De openingszin van Fides et Ratio nr. 49 leest in het originele Latijn: “Suam ipsius philosophiam non exhibet Ecclesia, neque quamlibet praelegit peculiarem philosophiam aliarum damno.” De bijbehorende voetnoot 54 leest: “Cfr Pius XII, Litt. Encycl. Humani generis (12 Augusti 1950): ASS 42 (1950), 566.”
De Nederlandse vertaling luidt: “De Kerk heeft geen eigen wijsbegeerte, noch geeft zij aan een of andere bijzondere filosofie de voorkeur boven de andere.”
De Engelse vertaling luidt: “The Church has no philosophy of her own nor does she canonize any one particular philosophy in preference to others.”
De Italiaanse vertaling luidt: “La Chiesa non propone una propria filosofia né canonizza una qualsiasi filosofia particolare a scapito di altre. »
De Franse vertaling luidt : "L'Eglise ne propose pas sa propre philosophie ni ne canonise une quelconque philosophie particulière au détriment des autres".
De Duitse vertaling luidt : "Die Kirche legt weder eine eigene Philosophie vor noch gibt sie irgendeiner besonderen Philosophie auf Kosten der anderen den Vorzug".
Deze vertalingen laten vermoeden dat de Franse en Engelse vertalingen gebaseerd zijn op de Italiaanse; allen spreken immers over het “canoniseren”. De Duitse en Nederlandse vertalingen zijn gelijkaardig en spreken over “voorkeur boven de andere”.
Belangrijker echter is het volgende. Nr. 49 wordt veelal gelezen als een eindpunt van het thomisme in de katholieke Kerk. De eerste zin van 49 zou immers in tegenspraak staan met de eeuwenlange steun van de Kerk aan het denken van Sint-Thomas, de Doctor Communis van de Kerk. Peter Henrici spreekt over “a certain relativising of the monopoly position of Thomism and Scholasticism”. [Peter Henrici: The One Who
Went Unnamed: Maurice Blondel in the Encyclical Fides et Ratio, in: Communio
26 (1999), p. 610].
Later we echter kijken naar een meer accurate en letterlijke vertaling: “De Kerk biedt niet een eigen wijsbegeerte aan en evenmin geeft Zij aan een of andere particuliere wijsbegeerte de voorkeur tot schade van andere [wijsbegeerten]”.
Een eerste bemerking is dat deze zin vervat ligt in de context van de vraag naar de autonomie van de wijsbegeerte, de wijsbegeerte die inderdaad haar eigen principes heeft. In nr. 75 wordt een scherp onderscheid gemaakt tussen een autonome wijsbegeerte “die gehoorzaamt aan haar eigen wetten en alleen de krachten van de rede gebruikt” en een “afgescheiden filosofie” die voor zichzelf een diepere kennis van de waarheid ontzegt omdat zij beweert intellectueel zelfvoorzienend te zijn.
Een tweede bemerking heeft te maken met de verwijzing in de voetnoot naar Humani Generis: AAS 42 (1950), 566. Daar lezen wij: ““Liquet etiam Ecclesiam non cuilibet systemati philosophico, brevi temporis spatio vigenti, devinciri posse : sed ea quae communi consensu a catholicis doctoribus composita per plura saecula fuere ad aliquam dogmatis intellegentiam attingendam, tam caduco fundamento procul dubio non nituntur. Nituntur enim principiis ac notionibus ex vera rerum creatarum cognitione deductis; …”.
In het Nederlands: “Ook is het duidelijk, dat de Kerk zich niet kan binden aan ieder willekeurig filosofisch systeem, dat korte tijd in zwang is; maar wat de katholieke geleerden gedurende meerdere eeuwen eenstemmig hebben opgebouwd om tot enig begrip van het dogma te komen, kan onmogelijk steunen op zo'n wankele grondslag. Het steunt immers op beginselen en begrippen, die uit een ware kennis van het geschapene zijn afgeleid…”
Hier wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen nieuwe wijzen van filosoferen en datgene wat opgebouwd is geworden doorheen de eeuwen gebaseerd op “beginselen en begrippen, die uit een ware kennis van het geschapene zijn afgeleid”.
Even later in Humani Generis wordt over deze wijsbegeerte gezegd dat zij “erkend en aanvaard is door de Kerk” en dat zij “de echte en werkelijke waarde van de menselijke kennis, de onwankelbare beginselen van de metafysica - de beginselen namelijk van "ratio sufficiens", "causaliteit" en "finaliteit" - en ten slotte de mogelijkheid om de zekere en onveranderlijke waarheid te achterhalen” verdedigt. (nr. 29: “Quae quidem philosophia in Ecclesia agnita ac recepta, et verum sincerumque cognitionis humanae valorem tuetur, et metaphysica inconcussa principia — rationis nempe sufficientis, causalitatis et finalitatis — ac demum certae et immutabilis veritatis assecutionem).
Deze filosofie kan daarom nooit verlaten worden ten gunste van een andere. Dit sluit de mogelijkheid van verrijkingen echter niet uit.
“Deze filosofie leert meerdere dingen, die noch onmiddellijk noch middellijk het geloof en de zeden raken en waarover de Kerk daarom de mensen van de wetenschap vrij laat discussiëren. Maar op andere punten, vooral waar het gaat over de bovengenoemde beginselen en hoofdstellingen, bestaat die vrijheid niet. Ook in deze essentiële kwesties mag men de filosofie een passender en rijker gewaad geven, haar door doeltreffender formulering versterken, haar ontdoen van bepaalde minder geëigende schoolse vormen, haar verstandig verrijken met bepaalde gezonde elementen, die de vooruitgang van het menselijk denken heeft gebracht. Nooit echter mag men haar vernietigen of haar besmetten met valse beginselen of haar beschouwen als een wel groots, maar verouderd monument. Want de waarheid en iedere filosofische verklaring, die men er van geeft, kunnen zo maar niet telkens veranderen, vooral niet als het gaat over de beginselen, die uit zichzelf door het menselijk verstand gekend worden, of over waarheden, die steunen op eeuwenoude wijsheid en op het feit, dat zij overeenkomen met de "openbaring" en daarin een bevestiging vinden. Al wat de menselijke geest bij een eerlijk zoeken aan waarheid kan vinden, kan onmogelijk in strijd zijn met de reeds verworven waarheid.” (nr. 30)
En dit is precies volgens Humani Generis de reden waarom de Kerk Sint-Thomas heeft uitgekozen.
“Wie dit goed voor ogen houdt, begrijpt gemakkelijk, waarom de Kerk eist, dat aan de toekomstige priesters de filosofie wordt onderwezen "volgens de methode, de leer en de beginselen van de Engelachtige Leraar". Een ervaring van meerdere eeuwen heeft haar immers geleerd, dat de methode van Thomas van Aquino heel bijzonder geschikt is zowel voor het onderwijs als voor het uitdiepen van verborgen waarheden. Zij weet ook, dat zijn leer harmonisch met de "openbaring" overeenstemt en dat zij een machtig middel is om de grondslagen van het geloof veilig te stellen en om succesvol en zonder gevaar de vruchten te plukken van een gezonde ontwikkeling .” (nr. 31)
Besluit: de zin in nr. 49 van Fides et Ratio zegt dat de Kerk niet op onkritische wijze een particuliere filosofie aanneemt en daarmee anderen uitsluit en dat door een geprivilegieerde positie toe te kennen aan de filosofie en theologie van Sint-Thomas Zij, de Kerk, niet bedoelt andere scholen te veroordelen die compatibel zijn met Sint-Thomas en diens principes.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten