maandag, augustus 25, 2014

Het 'Klein Missaal' en de volkstaal



Met de publicatie van het ‘Klein Missaal’ wordt voor het grote publiek voor het eerst de vruchten zichtbaar van het vertalingswerk met het oog op een correctere Nederlandstalige editie van het Romeins Missaal. Misschien is dit een goed moment om zich te bezinnen omtrent de introductie van de volkstaal in de liturgie überhaupt, één van de meest genoemde ‘verworvenheden’ van Vaticanum II. Een aandachtig lezer van Sacrosanctum Concilium (1963) weet natuurlijk dat er in nr. 36 staat dat het gebruik van de Latijnse taal moet bewaard blijven. Hoe kon het anders wanneer we weten dat Paus Pius XII, nauwelijks zeven jaar vóór de publicatie van Sacrosanctum Concilium, nog schreef: “Het zal niettemin overbodig zijn nogmaals in herinnering te brengen, dat de Kerk ernstige motieven heeft om in de Latijnse ritus de onvoorwaardelijke verplichting voor de celebrerende priester te handhaven om de Latijnse taal te gebruiken en even­eens, wanneer het gregoriaans het heilig Offer begeleidt, dat dit geschiedt in de taal van de Kerk.” (22 september 1956, Toespraak tot de deelnemers aan het internationaal liturgisch congres te Assisi).

De praktijk wijst echter uit dat het Latijn nagenoeg verdwenen is uit het leven van de Kerk en van de gelovigen. Zelfs in een internationale context wordt vaak toevlucht gezocht in het Engels en het Italiaans, zelfs indien celebranten en/of gelovigen deze taal nauwelijks meester zijn. Er zijn zelfs gevallen bekend waarin de consecratie door celebrant en concelebrant(en) in verschillende talen wordt verricht, iets wat uitdrukkelijk ingaat tegen Redemptionis Sacramentum nr. 113, maar wat de afwezigheid van het Latijn zelfs bij ambtsdragers nogmaals onderstreept.

In het licht hiervan zijn enkele opmerkingen voorafgaand aan de promulgatie van Sacrosanctum Concilium interessant.

Toekomstig kardinaal Dino Staffa, secretaris van de Congregatie voor de Seminaries en Universiteiten geeft volgende algemeen-culturele achtergrond:

In het schema wordt toegevoegd dat de gewijde liturgie zich moet aanpassen aan de veranderde tijden en gewoonten. Hier moeten wij ook aandacht hebben voor de gevolgen. Immers, de gewoonten, ja zelfs het uitzicht van de maatschappij zelf en vooral vandaag, verandert snel en zal nog sneller veranderen. Wat vandaag in overeenstemming lijkt met de verzuchtingen van de menigte zal in dertig of ten hoogste vijftig jaar reeds ongepast lijken. Men zou hieruit dus moeten besluiten dat in dertig of vijftig jaar de liturgie opnieuw integraal of nagenoeg integraal zal moeten hervormd worden. Dit lijkt mij logisch na wat gezegd is maar dit is helemaal niet gepast wat betreft de gewijde liturgie, helemaal niet nuttig voor de waardigheid van de Kerk, helemaal niet veilig voor de integriteit en eenheid van het geloof en helemaal niet bevorderlijk voor de eenheid van de discipline.
Terwijl dus de wereld elke dag steeds sneller naar eenheid op weg is door de grenzen van staten te overstijgen, vooral wat betreft de wijze van handelen en leven, verbreken wij de wonderbaarlijke liturgische eenheid van de Latijnse Kerk en verdelen wij deze in landen, regio’s, ja zelfs provincies? (Bron: Acta Synodalia I/I, pp. 428-429)

Mgr. Carolus de Mello, bisschop van Palmas onderstreept het hellende vlak. Veranderingen in de taal zijn het begin van een reeks van veranderingen die men, tegen het gezag van de Kerk in, zal doorvoeren.

De verandering van de taal brengt het gevaar van het laïcisme met zich mee. [de Latijnse term is ‘laicismus’: uit de context blijkt dat hij hiermee de overheersing door de leken bedoelt] Vandaag is het de taal, morgen zal het iets anders zijn. Vandaag gebeurt dit tesamen met de priesters die hun meningen gunstig gezind zijn, morgen zal dit gebeuren tegen of zonder de priesters, meer zelfs, zonder de bisschoppen. Deze zaken moeten wij voorzien. Indien wij op dit gebied verzaken, dit wil zeggen aan de éénmakende taal in de Romeinse liturgie voor de westelijke gebieden, dan zullen hierdoor op een dag andere zaken zich aandienen.” (Bron: Acta Synodalia I/I, p. 542)

Ik laat aan de lezer het oordeel of deze woorden al dan niet van profetische aard zijn.

woensdag, augustus 20, 2014

De Heilige Pius X (1914-2014)

Vandaag precies honderd jaar geleden overleed de heilige Paus Pius X, Vicarius Christi van 4 augustus 1903 tot 20 augustus 1914. In tegenstelling tot andere heilige Pausen wordt aan de heilige Paus Pius X weinig aandacht besteed. Zelfs tot op de dag van vandaag zijn er geen Nederlandse vertalingen van de belangrijke encyclieken over de Kerk in Frankrijk, over Carolus Borromaeus, over de Indianen in Zuid-Amerika, etc.

Bij wijze van devotie kan men (her)lezen zijn eerste encycliek E Supremi waarin hij doel ("alles herstellen in Christus") en middel van zijn pontificaat beschrijft. Daar lezen we o.a.:
Onze eerste zorg moet zijn: Christus te vormen in degenen, die krachtens hun ambtsplicht bestemd zijn om Christus in anderen te vormen. We bedoelen hier de priesters, eerbiedwaardige broeders. Allen immers, die de heilige wijding ontvangen hebben, moeten weten, dat ze bij het volk, waaronder ze leven, dezelfde zending hebben, die Paulus naar zijn eigen getuigenis op zich genomen had, zoals hij dat uitdrukt in die innig tedere woorden: “Mijn kinderkens, voor wie ik opnieuw barensweeën moet lijden, eer Christus in u is gevormd.” (Gal. 4, 19) Maar hoe kunnen ze die taak vervullen, als ze niet eerst zichzelf met Christus hebben bekleed, en dat wel zo, dat ze de woorden van dezelfde apostel mogen bezigen: “Ik zelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij.” (Gal. 2, 20) “Christus is mijn leven.” (Fil. 1, 21) Weliswaar geldt voor alle gelovigen de aansporing “om een volwassen man te worden en de mannenmaat van de volmaakte Christus te bereiken” (Ef. 4, 13), maar toch is ze bij uitstek bedoeld voor hem, die de priesterlijke bediening uitoefent. Deze wordt “een andere Christus” genoemd, niet alleen omdat hij deelt in Christus' macht, maar ook omdat hij door navolging van Christus' werken Christus in zijn eigen persoon moet uitbeelden.
Hiermee verband houdend is de mooie apostolische exhortatie Haerent animo over de heiligheid van de priester.
En omdat heiligheid zonder waarheid een leugen is, verdient, naast de welbekende encycliek Pascendi, ook het Motu Proprio Sacrorum Antistitum, waarmee hij de anti-modernisteneed instelde, een herlezing:

Waar zulk een plaag zich uitbreidt over een deel van de akker van de Heer, waarop meer vreugdevolle vruchten te verwachten waren geweest, daar moeten alle bisschoppen ter verdediging van het geloof arbeiden en met de grootste zorg erover waken dat de integriteit van de goddelijke schat bewaard blijft en geen schade ondervindt. Het meest komt Ons echter de plicht toe de bevelen van Christus de Verlosser uit te voeren die Hij aan Petrus - wiens primaat Wij, alhoewel onwaardig, bezitten- gaf toen Hij zei: “Sterk uw broeders”. Daarom, d.w.z. de zielen van de goeden voor de huidige hevige strijd te sterken, hebben Wij het passend geacht de zinnen en voorschriften van Ons genoemd schrijven te herhalen: “Wij smeken u, en vragen met aandrang, dat u in deze zo ernstige aangelegenheid uw waakzaamheid, ijver en kracht zult tonen en niets door de vingers zult zien. Wat Wij van u vragen en verwachten, dat vragen en verwachten Wij ook van de andere zielzorgers, van de opvoeders, van de professoren der jeugd, speciaal echter van de hogere oversten van religieuze instellingen.

Tot slot:
Deus, qui ad tuendam catholicam fidem, et universa in Christo instauranda sanctum Pium, Summum Pontificem, caelesti sapientia et apostolica fortitudine replevisti; concede proitius; ut, ejus instituta et exempla sectantes, praemia consequamur aeterna. Per eumdem Dominum nostrum.