Je hoort het wel vaker. Er worden duidelijk liturgische misbruiken vastgesteld maar de bevoegde personen verdedigen een niet-optreden (niet-optreden is natuurlijk ook een vorm van optreden!) want “we willen de mensen niet wegjagen uit de Kerk”, “je moet zulke dingen geleidelijk doen en niets forceren”, “een pastorale aanpak is nodig”, “er is al zoveel veranderd, nu nog meer veranderen, brengt alleen maar verwarring”, etc.
Het klinkt natuurlijk sympathiek om rekening te houden met
de gevoelens van mensen en geleidelijkheid is op zich waardevol (alhoewel er
grenzen zijn aan de geleidelijkheid, bv. wachten tot een actor van liturgische
misbruiken overleden is alvorens in te grijpen is zo’n overschrijding van een
grens) net zoals een uitleg van de correcties die men wil doorvoeren belangrijk
is, maar bekijken we de zaak eens wat grondiger. Eigenlijk zegt men zoiets als
“een misbruik verbeteren, beter maken, het goede proberen te bereiken, zal
enkel de mensen wegjagen, brengt enkel verwarring”, etc. Terwijl iedereen het
er over eens zal zijn dat per definitie een misbruik iets is wat gecorrigeerd
dient te worden en het goede dient bevorderd te worden.
Je kunt niet twee dingen tegelijkertijd willen, nl. verbaal
verkondigen dat je achter een hermeneutiek van de continuïteit staat en in het
handelen of niet-handelen laten blijken dat er in feite een hermeneutiek van de
breuk heerst. Ofwel probeer je de liturgie die je op een plek aantreft in
overeenstemming te brengen met de traditie van de Kerk ofwel probeer je dit niet.
Ook hier geldt, stilstand is achteruitgang. Wat er in feite gebeurt wanneer er
niet opgetreden wordt, is een bevordering en ondersteuning van een mentaliteit
die de Kerk afwijst.
“Maar dan komen de mensen niet meer”. Hier dienen we
duidelijk en moedig te zijn. Duidelijk, nl. dat de Kerk, net zoals Christus,
niet op zoek mag gaan naar applaus. Een Kerk die trouw is aan Christus zal
altijd een struikelblok zijn. Moedig, nl. om correcties van misbruiken uit te
leggen en te verhelderen door de gelovigen de volledige katholieke visie op
sacramenten te geven. Als we zeggen dat de liturgie bepalend is voor de
katholieke identiteit (en zelfs cultuurkatholieken zijn het daarover eens met
hun esthetiek van wierook en Gregoriaans) en we werkelijk ernstig nemen wat Sacrosanctum
Concilium zegt over de Eucharistie als “bron en hoogtepunt”, dan is elke
liturgische misbruik schadelijk voor onze identiteit en dus voor een echt
authentieke verkondiging van onze boodschap.
Er is dus een religieuze en morele plicht van elkeen een
liturgisch misbruik te willen corrigeren of nog, er is zoiets als de zonde van
het niet-willen zich ernstig inspannen om een liturgisch misbruik te willen
corrigeren.
“Maar is het écht wel zo belangrijk”. Hierop dienen we te
antwoorden met het adagium van Benedictus XVI: lex orandi, lex credendi, nl. de
wijze waarop wij bidden, bepaalt wat wij geloven. Indien het meest heilige van
de Kerk niet op een heilige wijze bejegend wordt, ja zelfs, ontheiligd wordt,
dan zal ook al het overige ontheiligd worden. De core business van de Kerk is
de aanbidding van God en de heiliging van de gelovigen en dat begint allereerst
in de liturgie en de sacramenten.
Hoe langer een misbruik voortduurt, hoe verder een gelovige
afdwaalt van de Kerk en een eigen traditie fabriceert: “Mijnheer pastoor, wij
doen dit al jaren zo”. De liturgie is de plaats bij uitstek waar wij moeten
werken aan het overwinnen van de tegenstelling pre-conciliair en
post-conciliair.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten