“Ik heb niet
nagelaten tegenover de pater een zekere neiging tot de Liberaal-Katholieke Kerk
kenbaar te maken, of wellicht zijn mening daarover te vragen. Het antwoord was
dat hij die kerk niet als katholiek erkende. Want ‘het meest essentiële
ontbreekt daar: de aanwezigheid van Christus op het altaar’. Er kan geen eenheid
van geloof zijn: ieder mag er binnenkomen. In de Katholieke Kerk moet ieder
geloven dat de Kerk leert, alles. Daar is geen geven en nemen, geen schipperen,
geen transigeren; maar alles of niets: nemen, alles – of erbuiten blijven.”
Cornelia de Vogel, Getuigenis van Gods genade. Autobiografie 1905-1929 (Hilversum:Verloren,
2002), p. 125.