Integralisme is
een moeilijk te definiëren begrip maar in het algemeen kan men zeggen dat het
integralisme een wijze van denken is die elk gebied van het leven wil vormen
geven vanuit en door het katholieke geloof. Het is niet anders dan een
toepassing van de betekenis van het woord ‘katholiek’, nl. algemeen of
universeel of integraal, op elk gebied van de werkelijkheid. Als zodanig is
elke katholiek ipso facto een integralist of zou dat moeten zijn. Vaticanum II
schrijft hierover in AA 13: “Het apostolaat in het sociale milieu, d.w.z. het
streven om de mentaliteit en de zeden, de wetten en de structuren van de
gemeenschap, waarin men leeft, te doordringen van een christelijk geest, is bij
uitstek de taak en de plicht van de leken, die anderen nooit naar behoren
kunnen vervullen.”
In zoverre het
seculiere liberalisme precies werkt met de scheiding van kerk en staat, politiek
en ethiek, economie en ethiek, publiek en privé, etc. is het integralisme per
definitie anti-modern.
Maar is het
mogelijk het integralisme nader te bepalen. Hiervoor kunnen we te raden gaan
bij het essay “Mentalité de droite et Intégrisme en France” van Yves Congar, verschenen
als appendix III in zijn Vraie et fausse réforme de l’Église uit 1950 (pp.
604-622). Nota bene dat in de tweede druk van dit werk in 1968 deze appendix
werd weggelaten, niet, zoals de auteur schrijft, bij wijze van retractatie maar
omdat hij wil bijdragen aan de sereniteit van het debat.
Allereerst
schrijft hij dat het integralisme niet allereerst een “doctrinele positie” is
maar een “mentaliteit” en een “attitude” (605) die erin bestaat “s’opposer au
monde moderne, à la révolution, à la république”. Dit leidt ertoe dat men “fatalement” gericht is
op “les choses d’avant et, en tout cas, qu’on eût une solidarité d’esprit et d’action
avec le passé » (611). Dit maakt dat integralisten steeds tot de
rechterzijde van het politieke spectrum behoren.
Hier zou men reeds Congar kunnen antwoorden dat in 2018,
veeleer dan de aantrekkelijkheid van de nostalgie naar het verleden bloot te
leggen door middel van de ironie zoals de postmodernisten doen, nostalgie een
positieve kracht is die een historisch-bewuste katholieke cultuur schept die
minder in staat is ten prooi te vallen aan ideologische manipulatie; een kracht
die verloren gewaande waarheden opnieuw geloofwaardigheid kan geven.
Deze attitude vertaalt zich volgens Congar op het religieuze
plan in de primauteit van de orde, d.w.z. de orde zoals deze “van buiten komt”,
“van omhoog”, door middel van “gezag” en “voorschriften”. (613) Dit omdat men
een wantrouwen heeft in wat vanuit de mens komt en dus ook in nieuwe vragen of
initiatieven. Ook hier zou men kunnen vragen of het toch niet gerechtvaardigd
is, in het licht van de politieke en culturele werkelijkheid, dit wantrouwen te
bezitten?
Vervolgens geeft Congar acht kenmerken van het integralisme
(zonder argumentatie.
1/Insisteren op de corruptie van de natuur, op de erfzonde.
Inderdaad, de jonge Ratzinger merkte op dat passages in Gaudium et Spes neigen
naar een pelagianistisch optimisme.
2/Besturen door middel van gezag. Inderdaad, als zondig
schepsel en zondige gelovige kan geen enkele katholiek zichzelf besturen.
3/A priori verwerpen van de notie van evolutie; wantrouwen
t.a.v. ontwikkeling; allergisch wanneer iemand redeneert op basis van “leven”
of “ervaring”. Inderdaad, het gaat erom dat wij God dienen en niet dat wij onze
ideeën over God ten dienste stellen van onze ervaringen.
4/Een afgrijzen voor een “plan incliné dans l’accès du
christianisme”. Inderdaad, er is geen geleidelijkheid van de wet.
5/Nadruk op de objectieve kant van het geloof (fides quae
creditur) ten nadele van subjectieve kant van het geloof (fides qua creditur).
Een halve eeuw catechese toont waar de nadruk op de subjectieve kant van het
geloof toe leidt.
6/Nadruk op de rede, bewijsvoering en weinig op ervaring,
geweten. Gehecht-zijn aan de scholastiek maar enkel op St. Thomas. St. Thomas heeft
alles gezegd (ayant tout dit). Opnieuw, een blik op de recente geschiedenis
leert wat de gevolgen zijn van een al te grote nadruk op ervaring en geweten.
En het beeld van St. Thomas dat hij schetst is karikaturaal; zelfs een Garrigou-Lagrange
had oog voor ontwikkeling van St. Thomas’ denken.
7/Maximalisatie van de “paroles venue de Rome" ;
zoekenden wordt snel het label ‘heretisch’ opgespeld. Het is heel makkelijk een
dozijn theologen op te noemen, enkel in de Lage Landen die zich decennia lang
niet geïnteresseerd hebben aan Rome en voor wie “heretisch” niet de minste van
hun bekommernissen is.
8/De Kerk wordt wel gezien als een “mystère de gràçe” maar
enkel op het persoonlijke niveau en de ecclesiologie wordt op autoritaire wijze
uitgelegd. Zie punt 2.
Op basis van deze punten zou men het integralisme kunnen
definiëren als volgt:
Het integralisme is een denkvorm die het “katholische und”
consequent toepast in alle domeinen van de werkelijkheid. Door de blik te
richten op het verleden is het integralisme in staat een historisch-bewuste
katholieke cultuur te ontdekken waardoor de integralist minder in staat is ten
prooi te vallen aan ideologische manipulatie en méér in staat verloren gewaande
waarheden opnieuw geloofwaardigheid te geven.
Dit historisch bewustzijn levert de integralist een
realistische kijk op de menselijke natuur en diens noodzaak tot geleid-worden
en gecorrigeerd-worden. De integralist denkt theocentrisch en bemerkt de sporen
van de goddelijke logos in de Openbaring en het menselijke verstand. Aangezien
het doel helder geopenbaard is als ook het middel (de Kerk) tot het bereiken
van dit doel, is er ook ruimte voor een goddelijke providentiële pedagogie
waartoe ook de leer van St. Thomas behoort.
Kortom, méér integralisme graag!