donderdag, september 13, 2012

De intolerantie van het seculier humanisme

Stap 1: Eerste stelling: het seculier humanisme is zelf een geloof 

Het seculier humanisme (=SH) meent dat het vrij is van elke vorm van geloof maar in feite heeft het enkel een religieus geloof gewisseld voor een seculier geloof. Dit seculier geloof meent dat de mens niet een schepsel is maar een volledig autonome entiteit en schepper van zichzelf.
Het SH heeft als centrale dogma’s de verwerping van elke autoriteit die hoger staat dan de individuele wil, het criterium van het individuele welbevinden als hoogste criterium en dus de ontkenning van objectieve waarden.

Het SH hanteert een fundamenteel andere mensvisie dan het christelijke geloof. Het christelijk geloof stelt dat de waardigheid van de mens afkomstig is van het geschapen-zijn naar beeld en gelijkenis van God terwijl het SH stelt dat de waardigheid van de mens afkomstig is van het feit dat de mens van nergens en niemand afkomstig is. Het maakt geen verschil of men de mens ziet als enkel een individu (liberalisme) of een collectief (marxisme, fascisme), in beide gevallen is er een vergoddelijking van de mens.

Het SH heeft een eigen 'evangelie', nl. dat van de mensenrechten. De oorsprong van de mensenrechten ligt niet in de Verlichting maar bij laatmiddeleeuwse katholieke theologen zoals Francisco de Vitoria (1483-1546), Domingo de Soto, Francisco Suarez en anderen die de waardigheid en fundamentele gelijkheid van elke mens benadrukten ter gelegenheid van het vraagstuk naar de rechten van de Indianen in de Spaanse en Portugese kolonies. En een begrip als de ‘waardigheid van de mens’ of de ‘waardigheid van de menselijke persoon’ vinden we reeds bij Thomas van Aquino (1224/24-1274) om maar één iemand te noemen.

Maar, zo zal men opwerpen, de Verlichting was toch noodzakelijk om deze rechten publiek te erkennen. Maar wanneer in de Tien Geboden staat: “Gij zult niet doden”, stelt deze verplichting dan ook niet meteen het ‘recht op leven’ vast? En wanneer er staat: “Eer uw vader en moeder”, heeft dit dan niet een onmiddellijke toepassing aangaande de zorg voor ouderen? En wanneer er staat: “Gij zult niet stelen”, is dan niet eigendom een recht? De Verlichting was niet bedoeld om inhoudelijk iets nieuws te brengen maar om het christelijke fundament van de inhoud onderuit te halen. Niet God maar de mens wordt de maatstaf van alle dingen; er is geen hogere autoriteit meer waar de mens verantwoording aan moet afleggen. Er gaat niets boven de mens, dit is het centrale dogma van het seculier humanisme.

Stap 2: Tweede stelling: het seculier humanisme is intolerant 

Het SH stelt dat, indien men meent dat er niet zoals iets als een objectieve maatstaf, men dan noodzakelijkerwijze moet aanvaarden dat er een ongelimiteerde diversiteit aan opinies is over alles. ‘Leven en laten leven’ zegt de populaire uitdrukking.

Maar, enkel indien men er absoluut van overtuigd is dat wat iemand doet of zegt slecht is, kan men eraan de voorkeur geven in sommige gevallen dit te tolereren. Anders gezegd, zonder een geloof dat iets absoluut waar of goed is, kan men niet tolerant zijn. Want wat is er dan nog dat men moet tolereren? Tolerantie is niet de mening dat er niet zoiets is als een absolute waarheid of goedheid. Integendeel, tolerantie veronderstelt dat men gelooft dat er een absolute waarheid of goedheid bestaat en dat men vervolgens en tegelijkertijd erkent dat anderen die over de inhoud van waarheid en goedheid anders denken of de mogelijkheid van zulk een waarheid of goedheid ontkennen, toch vrij zijn te spreken. Tolerantie betreft m.a.w. mensen, niet gedachten. Als ik zeg dat ik een bepaalde gedachte tolereer, dan bedoel ik eigenlijk dat mensen die het tegenovergestelde denken van wat ik denk, niet verhinderd mogen worden dit uit te drukken.

Maar nemen we de ‘verlichte’ denken Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) als voorbeeld. In zijn Du contrat social (1762, boek IV, 8) stelt hij dat religies dienen getolereerd te worden indien hun dogma’s niets bevatten dat haaks staat op de plichten van het burgerschap. Hier bepaalt de staat dus wat in religies kan getolereerd worden. Van hieruit is het recente dogma van de scheiding tussen publiek en privé inzake religie te begrijpen. Voor een SH kan religie en kerk enkel bestaan in de private sfeer van een individu. Zo niet “dring je je religieus geloof op aan anderen” en ben je “intolerant”.

Twee opmerkingen hierover. Ten eerste, de grote morele ‘issues’ zoals abortus, euthanasie, homo-‘huwelijk’(?!) zijn niet enkel fundeerbaar op basis van religieuze opvattingen; je hoeft geen christen te zijn om rationele argumenten hiertegen te kunnen ontwikkelen en dit is ook in feite het geval en in het verleden het geval geweest. Ten tweede, wanneer een seculier humanist zegt: “Stop, je mag als burger van een maatschappij niet een mening funderen op religieuze of morele motieven want deze motieven mogen niet meespelen in een publiek discours”, dan is dit een vorm van Apartheid. Maar dit is in feite steeds de strategie: een gelovig of moreel argument is uitdrukking van fanatisme of intolerantie, en dus hoeven wij, de seculiere humanisten, conform ons credo, er geen rekening mee te houden, meer zelfs, het is verwerpelijk.

Geen opmerkingen: