Als commentaar op Lucas 18,8 ("zal de Mensenzoon bij zijn komst het geloof op aarde vinden?”) schrijft Kardinaal Cajetanus OP (1469-1534):
Ex hoc loco timeo diminutionem Christianae fidei quam videmus, non solum inchoatam sed valde extensam, non esse restaurandam sed potius extendendam.
Non sum tamen Propheta nequa filius Prophetae sed video viam valde frequentatam ad verificationem huius textus. Magna siquidem mundi pars Mahumetana est et parva pars Christianis relicta, tot haeresibus et schismatibus ac pravis usibus repleta est, ut exiguus vere fidelium numerus iam apparere videatur.
Vere autem fideles dico professores Christianae fidei verbis et factis.
Bron: Cajetanus, In Lucae Caput XVIII, 18: In quatuor Euangelia et acta apostolorum commentarii ...: tomus quartus (Lyon : sumptibus Iacobi [et] Petri Prost, 1639), p. 251.
Nederlandse vertaling :
Nederlandse vertaling :
Op basis van deze passage vrees ik dat de afname van het christelijke geloof waarvan wij getuige zijn – een afname die niet slechts begonnen is maar sterk uitgebreid is – niet zal hersteld worden maar zich veeleer verder zal uitbreiden.
Ik ben echter geen profeet noch de zoon van een profeet maar het lijkt dat we sterk op weg zijn naar het waar worden van deze tekst. Immers, een groot gedeelte van de wereld is Mohammedaans en het kleine gedeelte dat aan de Christenen is overgelaten is vol van zoveel ketterijen, schisma’s en misbruiken dat het aantal ware gelovigen zeer klein lijkt te zijn.
Ware gelovigen, echter, noem ik diegenen die het christelijke geloof verkondigen in zowel woorden als daden.