Mgr. Petar Cule (1898-1985) van Mostar-Duvno, die na de Tweede Wereldoorlog door de communisten van Joegoslavië tot vele jaren gevangenis werd veroordeeld en hieraan twee gebroken benen overhield, hield op 10 november 1962 tijdens besprekingen over Sacrosanctum Concilium een vurig pleidooi ten gunste van Sint-Jozef in de liturgie en met name de invoeging van Sint-Jozef in de Romeinse Canon.
De voorzitter van de vergadering, kardinaal Ernesto Ruffini, onderbreekt hem met de woorden, niet ontdaan van een zeker sarcasme: “Rogo te, exc.me Domine, ut concludas sermonem tuum piissimum! Certiorem te facio non devotissimos esse erga S. Ioseph et omnia proferre ut in Iugoslavia multos Sanctos fore qui vitam degunt in mundo”.
Diezelfde dag onderbreekt kardinaal Ruffini een gelijkaardige toespraak van bischop Antonio Tedde van Sardinië met de opmerking dat alle bisschoppen zelf predikers zijn en dus geen preek nodig hebben. (“Rogo, exc.me Pater, omnes episcopos esse praedicatores, et praedicantibus non praedicatur. Propterea rogo to ut dicas sententiam de capitibus, quae sunt in controversia”). Beide toespraken zijn te vinden in de Acta I/2, pp. 478-484).
Drie dagen later ziet kardinaal Cicognani zich genoodzaakt aan de verzamelde bisschoppen mee te delen dat paus Johannes XXIII bepaald heeft Sint-Jozef in de Romeinse Canon in te voegen.
“Dominus dedit, Dominus abstulit; sicut Domino placuit, ita factum est. Sit nomen Domini benedictum.” (Job 1, 21)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten