Dinsdag 16 mei berichtte ik over de 50ste verjaardag van de encycliek HAURIETIS AQUAS IN GAUDIO van paus Pius XII.
Nadien vernam ik pas over de brief die paus Benedictus op 15 mei richtte tot generaal-overste Peter-Hans Kolvenbach sj. Hier kan u de brief lezen.
maandag, mei 29, 2006
Benedictus XVI tot seminaristen
Benedictus XVI, Częstochowa, 26 Mei 2006
"Beste kandidaten voor het priesterschap. Er kan zo véél gewonnen worden door wat Maria geleerd heeft van Jezus te beschouwen! Vanaf haar eerste “fiat”, doorheen vele, gewone jaren van haar verborgen leven toen zij Jezus opvoedde, of toen zij in Kana in Galilea vroeg naar een eerste teken, of toen eindelijk op de Calvarieberg, bij het Kruis, zij naar Jezus keek, in al deze momenten leerde zij Jezus kennen. Eerst in het geloof en daarna in haar schoot ontving zij het lichaam van Jezus en bracht Hem ter wereld. Dag na dag heeft zij Hem aanbeden, Hem met een verantwoordelijke liefde gediend en in haar hart het Magnificat gezongen.
Laat tijdens jouw voorbereiding en in jouw toekomstig priesterleven Maria jouw gids zijn bij het leren kennen van Jezus. Hou jouw ogen op Hem gericht. Laat je door hem gevormd worden zodat je in staat bent om in jouw dienstwerk Hem te laten zien aan allen die jou benaderen. Wanneer je het Eucharistisch Lichaam van Jezus in jouw handen neemt om Zijn Volk te voeden en wanneer je verantwoordelijkheid opneemt voor dát deel van het Mystieke Lichaam dat aan jou zal toevertrouwd worden, herinner je dan de houding van verwondering en aanbidding die zo kenmerkend zijn voor het geloof van Maria.
Zoals Zij in haar verantwoordelijke, moederlijke liefde voor Jezus en vol van het wonder haar maagdelijke liefde bewaarde, zo ook bewaar je, wanneer je knielt op het moment van de consecratie, in jouw ziel het vermogen tot verwondering en aanbidding. Leer om het in Volk van God dat aan jou is toevertrouwd de tekenen van Christus’ aanwezigheid te herkennen. Wees attent voor de tekenen van heiligheid die God onder de gelovigen zal laten zien. Heb geen angst voor toekomstige verplichtingen of het onbekende. Vrees niet dat het jou aan woorden zal ontbreken of dat je tegenslag zal ontmoeten. De wereld en de Kerk heeft priesters, heilige priesters nodig."
zaterdag, mei 27, 2006
Paus Benedictus' voorliefde voor Azië
Sandro Magister heeft een interessant artikel over de curiale hervormingen van paus Benedictus en diens voorliefde voor Azië. Kardinaal Dias, de nieuwe prefect van 'Propaganda Fide' komt uit India en de nieuwe secretaris van de Congregatie voor de Liturgie, Aartsbischop Malcolm Ranjith komt uit Sri Lanka.
dinsdag, mei 16, 2006
Benedictus XVI over huwelijk en gezin
Voor zij die Italiaans kunnen lezen enkele fragmenten uit de prachtige toespraak van de paus, gehouden op 13 mei 2006 voor de deelnemers aan de algemene vergadering van de Pauselijke Raad voor het Gezin:
"La famiglia fondata sul matrimonio costituisce un "patrimonio dell'umanità", un'istituzione sociale fondamentale; è la cellula vitale e il pilastro della società e questo interessa credenti e non credenti. Essa è realtà che tutti gli Stati devono tenere nella massima considerazione, perché, come amava ripetere Giovanni Paolo II, "l'avvenire dell'umanità passa attraverso la famiglia" (Familiaris consortio, 86). Inoltre, nella visione cristiana, il matrimonio, elevato da Cristo all'altissima dignità di sacramento, conferisce maggiore splendore e profondità al vincolo coniugale, e impegna più fortemente gli sposi che, benedetti dal Signore dell'Alleanza, si promettono fedeltà fino alla morte nell'amore aperto alla vita. Per essi, centro e cuore della famiglia è il Signore, che li accompagna nella loro unione e li sostiene nella missione di educare i figli verso l'età matura. In tal modo la famiglia cristiana coopera con Dio non soltanto nel generare alla vita naturale, ma anche nel coltivare i germi della vita divina donata nel Battesimo. Sono questi i principî ben noti della visione cristiana del matrimonio e della famiglia."
"La stabilità della famiglia è oggi particolarmente a rischio; per salvaguardarla occorre spesso andare controcorrente rispetto alla cultura dominante, e ciò esige pazienza, sforzo, sacrificio e ricerca incessante di mutua comprensione. Ma anche oggi è possibile ai coniugi superare le difficoltà e mantenersi fedeli alla loro vocazione, ricorrendo al sostegno di Dio con la preghiera e partecipando assiduamente ai sacramenti, in particolare all'Eucaristia. L'unità e la saldezza delle famiglie aiuta la società a respirare i valori umani autentici e ad aprirsi al Vangelo."
Hier is de volledige tekst.
"La famiglia fondata sul matrimonio costituisce un "patrimonio dell'umanità", un'istituzione sociale fondamentale; è la cellula vitale e il pilastro della società e questo interessa credenti e non credenti. Essa è realtà che tutti gli Stati devono tenere nella massima considerazione, perché, come amava ripetere Giovanni Paolo II, "l'avvenire dell'umanità passa attraverso la famiglia" (Familiaris consortio, 86). Inoltre, nella visione cristiana, il matrimonio, elevato da Cristo all'altissima dignità di sacramento, conferisce maggiore splendore e profondità al vincolo coniugale, e impegna più fortemente gli sposi che, benedetti dal Signore dell'Alleanza, si promettono fedeltà fino alla morte nell'amore aperto alla vita. Per essi, centro e cuore della famiglia è il Signore, che li accompagna nella loro unione e li sostiene nella missione di educare i figli verso l'età matura. In tal modo la famiglia cristiana coopera con Dio non soltanto nel generare alla vita naturale, ma anche nel coltivare i germi della vita divina donata nel Battesimo. Sono questi i principî ben noti della visione cristiana del matrimonio e della famiglia."
"La stabilità della famiglia è oggi particolarmente a rischio; per salvaguardarla occorre spesso andare controcorrente rispetto alla cultura dominante, e ciò esige pazienza, sforzo, sacrificio e ricerca incessante di mutua comprensione. Ma anche oggi è possibile ai coniugi superare le difficoltà e mantenersi fedeli alla loro vocazione, ricorrendo al sostegno di Dio con la preghiera e partecipando assiduamente ai sacramenti, in particolare all'Eucaristia. L'unità e la saldezza delle famiglie aiuta la società a respirare i valori umani autentici e ad aprirsi al Vangelo."
Hier is de volledige tekst.
Het 'condoom-debat'
Ik publiceerde hier reeds eerder over wat nu reeds bekend staat als het 'condoom-debat'. Mijn collega blogspotter met de 'coole' naam "American Papist" heeft een omvangrijke lijst van wetenschappelijke artikels en reacties verzameld. Voor een gedegen onderzoek onmisbaar!
1956-2006: Verering H. Hart van Jezus
Op 15 mei 1956 publiceerde paus Pius XII de encycliek HAURIETIS AQUAS IN GAUDIO
Over de verering van het Allerheiligst Hart van Jezus. Hier kan u deze encycliek (nogmaals) lezen. "Kan er een vorm van godsvrucht gevonden worden, die geschikter is dan de verering van het Allerheiligst Hart van Jezus, die meer overeenstemt met het wezen van het katholiek geloof, die beter beantwoordt aan de tegenwoordige noden van de Kerk en het mensdom? Welke godsverering is edeler, milder en heilzamer dan een verering, die zich geheel richt op Gods liefde ? Miserentissimus Redemptor. Wat kan de gelovigen krachtiger bewegen da de liefde van Christus, die de godsvrucht tot het Allerheiligst Hart van Jezus dagelijks vermeerdert en aanwakkert, om de wet van het Evangelie inderdaad in praktijk te brengen? Zonder deze wet is er onder de mensen geen ware vrede mogelijk. De H. Geest leert ons dat met onmiskenbaar duidelijke woorden: "Vrede is een vrucht der gerechtigheid" (nr. 69)
zaterdag, mei 13, 2006
Paus Paulus VI over het concilie
"The Church's life is dominated by the Ecumenical Council which concluded last December. It isn't just the remembrance of such a great and unusual event that should occupy our minds. Remembrance has to do with something that is finished: the memory collects it, history records it, tradition preserves it; but the whole process has to do with a time that is over and done with, an event that has happened. The Council, on the other hand, leaves something behind it that endures and continues to act. It is like a spring from which a river rises; the spring may be a long way off, but the course of the river goes along with us. You might say that the Council leaves itself to the Church that celebrated it. It doesn't so much oblige us to look back to the act of its celebration as to look at the heritage it has left us, one that it present now and will continue for the future. What is this heritage?
The heritage of the Council consists of the documents that were promulgated on several different occasions at the conclusion of its discussions and deliberations. These documents differ in nature - there are constitutions (four), decrees (nine), and declarations [p. 153] (three) - but all of them together make up a body of doctrines and laws that ought to give the Church that renewal for which the Council was held. It is the duty and the good fortune of men in the post-Conciliar period to get to know these documents, to study them and to apply them.
You have to be careful, for the teachings of the Council do not constitute a complete, organic system of Catholic doctrine. Doctrine is much more extensive, as everyone knows, and it wasn't called into question by the Council nor substantially modified. Instead, the Council confirms, illustrates, defends, and develops it with a most authoritative apologia full of wisdom, vigor and confidence. And it is the Council's doctrinal aspect that we have to consider first in order to pay honor to the word of God, which remains univocal and lasting like a light that doesn't fail, and in order to strengthen our souls. From the Council's solemn and open voice they learn what a providential office Christ entrusted to the living magisterium of the Church in order to preserve, defend, and interpret the "deposit of faith." (cf. Humani generis, A.A.S. 42, 1950, p. 567)
We mustn't separate the teachings of the Council from the doctrinal heritage of the Church. Instead we must take a good look at where they fit into it and at how they are consistent with it and supply it with added testimony, growth, explanation, and application. Then even the "novelties" in doctrine or regulation coming from the Council will be seen in their proper proportions and will not give rise to objections about the Church's fidelity to its teaching function, but will acquire that true meaning which makes it shine with a higher light.
Therefore, may the Council help the faithful, whether teachers or students, to overcome those states of mind - denial, indifference, doubt, subjectivism, and so on - that are contrary to the purity and strength of faith. The Council is a great act of the magisterium of the Church, and anyone who adheres to the Council is, by that very fact, recognizing and honoring the magisterium of the Church. This was the first idea that motivated Pope John XXIII to convoke the Council, as he said so well at its opening: "ut iterum magisterium ecclesiasticum ... affirmaretur." "Our first aim," he said, "in convoking this vast assembly was to reassert the magisterium of the Church." (AAS 54, 1962, 786)
Thus a person wouldn't be correct in thinking that the Council represents a cutting loose, a break, or, as some think, a liberation from the traditional teaching of the Church; nor would he be correct in thinking that it authorizes and fosters a ready conformity to the mentality of our time in its negative and ephemeral elements rather than those which are scientific and secure; nor in thinking that it grants anyone whatsoever the right to give any value and any expression he pleases to the truths of the faith. The Council opens up many new horizons to biblical, theological and humanistic studies; it invites men to do more research into the religious sciences and to go into them more deeply. But it doesn't deprive Christian thought of its rigor in speculation, and it doesn't grant free entry into the Church's philosophy, theology, and Scripture classes to the arbitrary judgement, the uncertainty, the servility, and the desolation that characterize so many forms of modern religious thought, when it is deprived of the help of the magisterium of the Church.
Some people have asked what authority, what theological qualification the Council intended to attribute to its teaching, since it clearly avoided issuing solemn dogmatic definitions that would involve the infallibility of the magisterium. The answer is clear for anyone who recalls the Council declaration issued on March 6, 1964, and repeated on November 16, 1964. (Cf. Notificationes: A.A.S. 57, 1965, 72-75) In view of the pastoral nature of the Council, it avoided any extraordinary statement of dogmas that would be endowed with the note of infallibility, but it still provided its teaching with the authority of the supreme ordinary magisterium. This ordinary magisterium, which is so obviously official, has to be accepted with docility, and sincerity by all the faithful, in accordance with the mind of the Council on the nature and aims of the individual documents.
We must enter into the spirit of these basic criteria of the Church's magisterium and see to it that our minds increase their trust in the Church's guidance along the sure paths of faith and Christian life. If this is done by good Catholics - the fine sons of the Church, and especially scholars, theologians, teachers, those who spread the word of God, as well as students and seekers of the genuine doctrine that springs from the Gospel and is professed by the Church - then it is to be hoped that faith, and also Christian and civil life, will witness a great restoration of the kind that comes from the saving truth. For indeed the "Spirit of the Council" wants to be the Spirit of Truth. (Jn. 16:13)
May Our blessing help you to understand this Spirit and to make it your own."
Het Italiaanse origineel
vrijdag, mei 12, 2006
Requiem FSSP voor paus Johannes Paulus II
Op deze webpagina kan u prachtige foto's vinden van de requiemmis 'oude stijl' die te Rome werd opgedragen.
Benedictus XVI en de joden
Op 15 maart 2006 sprak paus Benedictus de volgende woorden: "In choosing the Twelve, introducing them into a communion of life with himself and involving them in his mission of proclaiming the Kingdom in words and works (cf. Mk 6: 7-13; Mt 10: 5-8; Lk 9: 1-6; 6: 13), Jesus wants to say that the definitive time has arrived in which to constitute the new People of God, the people of the 12 tribes, which now becomes a universal people, his Church.
With their very own existence, the Twelve - called from different backgrounds - become an appeal for all of Israel to convert and allow herself to be gathered into the new covenant, complete and perfect fulfilment of the ancient one."
Op 7 mei 2006 noteren we de volgende woorden: "Infine il Signore ci parla del servizio dell'unità affidato al pastore: "Ho altre pecore che non sono di quest'ovile; anche queste io devo condurre; ascolteranno la mia voce e diventeranno un solo gregge e un solo pastore" (Gv 10, 16). È la stessa cosa che Giovanni ripete dopo la decisione del sinedrio di uccidere Gesù, quando Caifa disse che sarebbe stato meglio se uno solo fosse morto per il popolo piuttosto che la nazione intera perisse. Giovanni riconosce in questa parola di Caifa una parola profetica e aggiunge: "Gesù doveva morire per la nazione e non per la nazione soltanto, ma anche per riunire insieme i figli di Dio che erano dispersi" (11, 52). Si rivela la relazione tra Croce e unità; l'unità si paga con la Croce. Soprattutto però emerge l'orizzonte universale dell'agire di Gesù. Se Ezechiele nella sua profezia sul pastore aveva di mira il ripristino dell'unità tra le tribù disperse d'Israele (cfr Ez 34, 22-24), si tratta ora non solo più dell'unificazione dell'Israele disperso, ma dell'unificazione di tutti i figli di Dio, dell'umanità - della Chiesa di giudei e di pagani. La missione di Gesù riguarda l'umanità intera, e perciò alla Chiesa è data una responsabilità per tutta l'umanità, affinché essa riconosca Dio, quel Dio che, per noi tutti, in Gesù Cristo si è fatto uomo, ha sofferto, è morto ed è risorto. La Chiesa non deve mai accontentarsi della schiera di coloro che a un certo punto ha raggiunto, e dire che gli altri stiano bene così: i musulmani, gli induisti e via dicendo."
With their very own existence, the Twelve - called from different backgrounds - become an appeal for all of Israel to convert and allow herself to be gathered into the new covenant, complete and perfect fulfilment of the ancient one."
Op 7 mei 2006 noteren we de volgende woorden: "Infine il Signore ci parla del servizio dell'unità affidato al pastore: "Ho altre pecore che non sono di quest'ovile; anche queste io devo condurre; ascolteranno la mia voce e diventeranno un solo gregge e un solo pastore" (Gv 10, 16). È la stessa cosa che Giovanni ripete dopo la decisione del sinedrio di uccidere Gesù, quando Caifa disse che sarebbe stato meglio se uno solo fosse morto per il popolo piuttosto che la nazione intera perisse. Giovanni riconosce in questa parola di Caifa una parola profetica e aggiunge: "Gesù doveva morire per la nazione e non per la nazione soltanto, ma anche per riunire insieme i figli di Dio che erano dispersi" (11, 52). Si rivela la relazione tra Croce e unità; l'unità si paga con la Croce. Soprattutto però emerge l'orizzonte universale dell'agire di Gesù. Se Ezechiele nella sua profezia sul pastore aveva di mira il ripristino dell'unità tra le tribù disperse d'Israele (cfr Ez 34, 22-24), si tratta ora non solo più dell'unificazione dell'Israele disperso, ma dell'unificazione di tutti i figli di Dio, dell'umanità - della Chiesa di giudei e di pagani. La missione di Gesù riguarda l'umanità intera, e perciò alla Chiesa è data una responsabilità per tutta l'umanità, affinché essa riconosca Dio, quel Dio che, per noi tutti, in Gesù Cristo si è fatto uomo, ha sofferto, è morto ed è risorto. La Chiesa non deve mai accontentarsi della schiera di coloro che a un certo punto ha raggiunto, e dire che gli altri stiano bene così: i musulmani, gli induisti e via dicendo."
maandag, mei 08, 2006
George Kardinaal Pell over de Islam
Ik had het al eerder over één van mijn favorieten, Kardinaal George Pell van Sydney.
Hij heeft een moedige tekst geschreven, getiteld "Islam en Western Democraties". U kan de tekst hier lezen. De vraag is: "Can Islam and the Western democracies live together peacefully?"
Enkele passages:
Over Sura 9,5 "Wanneer de heilige maanden voorbij zijn, doodt dan de afgodendienaren waar u hen ook vindt en grijpt hen en belegert hen en loert op hen uit elke hinderlaag." en Sura 9, 36 "En bestrijdt de afgodendienaren allen tezamen, zoals zij u bestrijden en weet, dat Allah met de rechtvaardigen is." zegt hij o.a.: "The predominant grammatical form in which jihad is used in the Koran carries the sense of fighting or waging war. A different form of the verb in Arabic means “striving” or “struggling”, and English translations sometimes use this form as a way of euphemistically rendering the Koran’s incitements to war against unbelievers. But in any case, the so-called “verses of the sword” (sura 95 and 936), coming as they do in what scholars generally believe to be one of the last suras revealed to Muhammad, are taken to abrogate a large number of earlier verses on the subject (over 140, according to one radical website). The suggestion that jihad is primarily a matter of spiritual striving is also contemptuously rejected by some Islamic writers on the subject. One writer warns that “the temptation to reinterpret both text and history to suit ‘politically correct’ requirements is the first trap to be avoided”, before going on to complain that “there are some Muslims today, for instance, who will convert jihad into a holy bath rather than a holy war, as if it is nothing more than an injunction to cleanse yourself from within"."
donderdag, mei 04, 2006
De werkelijke tegenwoordigheid van Christus (3)
4. Houdt het brood op brood te zijn en houdt de wijn op wijn te zijn?
Ja. Ten einde de gehele Christus tegenwoordig te doen zijn - lichaam, bloed, ziel en goddelijkheid – kan het brood en de wijn niet behouden blijven, maar moet ruimte maken zodat zijn verheerlijkte Lichaam en Bloed tegenwoordig kan zijn. Dus houdt het brood in de Eucharistie op in substantie brood te zijn en wordt het Lichaam van Christus, terwijl de wijn ophoudt in substantie wijn te zijn en wordt het Bloed van Christus. Zoals de H. Thomas van Aquino opmerkte, Christus wordt niet geciteerd door te zeggen: “Dit brood is mijn lichaam”, maar “Dit is mijn lichaam” (Summa Theologiae, III q. 78,a.5).
5. Is het gepast dat het Lichaam en Bloed van Christus tegenwoordig wordt in de Eucharistie onder de gedaanten van brood en wijn?
Ja, want deze wijze van tegenwoordigheid correspondeert perfect met de sacramentele viering van de Eucharistie. Jezus Christus geeft zichzelf aan ons in een vorm die de symboliek beduidt die gelijk is aan het eten van brood en drinken van wijn. Bovendien, door tegenwoordig te zijn onder de gedaanten van brood en wijn geeft Christus zichzelf aan ons in een vorm die eigen is aan menselijk eten en drinken. Aldus correspondeert deze wijze van tegenwoordigheid met de deugdzaamheid van het geloof, want de tegenwoordigheid van het Lichaam en Bloed van Christus kan niet op enige andere wijze ontdekt of onderkend worden dan door geloof. Dit bevestigde de H. Bonaventura zo: “Er is geen moeilijkheid over de tegenwoordigheid van Christus in het sacrament als een teken; de grote moeilijkheid zit in het feit dat Hij werkelijk in het sacrament is, net zoals Hij in de hemel is. Om dit zo te geloven is buitengewoon verdienstelijk" (In IV Sent., dist. X, P.I, art. Un., qu. I). Door het geloof dat steunt op gezag van God die Zichzelf aan ons openbaarde, geloven wij dat wat niet door ons menselijk vermogen begrepen kan worden (zie KKK, nr. 1381).
6. Zijn het geconsacreerde brood en wijn ‘louter symbolen’?
In de alledaagse taal noemen we iets een “symbool” dat wijst voorbij zichzelf naar iets anders, vaak naar verschillende andere realiteiten tegelijk. De getransformeerde brood en wijn die het Lichaam en Bloed van Christus zijn, zijn niet louter symbolen, omdat ze werkelijk het Lichaam en Bloed van Christus zijn. Zoals de H. Johannes Damascenus schreef: “Het brood en de wijn zijn niet een voorafbeelding van het Lichaam en Bloed van Christus, - volstrekt niet! – maar het vergoddelijkte Lichaam van de Heer, want de Heer zelf heeft gezegd: ‘Dit is mijn Lichaam’; niet, de voorafbeelding van mijn lichaam’, maar ‘mijn lichaam’, en niet ‘een voorafbeelding van mijn bloed’, maar ‘mijn bloed’” (The Orthodox Faith, IV [PG 94, 1148-49]).
Tegelijkertijd echter is het belangrijk te erkennen dat het Lichaam en het Bloed van Christus in de Eucharistie in een sacramentele vorm tot ons komt. Met andere woorden, Christus is tegenwoordig onder de gedaanten van brood en wijn, niet in zijn eigenlijke vorm. We kunnen niet veronderstellen alle redenen van Gods handelingen te weten. God gebruikte echter de symboliek gelijk aan het eten van brood en het drinken van wijn op natuurlijk niveau om de bedoeling te verhelderen van wat door Jezus Christus in de Eucharistie is volbracht.
Er zijn verschillende wegen waarin de symboliek van het eten van brood en drinken van wijn de betekenis van de Eucharistie ontsluiten. Bijvoorbeeld, evenals gewoon voedsel voeding geeft aan het lichaam, geeft het Eucharistisch voedsel geestelijke voeding. Ook ontstaat door het delen van een gewoon maal een zekere gemeenschap tussen de mensen die dit delen; in de Eucharistie deelt Gods volk een maal dat hen niet alleen in gemeenschap met elkaar brengt, maar ook met de Vader, Zoon en Heilige Geest. Evenzo, zoals de H. Paulus ons vertelt, is het ene brood dat in de Eucharistie met velen wordt gedeeld een verwijzing naar de eenheid van hen die gezamenlijk geroepen zijn door de Heilige Geest tot één lichaam, het Lichaam van Christus (zie 1 Kor. 10,17). Om een ander voorbeeld te nemen, de afzonderlijke graankorrels en druiven moeten geoogst worden en een proces ondergaan van malen of persen, voordat zij als brood en als wijn een eenheid vormen. Daarom verwijzen brood en wijn zowel naar de eenheid van velen die plaatsnemen in het Lichaam van Christus en het lijden ondergaan door Christus, een lijden dat ook door zijn volgelingen aanvaard moet worden. Er kan nog veel meer gezegd worden over de vele wijzen waarop het eten van brood en drinken van wijn symboliseren wat God voor ons doet door Christus, daar symbolen veelvoudige bedoelingen en betekenissen in zich dragen.
7. Wanneer de H. Mis voorbij is, houdt het geconsacreerde brood en wijn dan op het Lichaam en Bloed van Christus te zijn?
Neen. Tijdens de viering van de Eucharistie wordt het brood en de wijn het Lichaam en Bloed van Christus, en dit blijven ze. Zij kunnen niet terugkeren in brood en wijn, want ze zijn niet langer meer brood en wijn. Er is daarom geen reden voor hen om terug te keren naar hun ‘normale’ staat nadat de consecratie in de H. Mis is geweest. Wanneer eenmaal de hoedanigheid werkelijk veranderd is, blijft de tegenwoordigheid van het Lichaam en Bloed van Christus “geheel aanwezig zolang de Eucharistische gedaanten blijven bestaan” (KKK, nr. 1377). Tegen degenen die volhielden dat het brood dat gedurende de Eucharistie is geconsecreerd geen heiligende kracht meer heeft als het overblijft voor de volgende dag, antwoordde de H. Cyrillus van Alexandrië: “Christus is niet veranderd, noch is zijn gehele Lichaam veranderd, maar de kracht van de consecratie en zijn levengevende genade is altijddurend hierin aanwezig.” De Kerk leert dat Christus tegenwoordig blijft onder de gedaanten van brood en wijn zolang de Eucharistische gedaanten blijven bestaan (zie KKK nr. 1377).
8. Waarom worden er na de H. Mis hosties bewaard?
Hoewel het mogelijk is om al het geconsacreerde brood te nuttigen tijdens de H. Mis, wordt er gewoonlijk wat bewaard in het tabernakel. Het Lichaam van Christus onder de gedaante van brood dat na de H. Mis wordt bewaard of ‘gereserveerd’ wordt gewoonlijk genoemd “het Allerheiligst Sacrament”. Er zijn verschillende pastorale redenen om het Heilig Sacrament te bewaren. Ten eerste wordt het gebruikt voor uitdelen aan de stervenden, de zieken, en aan hen die een legitieme reden hebben om niet bij een viering van de Eucharistie aanwezig te kunnen zijn. Ten tweede wordt het Lichaam van Christus in de vorm van brood aanbeden wanneer het uitgesteld wordt, zoals in de rite van de Eucharistische uitstelling en aanbidding, wanneer het wordt gedragen in processies, of wanneer het eenvoudig geplaatst is in het tabernakel, waarvoor mensen in stilte persoonlijk bidden. Deze devoties zijn gebaseerd op het feit dat Christus zelf tegenwoordig is onder de gedaante van brood. Vele heilige mensen zoals de Zalige Titus Brandsma, H. Lidwina van Schiedam, H. Pius X en H. Theresia van Lisieux beoefenden grote persoonlijke devotie aan Christus in het Allerheiligst Sacrament. In de Oosterse Katholieke Kerken wordt de aanbidding aan het bewaarde Heilige Sacrament het meest beoefend in de Goddelijke Liturgie van de vooraf geheiligde gaven, geofferd in de weekdagen van de Vastentijd.
Ja. Ten einde de gehele Christus tegenwoordig te doen zijn - lichaam, bloed, ziel en goddelijkheid – kan het brood en de wijn niet behouden blijven, maar moet ruimte maken zodat zijn verheerlijkte Lichaam en Bloed tegenwoordig kan zijn. Dus houdt het brood in de Eucharistie op in substantie brood te zijn en wordt het Lichaam van Christus, terwijl de wijn ophoudt in substantie wijn te zijn en wordt het Bloed van Christus. Zoals de H. Thomas van Aquino opmerkte, Christus wordt niet geciteerd door te zeggen: “Dit brood is mijn lichaam”, maar “Dit is mijn lichaam” (Summa Theologiae, III q. 78,a.5).
5. Is het gepast dat het Lichaam en Bloed van Christus tegenwoordig wordt in de Eucharistie onder de gedaanten van brood en wijn?
Ja, want deze wijze van tegenwoordigheid correspondeert perfect met de sacramentele viering van de Eucharistie. Jezus Christus geeft zichzelf aan ons in een vorm die de symboliek beduidt die gelijk is aan het eten van brood en drinken van wijn. Bovendien, door tegenwoordig te zijn onder de gedaanten van brood en wijn geeft Christus zichzelf aan ons in een vorm die eigen is aan menselijk eten en drinken. Aldus correspondeert deze wijze van tegenwoordigheid met de deugdzaamheid van het geloof, want de tegenwoordigheid van het Lichaam en Bloed van Christus kan niet op enige andere wijze ontdekt of onderkend worden dan door geloof. Dit bevestigde de H. Bonaventura zo: “Er is geen moeilijkheid over de tegenwoordigheid van Christus in het sacrament als een teken; de grote moeilijkheid zit in het feit dat Hij werkelijk in het sacrament is, net zoals Hij in de hemel is. Om dit zo te geloven is buitengewoon verdienstelijk" (In IV Sent., dist. X, P.I, art. Un., qu. I). Door het geloof dat steunt op gezag van God die Zichzelf aan ons openbaarde, geloven wij dat wat niet door ons menselijk vermogen begrepen kan worden (zie KKK, nr. 1381).
6. Zijn het geconsacreerde brood en wijn ‘louter symbolen’?
In de alledaagse taal noemen we iets een “symbool” dat wijst voorbij zichzelf naar iets anders, vaak naar verschillende andere realiteiten tegelijk. De getransformeerde brood en wijn die het Lichaam en Bloed van Christus zijn, zijn niet louter symbolen, omdat ze werkelijk het Lichaam en Bloed van Christus zijn. Zoals de H. Johannes Damascenus schreef: “Het brood en de wijn zijn niet een voorafbeelding van het Lichaam en Bloed van Christus, - volstrekt niet! – maar het vergoddelijkte Lichaam van de Heer, want de Heer zelf heeft gezegd: ‘Dit is mijn Lichaam’; niet, de voorafbeelding van mijn lichaam’, maar ‘mijn lichaam’, en niet ‘een voorafbeelding van mijn bloed’, maar ‘mijn bloed’” (The Orthodox Faith, IV [PG 94, 1148-49]).
Tegelijkertijd echter is het belangrijk te erkennen dat het Lichaam en het Bloed van Christus in de Eucharistie in een sacramentele vorm tot ons komt. Met andere woorden, Christus is tegenwoordig onder de gedaanten van brood en wijn, niet in zijn eigenlijke vorm. We kunnen niet veronderstellen alle redenen van Gods handelingen te weten. God gebruikte echter de symboliek gelijk aan het eten van brood en het drinken van wijn op natuurlijk niveau om de bedoeling te verhelderen van wat door Jezus Christus in de Eucharistie is volbracht.
Er zijn verschillende wegen waarin de symboliek van het eten van brood en drinken van wijn de betekenis van de Eucharistie ontsluiten. Bijvoorbeeld, evenals gewoon voedsel voeding geeft aan het lichaam, geeft het Eucharistisch voedsel geestelijke voeding. Ook ontstaat door het delen van een gewoon maal een zekere gemeenschap tussen de mensen die dit delen; in de Eucharistie deelt Gods volk een maal dat hen niet alleen in gemeenschap met elkaar brengt, maar ook met de Vader, Zoon en Heilige Geest. Evenzo, zoals de H. Paulus ons vertelt, is het ene brood dat in de Eucharistie met velen wordt gedeeld een verwijzing naar de eenheid van hen die gezamenlijk geroepen zijn door de Heilige Geest tot één lichaam, het Lichaam van Christus (zie 1 Kor. 10,17). Om een ander voorbeeld te nemen, de afzonderlijke graankorrels en druiven moeten geoogst worden en een proces ondergaan van malen of persen, voordat zij als brood en als wijn een eenheid vormen. Daarom verwijzen brood en wijn zowel naar de eenheid van velen die plaatsnemen in het Lichaam van Christus en het lijden ondergaan door Christus, een lijden dat ook door zijn volgelingen aanvaard moet worden. Er kan nog veel meer gezegd worden over de vele wijzen waarop het eten van brood en drinken van wijn symboliseren wat God voor ons doet door Christus, daar symbolen veelvoudige bedoelingen en betekenissen in zich dragen.
7. Wanneer de H. Mis voorbij is, houdt het geconsacreerde brood en wijn dan op het Lichaam en Bloed van Christus te zijn?
Neen. Tijdens de viering van de Eucharistie wordt het brood en de wijn het Lichaam en Bloed van Christus, en dit blijven ze. Zij kunnen niet terugkeren in brood en wijn, want ze zijn niet langer meer brood en wijn. Er is daarom geen reden voor hen om terug te keren naar hun ‘normale’ staat nadat de consecratie in de H. Mis is geweest. Wanneer eenmaal de hoedanigheid werkelijk veranderd is, blijft de tegenwoordigheid van het Lichaam en Bloed van Christus “geheel aanwezig zolang de Eucharistische gedaanten blijven bestaan” (KKK, nr. 1377). Tegen degenen die volhielden dat het brood dat gedurende de Eucharistie is geconsecreerd geen heiligende kracht meer heeft als het overblijft voor de volgende dag, antwoordde de H. Cyrillus van Alexandrië: “Christus is niet veranderd, noch is zijn gehele Lichaam veranderd, maar de kracht van de consecratie en zijn levengevende genade is altijddurend hierin aanwezig.” De Kerk leert dat Christus tegenwoordig blijft onder de gedaanten van brood en wijn zolang de Eucharistische gedaanten blijven bestaan (zie KKK nr. 1377).
8. Waarom worden er na de H. Mis hosties bewaard?
Hoewel het mogelijk is om al het geconsacreerde brood te nuttigen tijdens de H. Mis, wordt er gewoonlijk wat bewaard in het tabernakel. Het Lichaam van Christus onder de gedaante van brood dat na de H. Mis wordt bewaard of ‘gereserveerd’ wordt gewoonlijk genoemd “het Allerheiligst Sacrament”. Er zijn verschillende pastorale redenen om het Heilig Sacrament te bewaren. Ten eerste wordt het gebruikt voor uitdelen aan de stervenden, de zieken, en aan hen die een legitieme reden hebben om niet bij een viering van de Eucharistie aanwezig te kunnen zijn. Ten tweede wordt het Lichaam van Christus in de vorm van brood aanbeden wanneer het uitgesteld wordt, zoals in de rite van de Eucharistische uitstelling en aanbidding, wanneer het wordt gedragen in processies, of wanneer het eenvoudig geplaatst is in het tabernakel, waarvoor mensen in stilte persoonlijk bidden. Deze devoties zijn gebaseerd op het feit dat Christus zelf tegenwoordig is onder de gedaante van brood. Vele heilige mensen zoals de Zalige Titus Brandsma, H. Lidwina van Schiedam, H. Pius X en H. Theresia van Lisieux beoefenden grote persoonlijke devotie aan Christus in het Allerheiligst Sacrament. In de Oosterse Katholieke Kerken wordt de aanbidding aan het bewaarde Heilige Sacrament het meest beoefend in de Goddelijke Liturgie van de vooraf geheiligde gaven, geofferd in de weekdagen van de Vastentijd.
Abonneren op:
Posts (Atom)