4. Houdt het brood op brood te zijn en houdt de wijn op wijn te zijn?
Ja. Ten einde de gehele Christus tegenwoordig te doen zijn - lichaam, bloed, ziel en goddelijkheid – kan het brood en de wijn niet behouden blijven, maar moet ruimte maken zodat zijn verheerlijkte Lichaam en Bloed tegenwoordig kan zijn. Dus houdt het brood in de Eucharistie op in substantie brood te zijn en wordt het Lichaam van Christus, terwijl de wijn ophoudt in substantie wijn te zijn en wordt het Bloed van Christus. Zoals de H. Thomas van Aquino opmerkte, Christus wordt niet geciteerd door te zeggen: “Dit brood is mijn lichaam”, maar “Dit is mijn lichaam” (Summa Theologiae, III q. 78,a.5).
5. Is het gepast dat het Lichaam en Bloed van Christus tegenwoordig wordt in de Eucharistie onder de gedaanten van brood en wijn?
Ja, want deze wijze van tegenwoordigheid correspondeert perfect met de sacramentele viering van de Eucharistie. Jezus Christus geeft zichzelf aan ons in een vorm die de symboliek beduidt die gelijk is aan het eten van brood en drinken van wijn. Bovendien, door tegenwoordig te zijn onder de gedaanten van brood en wijn geeft Christus zichzelf aan ons in een vorm die eigen is aan menselijk eten en drinken. Aldus correspondeert deze wijze van tegenwoordigheid met de deugdzaamheid van het geloof, want de tegenwoordigheid van het Lichaam en Bloed van Christus kan niet op enige andere wijze ontdekt of onderkend worden dan door geloof. Dit bevestigde de H. Bonaventura zo: “Er is geen moeilijkheid over de tegenwoordigheid van Christus in het sacrament als een teken; de grote moeilijkheid zit in het feit dat Hij werkelijk in het sacrament is, net zoals Hij in de hemel is. Om dit zo te geloven is buitengewoon verdienstelijk" (In IV Sent., dist. X, P.I, art. Un., qu. I). Door het geloof dat steunt op gezag van God die Zichzelf aan ons openbaarde, geloven wij dat wat niet door ons menselijk vermogen begrepen kan worden (zie KKK, nr. 1381).
6. Zijn het geconsacreerde brood en wijn ‘louter symbolen’?
In de alledaagse taal noemen we iets een “symbool” dat wijst voorbij zichzelf naar iets anders, vaak naar verschillende andere realiteiten tegelijk. De getransformeerde brood en wijn die het Lichaam en Bloed van Christus zijn, zijn niet louter symbolen, omdat ze werkelijk het Lichaam en Bloed van Christus zijn. Zoals de H. Johannes Damascenus schreef: “Het brood en de wijn zijn niet een voorafbeelding van het Lichaam en Bloed van Christus, - volstrekt niet! – maar het vergoddelijkte Lichaam van de Heer, want de Heer zelf heeft gezegd: ‘Dit is mijn Lichaam’; niet, de voorafbeelding van mijn lichaam’, maar ‘mijn lichaam’, en niet ‘een voorafbeelding van mijn bloed’, maar ‘mijn bloed’” (The Orthodox Faith, IV [PG 94, 1148-49]).
Tegelijkertijd echter is het belangrijk te erkennen dat het Lichaam en het Bloed van Christus in de Eucharistie in een sacramentele vorm tot ons komt. Met andere woorden, Christus is tegenwoordig onder de gedaanten van brood en wijn, niet in zijn eigenlijke vorm. We kunnen niet veronderstellen alle redenen van Gods handelingen te weten. God gebruikte echter de symboliek gelijk aan het eten van brood en het drinken van wijn op natuurlijk niveau om de bedoeling te verhelderen van wat door Jezus Christus in de Eucharistie is volbracht.
Er zijn verschillende wegen waarin de symboliek van het eten van brood en drinken van wijn de betekenis van de Eucharistie ontsluiten. Bijvoorbeeld, evenals gewoon voedsel voeding geeft aan het lichaam, geeft het Eucharistisch voedsel geestelijke voeding. Ook ontstaat door het delen van een gewoon maal een zekere gemeenschap tussen de mensen die dit delen; in de Eucharistie deelt Gods volk een maal dat hen niet alleen in gemeenschap met elkaar brengt, maar ook met de Vader, Zoon en Heilige Geest. Evenzo, zoals de H. Paulus ons vertelt, is het ene brood dat in de Eucharistie met velen wordt gedeeld een verwijzing naar de eenheid van hen die gezamenlijk geroepen zijn door de Heilige Geest tot één lichaam, het Lichaam van Christus (zie 1 Kor. 10,17). Om een ander voorbeeld te nemen, de afzonderlijke graankorrels en druiven moeten geoogst worden en een proces ondergaan van malen of persen, voordat zij als brood en als wijn een eenheid vormen. Daarom verwijzen brood en wijn zowel naar de eenheid van velen die plaatsnemen in het Lichaam van Christus en het lijden ondergaan door Christus, een lijden dat ook door zijn volgelingen aanvaard moet worden. Er kan nog veel meer gezegd worden over de vele wijzen waarop het eten van brood en drinken van wijn symboliseren wat God voor ons doet door Christus, daar symbolen veelvoudige bedoelingen en betekenissen in zich dragen.
7. Wanneer de H. Mis voorbij is, houdt het geconsacreerde brood en wijn dan op het Lichaam en Bloed van Christus te zijn?
Neen. Tijdens de viering van de Eucharistie wordt het brood en de wijn het Lichaam en Bloed van Christus, en dit blijven ze. Zij kunnen niet terugkeren in brood en wijn, want ze zijn niet langer meer brood en wijn. Er is daarom geen reden voor hen om terug te keren naar hun ‘normale’ staat nadat de consecratie in de H. Mis is geweest. Wanneer eenmaal de hoedanigheid werkelijk veranderd is, blijft de tegenwoordigheid van het Lichaam en Bloed van Christus “geheel aanwezig zolang de Eucharistische gedaanten blijven bestaan” (KKK, nr. 1377). Tegen degenen die volhielden dat het brood dat gedurende de Eucharistie is geconsecreerd geen heiligende kracht meer heeft als het overblijft voor de volgende dag, antwoordde de H. Cyrillus van Alexandrië: “Christus is niet veranderd, noch is zijn gehele Lichaam veranderd, maar de kracht van de consecratie en zijn levengevende genade is altijddurend hierin aanwezig.” De Kerk leert dat Christus tegenwoordig blijft onder de gedaanten van brood en wijn zolang de Eucharistische gedaanten blijven bestaan (zie KKK nr. 1377).
8. Waarom worden er na de H. Mis hosties bewaard?
Hoewel het mogelijk is om al het geconsacreerde brood te nuttigen tijdens de H. Mis, wordt er gewoonlijk wat bewaard in het tabernakel. Het Lichaam van Christus onder de gedaante van brood dat na de H. Mis wordt bewaard of ‘gereserveerd’ wordt gewoonlijk genoemd “het Allerheiligst Sacrament”. Er zijn verschillende pastorale redenen om het Heilig Sacrament te bewaren. Ten eerste wordt het gebruikt voor uitdelen aan de stervenden, de zieken, en aan hen die een legitieme reden hebben om niet bij een viering van de Eucharistie aanwezig te kunnen zijn. Ten tweede wordt het Lichaam van Christus in de vorm van brood aanbeden wanneer het uitgesteld wordt, zoals in de rite van de Eucharistische uitstelling en aanbidding, wanneer het wordt gedragen in processies, of wanneer het eenvoudig geplaatst is in het tabernakel, waarvoor mensen in stilte persoonlijk bidden. Deze devoties zijn gebaseerd op het feit dat Christus zelf tegenwoordig is onder de gedaante van brood. Vele heilige mensen zoals de Zalige Titus Brandsma, H. Lidwina van Schiedam, H. Pius X en H. Theresia van Lisieux beoefenden grote persoonlijke devotie aan Christus in het Allerheiligst Sacrament. In de Oosterse Katholieke Kerken wordt de aanbidding aan het bewaarde Heilige Sacrament het meest beoefend in de Goddelijke Liturgie van de vooraf geheiligde gaven, geofferd in de weekdagen van de Vastentijd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten