Op 14 januari 2013 keurde Benedictus XVI de publicatie van
een nieuw Directorium voor het Ambt en het Leven van de Priesters, vanwege de
Congregatie voor de Clerus, goed. Een eerste versie was verschenen in 1994 en
in het Nederlands in 1995 vertaald en uitgegeven als een bijzonder nummer van
Kerkelijke Documentatie. De nieuwe editie is op www.clerus.org
te downloaden.
Hier zijn enkele opvallende wijzigingen en aanvullingen ten
opzichte van de eerste editie uit 1994.
A/Toegevoegd aan nr. 6 over de identiteit van de priester
“Dit bewustzijn van zijn identiteit is van bijzonder belang in de hedendaagse culturele context van de secularisatie waar “ de priester ‘vervreemd’ lijkt van het algemene aanvoelen, precies omwille van de meest fundamentele aspecten van zijn ambt, zoals daar zijn: een mens zijn van het heilige, onttrokken aan de wereld om ten gunste te spreken voor de wereld, waarbij hij tot deze zending aangesteld is door God en niet door de mensen (cf. Heb. 5,1)”[i]. 7/ Dit bewustzijn – gegrondvest op de ontologische band met Christus – neemt afstand van “functionalistische” opvattingen die de priester enkel hebben willen beschouwen als sociaal werker of uitvoerder van riten “met als gevaar het Priesterschap van Christus zelf te verraden” [ii] en het leven van de priester te reduceren tot een louter uitvoeren va plichten. Alle mensen een natuurlijke religieuze band die hen onderscheidt van elk ander levend wezen en die hen maakt tot zoekers van God. Echter, de mensen zoeken in de priester de man van God waarin zij Zijn Woord, Zijn Barmhartigheid en het Brood van de hemel ontdekken, het Brood dat “het Leven geeft aan de wereld” (Joh. 6, 33): “God is de enige rijkdom die de mensen uiteindelijk in een priester verlangen te vinden”[iii]. In het bewustzijn van zijn identiteit zal de priester, ten aanzien van tegenslag, ellende of verdrukking, ten aanzien van de geseculariseerde en relativistische mentaliteit die de fundamentele waarheden van ons geloof in twijfel trekt of ten aanzien van zovele andere situaties in de postmoderne cultuur, gelegenheden zien om zijn specifiek ambt van herder, geroepen om het Evangelie aan de wereld te verkondigen, uit te oefenen.”
B/Secties over missionair aspect van het priesterschap in de
context van de Nieuwe Evangelisatie is sterk uitgebreid, nieuw is ook de sectie
over het geestelijk vaderschap van de priester.
C/In de sectie over de gehoorzaamheid wordt, na het
vaststellen dat een afwijkende mening op het gebied van geloof en zeden iets
ernstigs is omdat het ergernis veroorzaakt en gelovigen in de war brengt,
toegevoegd onder beroep op Benedictus XVI: “De oproep tot ongehoorzaamheid aan
het definitieve Leergezag van de Kerk is niet een weg om de Kerk te vernieuwen.”
D/De sectie over de verplichting als geestelijke gekleed te
gaan voegt toe: “De kerkelijke kleding is het uitwendig teken van een inwendige
realiteit: “immers, de priester behoort niet meer toe aan zichzelf maar door
het ontvangen van het sacramentele merkteken is hij “eigendom” van God. (CKK
1563, 1582). Zijn “toebehoren aan een Ander” moet voor iedereen herkenbaar
worden door middel van een heldere getuigenis. … In de wijze van denken,
spreken, beoordelen van de gebeurtenissen in de wereld, in de wijze van dienen
en beminnen, zich verhouden tot personen, ook in de kleding, moet de priester
de profetische kracht halen uit zijn sacramenteel toebehoren”.[iv]
Tevens wordt er toegevoegd dat ook de transeunt diaken ofwel
de toog ofwel een passende kerkelijke kleding dient te dragen.
Het uitdrukkelijk noemen van de toog als eerste wordt nog
onderstreept door de toevoeging van een andere sectie, nl. “Bovendien is de
toog, ook in de vorm, de kleur en de waardigheid ervan, bijzonder geschikt
omdat het de priesters duidelijk onderscheidt van de leken en beter het gewijde
karakter van hun ambt doet inzien doordat het in herinnering brengt dat de
priester altijd en op elk moment priester is, gewijd om te dienen, te
onderrichten en de zielen te leiden en te heiligen, op de eerste plaats door
middel van de viering van de sacramenten en de prediking van het Woord van God.
Het dragen van het klerikale habijt fungeert bovendien als bescherming voor armoede
en kuisheid.”
E/De zin “Gewijd om het heilig offer voort te zetten, toont
de priester op de meest duidelijke wijze zijn identiteit” wordt nu ondersteund
door een mooi citaat van Thomas: “Sacerdos habet duos actus: unum principalem,
supra corpus Christi verum; et alium secundarium, supra corpus Christi
mysticum. Secundus autem actus dependet a primo, sed non convertitur” (ST,
Suppl., q. 36, a. 2, ad 1) of te wel “De priester bezit twee handelingen: de
voornaamste over het ware lichaam van Christus en de secundaire over het
mystieke lichaam van Christus. De tweede handeling echter hangt af van de
eerste maar niet omgekeerd.”
F/Vanzelfsprekend wordt de sectie over de viering van de
Eucharistie aangevuld met het leergezag van Benedictus XVI hieromtrent.
G/Nieuwe en uitgebreide secties betreffen de misintenties en
het getijdengebed.
H/Sterk uitgebreid is ook de sectie met de argumenten ten
gunste van het celibaat.
Kortom, deze en andere aanvullingen maken een Nederlandse
vertaling noodzakelijk!
[i] Benedictus XVI, Toespraak
Tot de deelnemers van het theologisch congres, georganiseerd door de
Congregatie voor de Clerus (12 maart 2010).
[ii] Ibid.
[iii] Benedictus XVI, Toespraak tot de deelnemers aan de plenaire sessie van de Congregatie
voor de Clerus ( 16 maart 2009).
[iv] Benedictus XVI, Toespraak
Tot de deelnemers van het theologisch congres, georganiseerd door de
Congregatie voor de Clerus (12 maart 2010).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten