beweging een synoniem van de ‘nieuwe
liturgische beweging’ of enkel maar een fase van deze beweging?[2]),
is de algemene doelstelling ervan een aantal jaren goed samen gevat door een
Ceylonese prelaat die stelde dat de tijd was gekomen dat we “de dwalende
richtingen en beslissingen die genomen zijn” moeten “identificeren en
corrigeren, de liturgische traditie van het verleden moedig” moeten “waarderen”
“en ervoor zorgen dat de Kerk ertoe wordt gebracht de ware wortels van haar
geestelijke rijkdom en grootsheid herontdekt, zelfs indien dit betekent dat we
de hervorming zelf moeten hervormen…”[3]
Lang
voordat Joseph Ratzinger Paus Benedictus XVI werd, was hij bezig met het
kritisch evalueren van de hervorming van de liturgie na het Tweede Vaticaans
Concilie en hierbij identificeerde hij die aspecten van de hervorming die
weinig of geen rechtvaardiging bezitten in Sacrosanctum Concilium (SC), de
liturgisch Constitutie van het Concilie, en die de ware geest van de liturgie
ondermijnen.[4]
Als paus lag het in zijn vermogen om de tekortkomingen –de “dwalende richtingen
en beslissingen”- van de hervorming te herstellen op een universele schaal en
dit niet enkel door zijn onderricht en zijn persoonlijk liturgisch voorbeeld
maar ook door wetgeving. Hij benadrukte de schoonheid van de liturgie,
bevorderde de liturgische en muzikale schatten van de Westerse Kerk (met
inbegrip natuurlijk van de usus antiquior van de Romeinse ritus), en hij
introduceerde een meer tastbare continuïteit met de traditie in de wijze waarop
de pauselijke vieringen verricht werden (bv. de ‘Benedictijnse’ opstelling van
het altaar, de celebratie van de Mis ad orientem in de Sixtijnse kapel en in
andere pauselijke kapellen, het toedienen van de Heilige Communie aan de
gelovigen op de tong terwijl zij knielden). Zijn opvolger, paus Franciscus, is
een andere persoon met een andere persoonlijkheid en stijl, en het is duidelijk
dat zijn prioriteiten andere aspecten van het leven van de Kerk zijn. Ik wacht
niet met spanning op verdere officiële vooruitgang naar het model van paus
Benedictus, die terecht is genoemd de “Vader van de nieuwe liturgische
beweging”.[5]
Maar laat
ons veronderstellen, praktisch gezien en misschien per impossibile, dat de
‘hervorming van de hervorming’ substantiële en institutionele ondersteuning zou
verkrijgen. Zelfs dan betwijfel ik of deze onderneming doenbaar zou zijn –
indien wij hieronder verstaan de hervorming van de huidige orde van de liturgie
om deze substantieel terug op de lijn te krijgen van de langzaam ontwikkelde
traditie die door de nieuwe orde in ruime mate is opzij geschoven. Ik word er
niet toe bewogen dit te zeggen vanwege bitterheid omtrent het terugtreden van
de paus vorig jaar. Zoals elke andere beweging staat of valt de ‘hervorming van
de hervorming’ op haar eigen principes en niet op een paus of voorstander. Neen:
de ‘hervorming van de hervorming’ kan niet gerealiseerd worden omdat de
inhoudelijke discontinuïteit tussen de twee vormen van de Romeinse ritus zoals
deze momenteel in gebruik zijn veel breder en veel dieper is dan ik mij in het
begin had voorgesteld. In het decennium na de publicatie van mijn boek The
Reform of the Reform? A Liturgical Debate (Ignatius Press, 2003), dat nagenoeg
enkel de ritus van de Miss behandeld, zijn er een heel aantal belangrijke
academische studies verschenen, in het bijzonder deze van László Dobszay
(†2011)[6] and
Lauren Pristas[7], die
mijn ogen geopend hebben voor de inbreuken (“hack-job”) die door het Consilium
van paus Paulus VI zijn aangericht ten aanzien van het gehele liturgische
gebouw van de Latijnse Kerk: de Mis, het Goddelijk Officie, de rite van de
sacramenten, de sacramentaliën, zegeningen en andere diensten van het Romeinse
Rituale, etc.[8]
Wat er ook moge gezegd worden van de hervormde liturgie – de pastorale
voordelen ervan, haar legitimiteit, haar geworteld-zijn in de theologische ‘herbronning’,
haar hegemonie, etc. – het feit blijft: het is geen organische ontwikkeling van
de liturgie die Vaticanum II erfde (en, vier eeuwen daarvoor, het Concilie van
Trente.
Er zijn significante breuken in de inhoud en in de vorm die niet zomaar geremedieerd kunnen worden door een herstel van de Gregoriaanse gezangen als de belangrijkste gezangen in de muziek van de Romeinse ritus, door een uitbreiding van het gebruik van het Latijn en door een verbetering van de vertalingen van de Latijnse liturgische teksten naar de volkstaal, door een frequenter (of exclusief[9]) gebruik van de Romeinse Canon, door het altaar te heroriënteren en door sommige toelatingen in te trekken. Hoe belangrijk het ook is om de hervormde riten correct en eerbiedig te celebreren en op manieren die duidelijker de continuïteit met de traditie naar voren brengen, toch laten deze maatregelen de wezenlijke inhoud van de riten onaangetast. Elke toekomstige poging tot liturgische verzoening of vernieuwing in continuïteit met de traditie zal rekening moeten houden met de volledige herziening van de eigen gebeden van de Mis[10]; de vervanging van de Offertoriumgebeden door moderne composities; het verlaten van de zeer oude jaarlijkse Romeinse cyclus van Zondagslezingen en Zondagsevangelies; de radicale revisie van de heiligenkalender; de afschaffing van de oude Pinksteroctaaf, van de Septuagesima-tijd voorafgaand aan de Vasten, van de Zondagen na Epifanie en na Pinksteren; de ontbinding van de eeuwenoude structuur van de Getijden; enz. De oude en nieuwe vormen van de liturgie dichter bij elkaar brengen zou méér beweging vereisen van de nieuwe vorm dan van de oude vorm; in die mate dat het eerlijker lijkt om te spreken over een graduele omkering van de hervorming (tot aan het punt waarop het opnieuw aansluit met de liturgische traditie zoals het Concilie deze ontvangen heeft) dan over een hervorming van de hervorming.
Het dubbele verlangen van de
Concilievaders, nl. vernieuwingen toestaan die “door een werkelijk en duidelijk
nut van de Kerk worden vereist” en “waarbij men er op dient te letten, dat de
nieuwe vormen als het ware organisch voortkomen uit de reeds bestaande vormen
(SC 23) kan inderdaad gerealiseerd worden, maar niet door de riten,
gepromulgeerd door Paulus VI, als uitgangspunt te nemen om zo te komen tot één
enkele, organisch hervormde versie van de antieke Romeinse ritus: dat zou zijn
alsof men probeerde ‘Humpty-Dumpty’ [Dit is een verwijzing naar het bekende
kinderrijmpje: ‘Humpty Dumpty sat on a wall,Humpty Dumpty had a great fall.
All the king's horses, And all the king's men, Couldn't put Humpty together again] terug in elkaar te plaatsen.
Wat er nodig is, is niet een ‘hervorming
van de hervorming’ maar een voorzichtige aanpassing van de Tridentijnse
liturgie in overeenstemming met de principes van Sacrosanctum Concilium (zoals
dit gebeurde onmiddellijk na de promulgatie van dit document in 1963), waarbij
we leren van de ervaringen van de voorbije 50 jaar.[11]
Intussen kunnen hier en daar verbeteringen worden aangebracht in de ‘ars
celebrandi’ van de Gewone Vorm. Maar de weg die leidt naar een duurzame toekomst
voor de traditionele Romeinse ritus[12] –
en naar het bereiken van de liturgische visie van Vaticanum II, die een
gematigde aanpassing van deze ritus verordende en niet vernietiging ervan – is de
mooie en gepaste celebratie, in een toenemend aantal locaties, van de
Buitengewone Vorm, waarbij elke inspanning wordt gedaan om het kernprincipe
(dat juist verstaan wordt) te bevorderen, nl. “de volledige, bewuste en actieve
deelname” van de gelovigen (SC 14).
[1] Een geschiedenis en analyse van
de beweging (indien men het een beweging kan noemen) met een nuttige
bibliografie zal verschijnen in T&T Clark Companion to Liturgy: The
Western Catholic Tradition, ed. Alcuin Reid (Bloomsbury T&T Clark,
2015). Eén van de eerste studies die sprak over een alternatieve hervorming is Klaus
Gamber, The Reform of the Roman Liturgy: Its Problems and Background,
trans. Klaus D. Grimm (Una Voce Press and The Foundation for Catholic Reform,
1993) pp. 41-61 [over de ordo van de Mis], 63-75 [over de lezingen]; Gamber
stelde dat de Ordo Missæ van 1965 voldeed aan de herzieningen van
Vaticanum II. De eerste typologie van de liturgische agenda’s van post-Vaticanum
II is Beyond the Prosaic: Renewing the Liturgical Movement, ed.
Stratford Caldecott (T&T Clark, 1996). Meer recent, zie John F. Baldovin, Reforming
the Liturgy: A Response to the Critics (Liturgical Press, 2008); gerecenseerd
in NLM hier and hier. Verschillende schema’s voor
een ‘hervorming van de hervorming’ kunnen gevonden worden in de appendices van
mijn boek, The Reform of the Reform? A Liturgical Debate (Ignatius Press, 2003). Het enige niet-Engelstalige voorstel naar mijn
weten is Claudio Crescimanno, La Riforma della Riforma liturgica: Ipotesi
per un “nuovo” rito della missa sulle trace del
pensiero di Joseph Ratzinger (Fede & Cultura, 2009).
[3] Archbishop (now Cardinal) Albert Malcolm Ranjith’s foreword to Nicola Giampietro, The Development of the Liturgical Reform: As Seen by
Cardinal Ferdinando Antonelli from 1948 to 1970 (Roman Catholic Books,
2009), p. xvi; reviewed in Antiphon 14 (2010) 312-14 and on NLM here. Ranjith was then Secretary of the Congregation for Divine Worship and
the Discipline of the Sacraments and is now (since 2009) the Cardinal-Archbishop
of Colombo.
[4] The Feast of Faith: Approaches to a Theology of the Liturgy (Ignatius Press, 1986); The Spirit of the Liturgy (Ignatius
Press, 2000); “Assessment and Future Prospects,” in Looking Again at the
Question of the Liturgy with Cardinal Ratzinger: Proceedings of the July 2001
Fontgombault Liturgical Conference, ed. Alcuin Reid (St Michael’s Abbey
Press, 2003).
[5] Alcuin Reid, “The New Liturgical Movement after the Pontificate of
Benedict XVI”, Address to Church Music Association of America, 15 October 2013;
available here and here.
[6] The Bugnini-Liturgy and the ‘Reform of the Reform’ (Catholic Church Music Associates, 2003); reviewed in Antiphon 9:3 (2005) 309-10. The
Restoration and Organic Development of the Roman Rite (T&T
Clark/Continuum, 2010). I was unaware of the former until 2006; my review of
the latter is available on NLM here. See also Dobszay’s “Perspectives on
an Organic Development of the Liturgy,” in Antiphon
13:1 (2009) 18-27.
[7] The Collects of the Roman Missals: A Comparative Study of the Sundays in
Proper Seasons before and after the Second Vatican Council (Bloomsbury T&T Clark, 2013). See the Book Notice; my review of this volume will appear in Antiphon 18:1 (2014).
[8] Also deserving of attention is Father Uwe Michael Lang’s essay,
“Theologies of Blessing: Origins and Characteristics of De benedictionibus
(1984),” in Antiphon 15 (2011) 27-46, dealing with the substantial
revision of blessings in the Roman Ritual resulting from significant changes in
the theological understanding of blessings.
[9] De drie
Eucharistische Gebeden, geïntroduceerd in 1968 en vervat in het missal van
Paulus VI als alternatieven voor de Romeinse Canon zijn innovaties die de Concilievaders niet eens overwogen
hadden, laat staat geautoriseerd hadden. Wat er ook gezegd kan worden ter
verdediging van deze gebeden, zij zijn niet het product van een organische
liturgische ontwikkeling.
[10] Enkel 17% van
de gebeden van het Missaal van 1962 zijn ongeschonden opgenomen in het Missaal
van 1970, aldus Fr.
Anthony Cekada, The Problems with the Prayers of the Modern Mass (TAN
Books, 1991). László Dobszay, in The Restoration and Organic Development of
the Roman Rite, bemerkt dat “de Romeinse Ritus méér in de eigen gebeden van
de Mis heeft gestalte gekregen dan in de ordo van de Mis” (p. 48) want het
Sacramentarium is “het meest Romeinse bestanddeel van de klassieke Romeinse
ritus” (p. 201). Ik suggereer niet dat er geen basis is in Sacrosanctum
Concilium voor een wijziging van de eigen gebeden van de Mis (die is er
inderdaad); ik wijs enkel op de omvang van de veranderingen.
[11] The end result, I suppose, would be something like the missals published
in various countries following the release of the Ordo Missæ of 1965,
with the addition of new saints and prefaces.
[12] The
‘Tridentine’ Missal of 1570-1962 is not the only representative of the historic
Roman rite, but unlike the Missal of Paul VI it differs only in minor points
from the tradition which had already been alive for a thousand years when the
Council of Trent codified the Roman curial rite. In this context the use of the
word ‘traditional’ is wholly justified.
1 opmerking:
Ik feliciteer de auteur van deze website met het publiceren van deze artikelen over de liturgie. Inderdaad is de afstand tussen Vetus en Novus Ordo dusdanig, dat er mijns inziens geen mogelijkheid bestaat om tot één vorm van de Romeinse ritus te komen dan door herziening van de hervorming - een langzaam proces, dat al in gang is gezet en onomkeerbaar is. De Traditie heeft de toekomst.
Een reactie posten