zaterdag, november 16, 2013

De collecta voor Gertrudis van Helfta


 



Vandaag viert de Kerk zowel in de gewone als in de buitengewone vorm de H. Gertrudis van Helfta (1256-1301). Haar geschriften vormen een belangrijke etappe in de groei van de devotie tot het Heilig Hart, net zoals dit het geval is geweest met de 17e eeuwse Marghareta Maria Alacoque (zie onze post hier).
Men dient zich af te vragen waarom zovele gebeden in het nieuwe missaal veranderd zijn. Welke opvatting over geloof en theologie gaat hierachter schuil?

De collecta in MR 1962 luidt:
“Deus, qui in corde beatae Gertrudis Virginis jucundam tibi mansionem praeparasti: ipsius meritis et intercessione cordis nostri maculas clementer absterge, et eiusdem tribue gaudere consortio.” (De woorden in vet ondergaan een wijziging)
Het openingsgebed in MR 1969/70 luidt:
“Deus, qui iucundam tibi mansionem in corde beatae Gertrudis virginis praeparasti, ipsius intercessione, cordis nostri tenebras clementer illustra, ut te in nobis praesentem et operantem laetanter experiamur.”
In vertaling voor 1962 is dit:
“God, die U een welgevallig verblijf bereid heb in het hart van de heilige maagd Gertrudis, om haar verdiensten en op haar voorspraak, zuiver goedgunstig ons hart van de smetten en doe ons haar gezelschap genieten.”
In vertaling voor 1969/70 is dit:
“God, die U een welgevallig verblijf bereid heb in het hart van de heilige maagd Gertrudis, op haar voorspraak, verlicht goedgunstig het duister van ons hart, opdat wij met vreugde ervaren dat Gij in ons aanwezig en werkzaam zijt.”

In tegenstelling tot Maria Alacoque, heeft men tenminste het woord 'hart' laten staan zodat de verwijzing naar de H. Hart devotie er nog is.
Wij weten uit de geschriften van Bugnini en anderen dat het een bekommernis van het Consilium was de teksten van de Novus Orde zo oecumenisch mogelijk te maken.
Is dit de reden waarom in het nieuwe gebed er geen sprake meer is van verdiensten (“meritis”)?
Is de pastorale aanpak verantwoordelijk voor het feit dat er niet meer sprake is van de sterke taal omtrent het zuiveren van de smetten in onze harten, maar enkel nog over de verlichting van de duisternis, een taalgebruik dat minder ‘beledigend’ klinkt?
Tot slot wordt het nieuwe gebed afgesloten met een ‘veraardsing’, het hier en nu staat centraal en niet meer het einddoel van het leven. Wij vragen niet meer met haar in de hemel verenigd te worden maar hier op aarde Gods aanwezig te ‘ervaren’. Met dit laatste is niks mis mee (afgezien van de absolute subjectiviteit van de term ‘ervaring’) maar feit is wel dat het eschatologisch perspectief volledig weggelaten is.

Geen opmerkingen: