woensdag, augustus 10, 2016

De liefde van God is voorwaardelijk

Videtur quod non

1.Niets kan ons scheiden van de liefde van God. We lezen in Rom. 8, 35, 37-39:  “Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking wellicht of nood, of vervolging, of honger, of naaktheid, of levensgevaar, of het zwaard? … Ik ben ervan overtuigd, dat noch de dood noch het leven, noch engelen noch machten, noch wat is noch wat komt, geen macht in den hoge of in de diepte, noch enig ander schepsel, ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die in Christus Jezus onze Heer is.” Dit is gewoonweg het Goede Nieuws: “God echter bewijst zijn liefde voor ons juist hierdoor dat Christus voor ons is gestorven toen wij nog zondaars waren” (Rom. 5, 8). Ondanks dat uit ons leven blijkt dat wij Gods liefde niet waardig zijn, is Zijn liefde constant en onveranderlijk.

2.Bovendien is Gods liefde onvoorwaardelijk omdat God zelf onvoorwaardelijk is. Er is niets voorwaardelijks in God. Zijn liefde wordt niet door onze daden opgewekt, Zijn goedheid is niet afhankelijk van onze goede daden.

Sed contra

1.Mt. 7, 21: “Niet ieder die Heer! Heer! tegen Mij zegt, zal het koninkrijk der hemelen binnengaan, maar alleen hij die de wil doet van mijn Vader in de hemel.”

2.Mc. 10, 15: “Ik verzeker jullie, wie het koninkrijk van God niet aanneemt als een kind, komt er beslist niet in.”

3.Lc. 13, 3, 5: “Maar als u zich niet bekeert, zult u allemaal, net als zij, omkomen. … Maar als u zich niet bekeert, zult u allemaal, net als zij, omkomen.”

4.Joh. 8, 31: “‘Als u vasthoudt aan mijn woord, dan bent u werkelijk leerlingen van Mij; dan zult u de waarheid leren kennen, en de waarheid zal u vrij maken.”

Respondeo

De uitspraak “Gods liefde is onvoorwaardelijk” wordt vaak gebruikt zonder erbij te vermelden dat er na onze dood een oordeel volgt. God die liefde is, is ook Diegene aan wie wij rekenschap zullen moeten afleggen. Rom. 14, 12: “Zo zal dan ieder van ons tegenover God rekenschap moeten afleggen van zichzelf.” Mt. 25, 19: “Na lange tijd kwam de heer van die slaven terug en hield afrekening met hen.” Hebr. 4, 13: “Geen schepsel is voor Hem verborgen, alles ligt open en bloot voor de ogen van Hem aan wie wij rekenschap hebben af te leggen.”

De liefde van God en het oordeel van diezelfde God is geen contradictie. Christus die de liefde van God in zijn lijden en dood tegenwoordig stelt, is dezelfde aan wie de Vader het oordeel toevertrouwd. Mt. 25, 31: “Wanneer de Mensenzoon komt, bekleed met zijn heerlijkheid en rondom Hem alle engelen, dan zal Hij plaatsnemen op de troon van zijn heerlijkheid. Alle volkeren zullen vóór Hem bijeengebracht worden, en Hij zal ze van elkaar scheiden, zoals een herder de schapen van de bokken scheidt.” Joh. 5, 22-23: “Ook oordeelt de Vader de mensen niet meer zelf, Hij heeft het oordeel geheel en al aan de Zoon toevertrouwd. Zo zal de Zoon dezelfde erkenning vinden als de Vader. Wie de Zoon niet erkent, erkent ook de Vader niet die Hem gezonden heeft.” Hand. 10, 42: “Hij gebood ons tot het volk te prediken en te getuigen dat Hij het is die door God is aangesteld tot rechter van levenden en doden.”

Vandaag echter heerst het beeld dat de liefde God dermate onvoorwaardelijk is dat God ons niet kan oordelen. Elk oordeel immers op basis van wat wij gedaan of niet gedaan hebben, wordt meteen gecounterd doordat God ons ‘toch’ liefheeft. In een cultuur waar de notie van zonde quasi onbestaande is en waar persoonlijke verantwoordelijkheid vaak vervangen is door de rol van slachtoffer te spelen, is deze gedachte gevaarlijk. “Gods liefde is onvoorwaardelijk” betekent vaak voor een toehoorder in 2016 “God bemint mij zoals ik ben”. Maar als God mij bemint zoals ik ben, dan is er geen berouw en bekering meer nodig. Het eenzijdig benadrukken van Gods liefde leidt met andere woorden tot geestelijke stilstand.

Met andere woorden: de liefde van God is voorwaardelijk in de zin dat ze afhangt van onze handelingen. Het is daarom niet voor niets dat Christus zijn publiek optreden begint met de roep tot bekering (Mc 1, 15) en leert dat zijn leerlingen het kruis moeten opnemen (Mc 8, 34, Lc 9, 23) en beveelt dat zij elkaar moeten beminnen zoals Hij hen bemind heeft (Joh 13, 34).

Meer zelfs, het Onze Vader spreekt heel duidelijk over de voorwaardelijke liefde van God. Nadat hij in Mt 6 het Onze Vader heeft aangeleerd, benadrukt Christus de voorwaardelijkheid van “zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven”: “Want zo gij aan de mensen hun fouten vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven. Maar vergeeft gij aan de mensen niet, dan zal uw Vader ook uw fouten niet vergeven.” (14-15).


Geen opmerkingen: