Met de publicatie van het ‘Klein Missaal’ wordt voor het
grote publiek voor het eerst de vruchten zichtbaar van het vertalingswerk met
het oog op een correctere Nederlandstalige editie van het Romeins Missaal.
Misschien is dit een goed moment om zich te bezinnen omtrent de introductie van
de volkstaal in de liturgie überhaupt, één van de meest genoemde
‘verworvenheden’ van Vaticanum II. Een aandachtig lezer van Sacrosanctum
Concilium (1963) weet natuurlijk dat er in nr. 36 staat dat het gebruik van de
Latijnse taal moet bewaard blijven. Hoe kon het anders wanneer we weten dat
Paus Pius XII, nauwelijks zeven jaar vóór de publicatie van Sacrosanctum
Concilium, nog schreef: “Het zal niettemin overbodig zijn nogmaals in
herinnering te brengen, dat de Kerk ernstige motieven heeft om in de Latijnse
ritus de onvoorwaardelijke verplichting voor de celebrerende priester te
handhaven om de Latijnse taal te gebruiken en eveneens, wanneer het
gregoriaans het heilig Offer begeleidt, dat dit geschiedt in de taal van de
Kerk.” (22 september 1956, Toespraak tot de deelnemers aan het internationaal
liturgisch congres te Assisi).
De praktijk wijst echter uit dat het Latijn nagenoeg
verdwenen is uit het leven van de Kerk en van de gelovigen. Zelfs in een internationale
context wordt vaak toevlucht gezocht in het Engels en het Italiaans, zelfs
indien celebranten en/of gelovigen deze taal nauwelijks meester zijn. Er zijn
zelfs gevallen bekend waarin de consecratie door celebrant en concelebrant(en)
in verschillende talen wordt verricht, iets wat uitdrukkelijk ingaat tegen
Redemptionis Sacramentum nr. 113, maar wat de afwezigheid van het Latijn zelfs
bij ambtsdragers nogmaals onderstreept.
In het licht hiervan zijn enkele opmerkingen voorafgaand aan
de promulgatie van Sacrosanctum Concilium interessant.
Toekomstig kardinaal Dino Staffa, secretaris van de
Congregatie voor de Seminaries en Universiteiten geeft volgende
algemeen-culturele achtergrond:
In het schema wordt toegevoegd dat de gewijde liturgie zich moet aanpassen aan de veranderde tijden en gewoonten. Hier moeten wij ook aandacht hebben voor de gevolgen. Immers, de gewoonten, ja zelfs het uitzicht van de maatschappij zelf en vooral vandaag, verandert snel en zal nog sneller veranderen. Wat vandaag in overeenstemming lijkt met de verzuchtingen van de menigte zal in dertig of ten hoogste vijftig jaar reeds ongepast lijken. Men zou hieruit dus moeten besluiten dat in dertig of vijftig jaar de liturgie opnieuw integraal of nagenoeg integraal zal moeten hervormd worden. Dit lijkt mij logisch na wat gezegd is maar dit is helemaal niet gepast wat betreft de gewijde liturgie, helemaal niet nuttig voor de waardigheid van de Kerk, helemaal niet veilig voor de integriteit en eenheid van het geloof en helemaal niet bevorderlijk voor de eenheid van de discipline.Terwijl dus de wereld elke dag steeds sneller naar eenheid op weg is door de grenzen van staten te overstijgen, vooral wat betreft de wijze van handelen en leven, verbreken wij de wonderbaarlijke liturgische eenheid van de Latijnse Kerk en verdelen wij deze in landen, regio’s, ja zelfs provincies? (Bron: Acta Synodalia I/I, pp. 428-429)
Mgr. Carolus de Mello, bisschop van Palmas onderstreept het
hellende vlak. Veranderingen in de taal zijn het begin van een reeks van
veranderingen die men, tegen het gezag van de Kerk in, zal doorvoeren.
De verandering van de taal brengt het gevaar van het laïcisme met zich mee. [de Latijnse term is ‘laicismus’: uit de context blijkt dat hij hiermee de overheersing door de leken bedoelt] Vandaag is het de taal, morgen zal het iets anders zijn. Vandaag gebeurt dit tesamen met de priesters die hun meningen gunstig gezind zijn, morgen zal dit gebeuren tegen of zonder de priesters, meer zelfs, zonder de bisschoppen. Deze zaken moeten wij voorzien. Indien wij op dit gebied verzaken, dit wil zeggen aan de éénmakende taal in de Romeinse liturgie voor de westelijke gebieden, dan zullen hierdoor op een dag andere zaken zich aandienen.” (Bron: Acta Synodalia I/I, p. 542)
Ik laat aan de lezer het oordeel of deze woorden al dan niet
van profetische aard zijn.