donderdag, november 16, 2023

Nouvelle théologie

 Wie zei ook weer waar de nieuwe theologie naartoe zou leiden?

Apostolische Brief in de vorm van een ‘Motu Proprio’

Ad theologiam promovendam

Waarmee de nieuwe statuten van de Pauselijke Academie voor Theologie worden goedgekeurd.

1 november 2023

1. Het bevorderen van de theologie in de toekomst kan niet beperkt blijven tot het abstract opnieuw voorstellen van formules en schema's uit het verleden. Geroepen om het heden profetisch te interpreteren en nieuwe routes voor de toekomst uit te stippelen, in het licht van de Openbaring, zal de theologie het hoofd moeten bieden aan diepgaande culturele transformaties, in het besef dat: “Wat we meemaken is niet simpelweg een tijdperk van verandering, maar een verandering van tijdperk”.[1]

2. De Pauselijke Academie voor Theologie, opgericht in het begin van de 18e eeuw onder de auspiciën van mijn voorganger, Clemens XI, en door hem canoniek ingesteld met de instructie Inscrutabili op 23 april 1718, heeft in de loop van haar eeuwenlange bestaan voortdurend de noodzaak belichaamd om theologie ten dienste te stellen van de Kerk en de wereld, door haar structuur waar nodig aan te passen en haar doelstellingen te verbreden: van een eerste plaats voor theologische vorming van geestelijken in een context waar andere instellingen ontbraken en ontoereikend waren voor dit doel, tot een groep geleerden die geroepen werden om theologische thema's van bijzonder belang te onderzoeken en uit te diepen. De door mijn voorgangers gewenste actualisering van de statuten markeerde en bevorderde dit proces: men denke aan de statuten die Gregorius XVI op 26 augustus 1838 goedkeurde en die welke Johannes Paulus II goedkeurde met de Apostolische Brief Inter munera Academiarum op 28 januari 1999.

3. Na bijna vijfentwintig jaar is de tijd gekomen om deze normen te herzien, om ze meer geschikt te maken voor de zending die onze tijd aan de theologie oplegt. Aan een synodale, missionaire Kerk, een Kerk die ‘uitgaat’ kan alleen een theologie die ‘uitgaat’ corresponderen. Zoals ik schreef in mijn Brief aan de Grootkanselier van de Katholieke Universiteit van Argentinië, gericht aan professoren en studenten theologie: “Wees niet tevreden met een theologie aan tafel. Laat je plaats van reflectie de grenzen zijn. [...] Goede theologen ruiken, net als goede herders, naar de mensen en de straat en gieten met hun reflectie olie en wijn op de wonden van de mensen.” Openheid voor de wereld, voor de mens in de concreetheid van zijn existentiële situatie, met zijn problemen, wonden, uitdagingen en mogelijkheden, kan echter niet worden gereduceerd tot een ‘tactische’ houding, waarbij extrinsiek de nu uitgekristalliseerde inhoud wordt aangepast aan nieuwe situaties, maar moet de theologie aansporen tot een epistemologische en methodologische herbezinning, zoals aangegeven in het Voorwoord van de Apostolische Constitutie Veritatis gaudium.

4. Daarom wordt theologische reflectie opgeroepen tot een keerpunt, tot een paradigmaverschuiving, tot een “moedige culturele revolutie”[2] die haar er allereerst toe verplicht een fundamenteel contextuele theologie te zijn, die in staat is het evangelie te lezen en te interpreteren in de omstandigheden waarin mannen en vrouwen dagelijks leven, in verschillende geografische, sociale en culturele omgevingen, en die als archetype de menswording van de eeuwige Logos heeft, zijn intrede in de cultuur, het wereldbeeld en de religieuze traditie van een volk. Van hieruit kan theologie zich alleen maar ontwikkelen tot een cultuur van dialoog en ontmoeting tussen verschillende tradities en verschillende vormen van kennis, tussen verschillende christelijke denominaties en verschillende religies, waarbij iedereen, gelovigen en niet-gelovigen, zich openlijk met elkaar confronteert. De behoefte aan dialoog is in feite inherent aan de mens en aan de hele schepping, en het is de bijzondere taak van de theologie om “de trinitaire afdruk te ontdekken die van de kosmos waarin wij leven “een web van relaties” maakt waarin “het elk levend wezen betaamt naar een ander ding te neigen”.[3]

8. Het gaat om het pastorale ‘stempel’ die de theologie in haar geheel, en niet alleen op één bepaald gebied, moet dragen: zonder theorie en praktijk tegenover elkaar te stellen, wordt de theologische reflectie aangespoord zich te ontwikkelen met een inductieve methode, die uitgaat van de verschillende contexten en concrete situaties waarin mensen zijn opgenomen, zich serieus laat uitdagen door de werkelijkheid, om onderscheiding te worden van de “tekenen des tijds” in de verkondiging van het heilsgebeuren van de God-agape, meegedeeld in Jezus Christus. Daarom moet de kennis van het gezond verstand van de mensen, die in feite de theologische vindplaats is waar zoveel beelden van God wonen, die vaak niet overeenkomen met het christelijke gezicht van God, die alleen en altijd liefde is, eerst en vooral bevoorrecht worden. Theologie staat ten dienste van de evangelisatie van de Kerk en de overdracht van het geloof, zodat het geloof cultuur wordt, dat wil zeggen het wijze ethos van het volk van God, een voorstel van menselijke en humaniserende schoonheid voor iedereen.



[1] Toespraak tot de Romeinse Curie, 21 december 2019.

[2] Encycliek Laudato si', 114.

[3] Apostolische Constitutie Veritatis gaudium, voorwoord 4a.

donderdag, november 09, 2023

Wat is klerikalisme?

Een interessant perspectief van Dr. Jeff Mirus hier

Een excerpt:

Het ergste klerikalisme is niet het hebben van een onaangename persoonlijkheid of een luiheid in het ambt. Het ergste klerikalisme is dat de priester zich een autoriteit toe-eigent die hij niet bezit als het gaat om het onderwijzen van wat Christus en de Kerk hem hebben opgedragen te onderwijzen en het toedienen van de sacramenten op de manier en in de omstandigheden waarin Christus en de Kerk hebben bepaald dat ze moeten worden toegediend.

Met andere woorden, de grootste zonden van het klerikalisme doen zich niet voor wanneer de priester onbedoeld de grenzen van zijn persoonlijkheid laat zien, maar wanneer de priester zich opzettelijk gezag toe-eigent over het geloofsgoed, de morele wet en de toediening van de sacramenten. Er heerste een epidemie hiervan in het hele Westen, en vooral op de campussen van de hogescholen, vanaf het midden van de jaren zestig, een epidemie die vandaag de dag nog steeds op veel plaatsen woedt, misschien wel het meest consequent op jezuïetenuniversiteiten in het Westen, maar ook in bisdommen, religieuze ordes en uitgeverijen die in de greep blijven van de secularistische vlucht uit de werkelijkheid.