zaterdag, februari 15, 2014

Welke toekomst voor de liturgie van Paulus VI?



Op 9 februari 2014 schreef Father Thomas Kocik, auteur van het intussen standaardwerk The Reform of the Reform? A Liturgical Debate (Ignatius Press, 2003), een opmerkelijke bijdrage voor de website The New Liturgical Movement.

Hier volgt een vertaling:
“Ik heb de indruk dat alles wat in algemene bewoordingen kan gezegd worden over de ‘hervorming van de hervorming’, -de oorsprong en doeleinden ervan, de omvang en methodologie, de verschillende voorstellen die zijn gedaan ten behoeve van de hervorming van de hervorming, de voor- en tegenstanders- nagenoeg al gezegd is geworden.[1] Alhoewel het moeilijk is een definitie te geven van deze beweging tot ‘hervorming van de hervorming’ (is de beweging een synoniem van de ‘nieuwe liturgische beweging’ of enkel maar een fase van deze beweging?[2]), is de algemene doelstelling ervan een aantal jaren goed samen gevat door een Ceylonese prelaat die stelde dat de tijd was gekomen dat we “de dwalende richtingen en beslissingen die genomen zijn” moeten “identificeren en corrigeren, de liturgische traditie van het verleden moedig” moeten “waarderen” “en ervoor zorgen dat de Kerk ertoe wordt gebracht de ware wortels van haar geestelijke rijkdom en grootsheid herontdekt, zelfs indien dit betekent dat we de hervorming zelf moeten hervormen…”[3]

Lang voordat Joseph Ratzinger Paus Benedictus XVI werd, was hij bezig met het kritisch evalueren van de hervorming van de liturgie na het Tweede Vaticaans Concilie en hierbij identificeerde hij die aspecten van de hervorming die weinig of geen rechtvaardiging bezitten in Sacrosanctum Concilium (SC), de liturgisch Constitutie van het Concilie, en die de ware geest van de liturgie ondermijnen.[4] Als paus lag het in zijn vermogen om de tekortkomingen –de “dwalende richtingen en beslissingen”- van de hervorming te herstellen op een universele schaal en dit niet enkel door zijn onderricht en zijn persoonlijk liturgisch voorbeeld maar ook door wetgeving. Hij benadrukte de schoonheid van de liturgie, bevorderde de liturgische en muzikale schatten van de Westerse Kerk (met inbegrip natuurlijk van de usus antiquior van de Romeinse ritus), en hij introduceerde een meer tastbare continuïteit met de traditie in de wijze waarop de pauselijke vieringen verricht werden (bv. de ‘Benedictijnse’ opstelling van het altaar, de celebratie van de Mis ad orientem in de Sixtijnse kapel en in andere pauselijke kapellen, het toedienen van de Heilige Communie aan de gelovigen op de tong terwijl zij knielden). Zijn opvolger, paus Franciscus, is een andere persoon met een andere persoonlijkheid en stijl, en het is duidelijk dat zijn prioriteiten andere aspecten van het leven van de Kerk zijn. Ik wacht niet met spanning op verdere officiële vooruitgang naar het model van paus Benedictus, die terecht is genoemd de “Vader van de nieuwe liturgische beweging”.[5]

Maar laat ons veronderstellen, praktisch gezien en misschien per impossibile, dat de ‘hervorming van de hervorming’ substantiële en institutionele ondersteuning zou verkrijgen. Zelfs dan betwijfel ik of deze onderneming doenbaar zou zijn – indien wij hieronder verstaan de hervorming van de huidige orde van de liturgie om deze substantieel terug op de lijn te krijgen van de langzaam ontwikkelde traditie die door de nieuwe orde in ruime mate is opzij geschoven. Ik word er niet toe bewogen dit te zeggen vanwege bitterheid omtrent het terugtreden van de paus vorig jaar. Zoals elke andere beweging staat of valt de ‘hervorming van de hervorming’ op haar eigen principes en niet op een paus of voorstander. Neen: de ‘hervorming van de hervorming’ kan niet gerealiseerd worden omdat de inhoudelijke discontinuïteit tussen de twee vormen van de Romeinse ritus zoals deze momenteel in gebruik zijn veel breder en veel dieper is dan ik mij in het begin had voorgesteld. In het decennium na de publicatie van mijn boek The Reform of the Reform? A Liturgical Debate (Ignatius Press, 2003), dat nagenoeg enkel de ritus van de Miss behandeld, zijn er een heel aantal belangrijke academische studies verschenen, in het bijzonder deze van László Dobszay (†2011)[6] and Lauren Pristas[7], die mijn ogen geopend hebben voor de inbreuken (“hack-job”) die door het Consilium van paus Paulus VI zijn aangericht ten aanzien van het gehele liturgische gebouw van de Latijnse Kerk: de Mis, het Goddelijk Officie, de rite van de sacramenten, de sacramentaliën, zegeningen en andere diensten van het Romeinse Rituale, etc.[8] Wat er ook moge gezegd worden van de hervormde liturgie – de pastorale voordelen ervan, haar legitimiteit, haar geworteld-zijn in de theologische ‘herbronning’, haar hegemonie, etc. – het feit blijft: het is geen organische ontwikkeling van de liturgie die Vaticanum II erfde (en, vier eeuwen daarvoor, het Concilie van Trente.

Er zijn significante breuken in de inhoud en in de vorm die niet zomaar geremedieerd kunnen worden door een herstel van de Gregoriaanse gezangen als de belangrijkste gezangen in de muziek van de Romeinse ritus, door een uitbreiding van het gebruik van het Latijn en door een verbetering van de vertalingen van de Latijnse liturgische teksten naar de volkstaal, door een frequenter (of exclusief[9]) gebruik van de Romeinse Canon, door het altaar te heroriënteren en door sommige toelatingen in te trekken. Hoe belangrijk het ook is om de hervormde riten correct en eerbiedig te celebreren en op manieren die duidelijker de continuïteit met de traditie naar voren brengen, toch laten deze maatregelen de wezenlijke inhoud van de riten onaangetast. Elke toekomstige poging tot liturgische verzoening of vernieuwing in continuïteit met de traditie zal rekening moeten houden met de volledige herziening van de eigen gebeden van de Mis[10]; de vervanging van de Offertoriumgebeden door moderne composities; het verlaten van de zeer oude jaarlijkse Romeinse cyclus van Zondagslezingen en Zondagsevangelies; de radicale revisie van de heiligenkalender; de afschaffing van de oude Pinksteroctaaf, van de Septuagesima-tijd voorafgaand aan de Vasten, van de Zondagen na Epifanie en na Pinksteren; de ontbinding van de eeuwenoude structuur van de Getijden; enz. De oude en nieuwe vormen van de liturgie dichter bij elkaar brengen zou méér beweging vereisen van de nieuwe vorm dan van de oude vorm; in die mate dat het eerlijker lijkt om te spreken over een graduele omkering van de hervorming (tot aan het punt waarop het opnieuw aansluit met de liturgische traditie zoals het Concilie deze ontvangen heeft) dan over een hervorming van de hervorming.

Het dubbele verlangen van de Concilievaders, nl. vernieuwingen toestaan die “door een werkelijk en duidelijk nut van de Kerk worden vereist” en “waarbij men er op dient te letten, dat de nieuwe vormen als het ware organisch voortkomen uit de reeds bestaande vormen (SC 23) kan inderdaad gerealiseerd worden, maar niet door de riten, gepromulgeerd door Paulus VI, als uitgangspunt te nemen om zo te komen tot één enkele, organisch hervormde versie van de antieke Romeinse ritus: dat zou zijn alsof men probeerde ‘Humpty-Dumpty’ [Dit is een verwijzing naar het bekende kinderrijmpje: ‘Humpty Dumpty sat on a wall,Humpty Dumpty had a great fall. All the king's horses, And all the king's men, Couldn't put Humpty together again] terug in elkaar te plaatsen.

Wat er nodig is, is niet een ‘hervorming van de hervorming’ maar een voorzichtige aanpassing van de Tridentijnse liturgie in overeenstemming met de principes van Sacrosanctum Concilium (zoals dit gebeurde onmiddellijk na de promulgatie van dit document in 1963), waarbij we leren van de ervaringen van de voorbije 50 jaar.[11] Intussen kunnen hier en daar verbeteringen worden aangebracht in de ‘ars celebrandi’ van de Gewone Vorm. Maar de weg die leidt naar een duurzame toekomst voor de traditionele Romeinse ritus[12] – en naar het bereiken van de liturgische visie van Vaticanum II, die een gematigde aanpassing van deze ritus verordende en niet vernietiging ervan – is de mooie en gepaste celebratie, in een toenemend aantal locaties, van de Buitengewone Vorm, waarbij elke inspanning wordt gedaan om het kernprincipe (dat juist verstaan wordt) te bevorderen, nl. “de volledige, bewuste en actieve deelname” van de gelovigen (SC 14).


[1] Een geschiedenis en analyse van de beweging (indien men het een beweging kan noemen) met een nuttige bibliografie zal verschijnen in T&T Clark Companion to Liturgy: The Western Catholic Tradition, ed. Alcuin Reid (Bloomsbury T&T Clark, 2015). Eén van de eerste studies die sprak over een alternatieve hervorming is Klaus Gamber, The Reform of the Roman Liturgy: Its Problems and Background, trans. Klaus D. Grimm (Una Voce Press and The Foundation for Catholic Reform, 1993) pp. 41-61 [over de ordo van de Mis], 63-75 [over de lezingen]; Gamber stelde dat de Ordo Missæ van 1965 voldeed aan de herzieningen van Vaticanum II. De eerste typologie van de liturgische agenda’s van post-Vaticanum II is Beyond the Prosaic: Renewing the Liturgical Movement, ed. Stratford Caldecott (T&T Clark, 1996). Meer recent, zie John F. Baldovin, Reforming the Liturgy: A Response to the Critics (Liturgical Press, 2008); gerecenseerd in NLM hier and hier. Verschillende schema’s voor een ‘hervorming van de hervorming’ kunnen gevonden worden in de appendices van mijn boek, The Reform of the Reform? A Liturgical Debate (Ignatius Press, 2003). Het enige niet-Engelstalige voorstel naar mijn weten is Claudio Crescimanno, La Riforma della Riforma liturgica: Ipotesi per un “nuovo” rito della missa sulle trace del pensiero di Joseph Ratzinger (Fede & Cultura, 2009).

[2] See, e.g., here and here and here and here and here.

[3] Archbishop (now Cardinal) Albert Malcolm Ranjith’s foreword to Nicola Giampietro, The Development of the Liturgical Reform: As Seen by Cardinal Ferdinando Antonelli from 1948 to 1970 (Roman Catholic Books, 2009), p. xvi; reviewed in Antiphon 14 (2010) 312-14 and on NLM here. Ranjith was then Secretary of the Congregation for Divine Worship and the Discipline of the Sacraments and is now (since 2009) the Cardinal-Archbishop of Colombo.

[4] The Feast of Faith: Approaches to a Theology of the Liturgy (Ignatius Press, 1986); The Spirit of the Liturgy (Ignatius Press, 2000); “Assessment and Future Prospects,” in Looking Again at the Question of the Liturgy with Cardinal Ratzinger: Proceedings of the July 2001 Fontgombault Liturgical Conference, ed. Alcuin Reid (St Michael’s Abbey Press, 2003).

[5] Alcuin Reid, “The New Liturgical Movement after the Pontificate of Benedict XVI”, Address to Church Music Association of America, 15 October 2013; available here and here.

[6] The Bugnini-Liturgy and the ‘Reform of the Reform’ (Catholic Church Music Associates, 2003); reviewed in Antiphon 9:3 (2005) 309-10. The Restoration and Organic Development of the Roman Rite (T&T Clark/Continuum, 2010). I was unaware of the former until 2006; my review of the latter is available on NLM here. See also Dobszay’s “Perspectives on an Organic Development of the Liturgy,” in Antiphon 13:1 (2009) 18-27.

[7] The Collects of the Roman Missals: A Comparative Study of the Sundays in Proper Seasons before and after the Second Vatican Council (Bloomsbury T&T Clark, 2013). See the Book Notice; my review of this volume will appear in Antiphon 18:1 (2014).

[8] Also deserving of attention is Father Uwe Michael Lang’s essay, “Theologies of Blessing: Origins and Characteristics of De benedictionibus (1984),” in Antiphon 15 (2011) 27-46, dealing with the substantial revision of blessings in the Roman Ritual resulting from significant changes in the theological understanding of blessings.

[9] De drie Eucharistische Gebeden, geïntroduceerd in 1968 en vervat in het missal van Paulus VI als alternatieven voor de Romeinse Canon zijn innovaties  die de Concilievaders niet eens overwogen hadden, laat staat geautoriseerd hadden. Wat er ook gezegd kan worden ter verdediging van deze gebeden, zij zijn niet het product van een organische liturgische ontwikkeling.

[10] Enkel 17% van de gebeden van het Missaal van 1962 zijn ongeschonden opgenomen in het Missaal van 1970, aldus Fr. Anthony Cekada, The Problems with the Prayers of the Modern Mass (TAN Books, 1991). László Dobszay, in The Restoration and Organic Development of the Roman Rite, bemerkt dat “de Romeinse Ritus méér in de eigen gebeden van de Mis heeft gestalte gekregen dan in de ordo van de Mis” (p. 48) want het Sacramentarium is “het meest Romeinse bestanddeel van de klassieke Romeinse ritus” (p. 201). Ik suggereer niet dat er geen basis is in Sacrosanctum Concilium voor een wijziging van de eigen gebeden van de Mis (die is er inderdaad); ik wijs enkel op de omvang van de veranderingen.

[11] The end result, I suppose, would be something like the missals published in various countries following the release of the Ordo Missæ of 1965, with the addition of new saints and prefaces.

[12] The ‘Tridentine’ Missal of 1570-1962 is not the only representative of the historic Roman rite, but unlike the Missal of Paul VI it differs only in minor points from the tradition which had already been alive for a thousand years when the Council of Trent codified the Roman curial rite. In this context the use of the word ‘traditional’ is wholly justified.

1 opmerking:

Broeder Clemens Maria zei

Ik feliciteer de auteur van deze website met het publiceren van deze artikelen over de liturgie. Inderdaad is de afstand tussen Vetus en Novus Ordo dusdanig, dat er mijns inziens geen mogelijkheid bestaat om tot één vorm van de Romeinse ritus te komen dan door herziening van de hervorming - een langzaam proces, dat al in gang is gezet en onomkeerbaar is. De Traditie heeft de toekomst.