St. Leo IX |
De heilige Petrus Damiani (1007-1072), tot kerkleraar uitgeroepen door paus Leo XII in 1828, schrijft in 1051 het Liber Gomorrhianus, een traktaat waarin hij allerlei zonden van de clerus veroordeelt en in het bijzonder een aantal seksuele zonden. Het werk is te vinden in PL 145, 160-190.
In deze editie wordt dit werk voorafgegaan door een brief van de heilige paus Leo IX uit 1054, een brief die bekend staat als “Ad splendidum nitentis” (PL 145, 159D-160C) en waarvan een gedeelte in Denzinger/Hünermann is afgedrukt (DH 687-688). Naar deze tekst wordt ook verwezen in Persona humana. Verklaring over bepaaldekwesties aangaande de seksuele ethiek uit 1975 van de toenmalige Heilige Congregatie voor de Geloofsleer.
In het werk onderscheidt Petrus Damiani vier verschillende zonden “contra naturam” en hij somt deze op volgens orde van zwaarte: “Alii siquidem secum, alii aliorum manibus, alii inter femora, alii denique consummato actu contra naturam delinquunt; et in his ita per gradus ascenditur, ut quæque posteriora præcedentibus graviora judicentur.” Men zou dit als volgt kunnen vertalen: “Sommigen maken zich schuldig tegen de natuur in 1) met zichzelf, 2) met anderen door de handen van anderen, 3) met anderen tussen de dijen en 4) uiteindelijk met door de voltooiing van de daad.”
Deze ietwat cryptische omschrijvingen worden duidelijker in de welwillende brief van paus Leo IX. Hij schrijft over de “quadrimodam carnalis contagionis pollutionem” die verhinderen dat iemand zich een clericus of geestelijke kan noemen. Leo IX schrijft vervolgens:
Opgewekt door heilige woede schreef u over zulke geestelijken overeenkomstig uw oordeel; het is gepast, zoals u verlangt, dat Wij tussenbeide komen met ons apostolisch gezag, zodat we de scrupuleuze onzekerheid bij de lezer wegnemen, en zodat iedereen met zekerheid weet dat alles wat in dit werk staat naar ons oordeel welgevallig is, omdat het staat als water tegenover duivels vuur. Daarom is het noodzakelijk, opdat de vrijbrief van vuige lust zich niet ongestraft zou verspreiden, dat deze beantwoord wordt met een beteugeling die past bij de apostolische strengheid, en dat toch enige matiging wordt toegepast op de hardheid ervan.
Welaan dan, allen die verontreinigd zijn met de smerigheden van een van de vier bovengenoemde soorten zonden worden verbannen uit alle rangen van de onbevlekte Kerk, zowel naar ons eigen oordeel als naar dat van de heilige canons.
Wij echter handelen menselijker (humanius agentes) en wensen en bevelen dat zij die zaad hebben geloosd met hun eigen handen of met anderen of zelfs hebben gecopuleerd tussen de dijen, en niet voor lange tijd of met veel mensen, indien zij deze sensualiteit beteugelen en indien zij boete doen voor hun schandelijke daden met een waardig berouw, worden toegelaten tot die rangen die zij hadden ingenomen - maar waarin zij niet bleven terwijl zij in zonde waren – en Wij vertrouwen hen toe aan de goddelijke barmhartigheid (divinae miserationi).
Voor allen die zich bevlekt hebben met een van de twee soorten vunzigheid (foeditatis) die je beschreef, voor lange perioden met zichzelf of met anderen, of met vele anderen zelfs voor een korte tijd, of – wat afschuwelijk om over te spreken en om te horen – zich gestort hebben op de rug (in terga prolapsi sunt), voor hen is de hoop op herstel van hun rangorde verloren.
Als iemand ons apostolisch decreet durft te veroordelen of aan te vechten, moet hij weten dat hij het gevaar loopt zijn eigen rangorde te verliezen. Want wie een ondeugd niet bestrijdt, maar juist liefkoost, wordt terecht schuldig bevonden en verdient de dood waaraan ook hij sterft als gevolg van deze ondeugd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten