zaterdag, maart 27, 2010

Er is ook goed nieuws

1/ Zoals misschien al bekend is, zijn sinds kort op de website van het Vaticaan alle jaargangen van de Acta van de Heilige Stoel, d.w.z. vanaf 1865, in doorzoekbare PDF's te raadplegen. Een prachtig monnikenwerk! En zo kunnen wij lezen dat reeds op 23 juni 1972 in een toespraak voor de kardinalen Paus Paulus VI sprak over “een noodtoestand die Wij niet kunnen en mogen verborgen houden : op de eerste plaats een valse en verkeerde interpretatie van het Concilie, welke een breuk met de traditie zou willen zijn, ook wat betreft de leer, een interpretatie die zover gaat dat de preconciliaire Kerk wordt afgewezen en toegestaan wordt dat men een ‘nieuwe’ Kerk bedenkt, als het ware ‘heruitgevonden’ van binnenuit, wat betreft de instelling van de Kerk, het dogma, de gebruiken en het recht.”
Je zou verwachten dat voor een katholieke bisschop de stem van de Paus toch enige waarde heeft! Maar bijna veertig jaar later moet onze Heilige Vader vaststellen:  "Men kan niet ontkennen dat enkelen van u en van uw voorgangers soms ernstig in gebreke zijn gebleven bij het toepassen van de normen van het canonieke recht, zoals die sinds lange tijd zijn vastgelegd inzake misdrijven van kindermisbruik." (Brief aan de katholieken van Ierland, 19 maart 2010)

2/We ontvangen maandelijks de nieuwsbrief met de nieuwe publicaties van het Vaticaan via paxbook.com. Interessant is ook dat ze maandelijks meedelen welke boeken het meest verkocht worden. En zo kunnen we verheugd vaststellen dat in maart, net als in februari, de top 2 er als volgt uitziet:

ACTUAL BESTSELLER LIST MARCH 2010

1. Missale Romanum Ex Decreto SS. Concilii Tridentini Restitutum Summorum Pontificum Cura Recognitum
                 http://www.paxbook.com/algorithmiS/servusPrimus?iussum=monstraScriptumEditum&numerus=31969

2. Missale Romanum
                 http://www.paxbook.com/algorithmiS/servusPrimus?iussum=monstraScriptumEditum&numerus=31595

3/Weliswaar is het te vroeg om te spreken over "het hek is van de dam" maar wanneer één van de topcanonisten van Nederland en docent kerkelijk recht aan het Grootseminarie van Rolduc schrijft over de "zwakheden van het missaal van Paulus VI", dan dienen wij ons als volslagen leken in het kerkelijk recht met de nodige aandacht en intellectuele nederigheid te buigen over deze uitspraken. Hij schrijft [vet Belgian Thomist]:
"40 Jahre nach der Veröffentlichung des neuen Missale Romanum reift die Erkenntnis, dass das Missale Pauls VI. über die konziliaren Rahmenbedingungen hinausgeht. Die Konzilsväter ordneten an, dass bei der Reform „die allgemeinen Gestalt- und Sinngesetze der Liturgie zu beachten“ seien und „keine Neuerungen eingeführt werden“ sollen, „es sei denn, ein wirklicher und sicher zu erhoffender Nutzen der Kirche verlange es. Dabei ist Sorge zu tragen, dass die neuen Formen aus den schon bestehenden gewissermaßen organisch herauswachsen“ (SC 23).
Betrachtet man die Eingangsriten des Novus Ordo, die Änderungen der Opferungsgebete, die in der Tradition der Kirche niemals vorhandene Fülle von Eucharistischen Gebeten mit ihren zum Teil theologisch fragwürdigen Inhalten, den Verlust der Kanonstille usw., dann fragt man sich, ob der Grundsatz des organischen Wachstums des Neuen aus dem Alten im Zuge der nachkonziliaren Reform hinreichend beachtet worden ist. Die im Missale Pauls VI. vorgesehenen Anpassungsmöglichkeiten wurden als eine Aufforderung zur Kreativität missverstanden, die Anlass zu liturgischen Missbräuchen gegeben haben, die die Messe dermaßen entstellen, dass die Einheit des Missale Pauls VI. mit dem Römischen Ritus nicht mehr wahrgenommen wird."
Lees hier de gehele bijdrage.
 

vrijdag, maart 26, 2010

De heiligheid van de Katholieke Kerk

In het oog van de storm heerst een stille rust. Daarom leek ons deze tekst van Sint-Augustinus wel toepasselijk:

"Laten wij onze Heer God beminnen, laten wij Zijn Kerk beminnen; Hem als een vader, Haar als een moeder; Hem als een heer, Haar als Zijn dienstmaagd aangezien wijzelf zonen van de Dienstmaagd zijn. Maar dit huwelijk wordt bij elkaar gehouden door een grote liefde: niemand beledigt de ene en verdient gunsten van de ander. Laat niemand zeggen: “Ik ga inderdaad naar de afgoden, ik raadpleeg bezetenen en waarzeggers: echter ik verlaat de Kerk van God niet, ik ben katholiek." Terwijl je vasthoudt aan jouw moeder, heb je jouw vader beledigd. Een ander zegt: “Dat zij verre van mij: ik raadpleeg geen waarzegger, ik zoek geen bezetene op noch godslasterlijke orakels, ik aanbid geen demonen noch buig ik voor stenen maar toch maak ik deel uit van de partij van Donatus." Wat levert het je op jouw Vader niet te beledigen indien Hij jouw beledigde Moeder wreekt? Wat levert het je op indien je de Heer belijdt, God eert en Hem verkondigt, Zijn Zoon erkent en belijdt dat Hij aan de rechterhand van de Vader zit en Zijn Kerk godslastert? Corrigeert het voorbeeld van het menselijk huwelijk je niet? Stel dat je een heer hebt die je elke dag gewillig bent, wiens deur je platloopt om hem te dienen, dagelijks –ik bedoel niet om hem te groeten maar om hem te aanbidden-, aan wie je trouwe gewilligheid betoont; indien je nu ook maar één keer zijn echtgenote valselijk zou beschuldigen, zou je dan opnieuw zijn huis kunnen betreden? Blijft dus, dierbaren, blijft allen eensgezind in God de Vader en de Kerk onze Moeder. Viert in soberheid de geboortedag van de heiligen opdat wij mogen nabootsen diegenen die ons zijn voorgegaan en dat zij die voor ons bidden zich in u mogen verheugen; opdat de zegen van de Heer altijd op jullie mogen rusten. Amen. Amen. (Ennarationes in Psalmos 88/2 n. 14-PL 36, 1140; vertaling: Belgian Thomist)

Heiligheid
Dat de katholieke Kerk heilig is, vinden we in de oudste belijdenissen (zie DS 1-10): “ik geloof in de heilige Kerk (sanctam Ecclesiam, hagían ekkleisian)” en berust op o.a. op Ef. 5, 25-27: “Mannen, heb uw vrouw lief, zoals ook Christus de kerk heeft liefgehad en zich voor haar heeft overgeleverd om haar heilig en rein te maken, door het waterbad en het woord, om haar tot zich te voeren in haar luister, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, maar heilig en onbesmet.”
De fundamentele theologie of apologetica spreekt over de heiligheid van de Kerk als één van de “nota ecclesiae”, kenmerken van het ware kerk-zijn en criterium voor de geloofwaardigheid van de katholieke Kerk als Kerk van Christus. Bekend is de vergelijking van Ambrosius die zegt dat Maria weliswaar verloofd is, maar toch maagd blijft omdat Zij het voorbeeld van de Kerk is, die ook onbevlekt is maar toch gehuwd is met Christus (cf. In Luc 1, 17 – PL 15, 540).
Pius XII schrijft in Mystici corporis nr. 66: "Zeker, de Kerk, onze goede Moeder, straalt smetteloos in de sacramenten, waardoor zij kinderen voortbrengt en voedt; in haar geloof, dat zij te allen tijde ongerept bewaart; in haar heilige wetten, die zij allen oplegt, en in de evangelische raden waartoe zij aanspoort; ten slotte in de hemelse gaven en charismata, waardoor zij met onuitputtelijke vruchtbaarheid een ontelbare schare van martelaren, maagden en belijders verwekt. Maar men mag het haar niet aanrekenen, als sommigen van haar leden zwak of ziek zijn, in wier naam zij dagelijks tot God bidt: "Vergeef ons onze schuld", en aan wier geestelijke genezing zij onophoudelijk haar moederlijke en sterke zorgen wijdt".
Lumen gentium verwoordt dit als volgt: “Terwijl de Kerk in de allerheiligste Maagd reeds de volmaaktheid heeft bereikt, waardoor zij zonder vlek of rimpel is, streven de gelovigen nog ernaar de zonde te overwinnen en te groeien in heiligheid.” (LG VIII, 3) De heiligheid van de Kerk is er dus niet één die in de toekomst als hoop ligt of enkel ligt in de heiligheid van Haar ingesteld-zijn door Christus en in Haar leer. Maar in alle beproevingen blijft de Kerk in volmaakte trouw de waardige bruid van de Heer: “Te midden van beproevingen en lijden vindt de Kerk sterkte in de kracht van Gods genade, die haar door de Heer is beloofd, om bij alle zwakheid van het vlees niet te kort te schieten in volmaakte getrouwheid, maar om de waardige bruid van haar Heer te kunnen blijven en zich onder de werking van de Heilige Geest steeds weer te kunnen vernieuwen, om eindelijk door het kruis te komen tot het licht, dat geen ondergang kent.” (LG II, 9)
We kunnen daarom ons de aansporing van Augustinus ter harte nemen: “Nu, ik maan jullie aan om tenminste op te houden kwaad te spreken over de katholieke Kerk, door de gewoonten van mensen te veroordelen die de Kerk ook veroordeelt en die de Kerk dagelijks met grote zorg probeert te corrigeren als slechte kinderen.” (De moribus I, c. 33 – PL 32, 1342)

De Kerk is op geen enkele manier zondig
Voortdurende vooruitgang maar geen terugkeer of afkeer door de zonde: “De Kerk van haar kant, die de glorie van Christus nastreeft, wordt meer gelijk aan haar verheven Beeld door voortdurend toe te nemen in geloof, hoop en liefde en door in alles de goddelijke wil te zoeken en te vervullen”. (LG VIII, 3) Het niet-kunnen-zondigen vanwege de Kerk heeft niet enkel betrekking op de eeuwigdurende waarheid van Haar leer en op de onverbreekbare trouw van God die in de Kerk werkzaam is, maar ook op de morele heiligheid van de Kerk. Hierdoor is elke collectieve schuld of zonde door de universele Kerk uitgesloten. De universele Kerk bezit de goddelijke garantie altijd en ononderbroken haar opdracht als licht van de wereld en zout der aarde te kunnen vervullen en te vervullen.

Met het lichaam of met het hart tot de Kerk behoren
Christus heeft de Kerk ook vergeleken met een sleepnet waarin vissen van allerlei soort in terecht komen (cf. Mt. 13, 47). Maar wanneer de Kerk over zichzelf in Lumen gentium spreekt als “ecclesia semper reformanda”, dan betekent dit niet dat de Kerk zichzelf ziet als een “zondige Kerk” of een “Kerk van zondaars” zoals Karl Rahner meent (Schriften zur Theologie VI, Einsiedeln 1965, 301-347, vooral 336-340). Elke keer dat een lid van de Kerk zondigt en in de mate dat hij zondigt, scheidt hij zich af van de Kerk en dus van Christus. Er zijn nu graden wat betreft deze afscheiding: behalve in geval van een schisma of ketterij, is de afscheiding niet volledig  en blijft de zondaar toebehoren aan de Kerk. Maar indien iemand lid is van de Kerk, dan is dit niet wegens of zelfs met zijn zonden, maar ondanks zijn zonden. Als de H. Geest de ziel is van de Kerk, dan is het onmogelijk dat iemand zondigt als zijnde bewogen door de Geest van God.
Men kan dus aan de zondaars niet zomaar het lidmaatschap van de Kerk ontnemen, maar men kan ook niet de zondigheid van één of meerdere leden op de Kerk zelf overdragen. Immers, de zondaar behoort niet met maar ondanks zijn zonde tot de Kerk. Hij is weliswaar “in Ecclesia” maar niet “de Ecclesia” (Hieronymus, In Eph. Liber 3, c. 5 (PL 26, 531C) of met de woorden van Augustinus: hij behoort weliswaar “met het lichaam” maar niet “met het hart” tot de Kerk (De Baptismo V, 28, PL 43, 197, geciteerd in Lumen gentium II, 14). In de woorden van Yves Congar OP: “Le pécheur qui se souille lui-meme ne fait pas que l’Eglise soit pécheresse. Auf fond, c’est le pécheur qui, pour autant qu’il pèche, sort de l’Eglise" (Vraie et fausse réforme dans l’Eglise, Paris 1950, p. 77).

Natuurlijk kan en moet de heilige Kerk de zonde van haar kinderen erkennen en boeten doen, net zoals Christus als zuiver en vlekkeloos Lam onze zonden op zich genomen heeft, maar net zoals Christus daardoor niet zondig geworden is, wordt ook de Kerk hierdoor niet zondig.

PS. Hier zou opgeworpen kunnen worden 2 Kor. 5, 21: “Hem die geen zonde heeft gekend, heeft God voor ons tot zonde gemaakt (Christus pro nobis peccatum factum est)”. Dit kan alleszins niet betekenen dat Christus in en doorheen zijn ledematen, de gelovigen, zondigt (vgl. de veroordeling op het geldige deel van het Concilie van Basel, sessie 22). Sint-Thomas geeft in zijn commentaar drie mogelijke betekenissen: 1/”zonde” betekent hier als pars pro toto “offer voor de zonde” zoals gebruikelijk was tijdens de Oude Wet en hij verwijst hier naar Hosea 4,8: “Zij eten van de zonde van mijn volk”, d.w.z. van de offers voor de zonde. Christus werd tot slachtoffer voor de zonde gemaakt. 2/zonde wordt soms gezegd in de betekenis van gelijkenis op de zonde of straf voor de zonde volgens Rom. 8,3: “wegens de zonde heeft Hij zijn Zoon gezonden in de gelijkenis van het zondige vlees en voor de zonde heeft Hij de zonde gevonnist in het vlees (Vulgaat: Deus Filium suum mittens in similitudinem carnis peccati et de peccato damnavit peccatum in carne). Christus nam een sterfelijk en lijdend vlees aan. 3/iets wordt zo genoemd, niet omdat het zo is, maar omdat de mensen het zo beschouwen. “Christus werd tot zonde gemaakt” betekent dan “Christus werd beschouwd als zondaar” volgens Jesaja 53, 12: “Hij werd gerekend onder de opstandigen.”

zondag, maart 21, 2010

Het belang van distincties – Deel II

Een volgende distinctie die verwaarloosd geworden is en, naast de socio-culturele factoren, heeft bijgedragen tot het morele verval dat recentelijk naar boven is gekomen, betreft de distinctie tussen voluntas antecedens (voorafgaande wil) en voluntas consequens (volgende wil).

De instellingswoorden
Deze distinctie is onderdeel van het antwoord omtrent de vraag naar de verhouding tussen de algemene heilswil van God en de menselijke vrijheid. We vinden deze verhouding het meest treffend terug in de consecratie wanneer de priester “in persona Christi” zegt:
Forma Ordinaria:
“Accipite et manducate ex hoc omnes: Hoc est enim Corpus meum quod pro vobis tradetur”
en “Accipite et bibite ex eo omnes: Hic est enim Calix Sanguinis mei, novi et aeterni testamenti: qui pro vobis et PRO MULTIS effundetur in remissionem peccatorum. Hoc facite in meam commemoriationem”
Forma Extraordinaria:
“Accipite et manducate ex hoc omnes: Hoc est enim Corpus meum”
en “Accipite et bibite ex eo omnes: Hic est enim Calix Sanguinis mei, novi et aeterni testamenti: mysterium fidei : qui pro vobis et PRO MULTIS effundetur in remissionem peccatorum. Haec quotiescumque feceritis, in mei memoriam facietis”

De vertaling
Hierbij is de officiële vertaling van cruciaal belang:
“Neemt en eet hiervan, Gij allen, want dit is mijn Lichaam dat voor u gegeven wordt.”
“Neemt deze beker en drinkt hier allen uit, want dit is de beker van het nieuwe, altijddurende verbond, dit is Mijn Bloed dat voor u en VOOR ALLEN wordt vergoten tot vergeving van de zonden. Blijft dit doen om mij te gedenken.”

De vertaling van de NRL van de Ordo Missae van het Missaal van de Zalige Johannes XXIII oftewel de Forma Extraordinaria heeft [waarbij natuurlijk deze vertaling niet gebruikt wordt en de gehele Canon in stilte geschiedt]:
“Neemt en eet allen hiervan, want dit is mijn Lichaam.”
“Neemt en drinkt allen hieruit. Want dit is de Kelk van het nieuwe en eeuwige verbond, -het mysterie van het geloof-: mijn Bloed dat voor u en VOOR VELEN vergoten wordt tot vergeving van de zonden. Telkens als gij dit doet, zult gij het doen tot gedachtenis aan Mij.”

Wanneer een exegetische these de overhand krijgt
Men behoeft slechts een rudimentaire kennis van het Latijn en het Grieks om te zien dat het Griekse en Latijnse equivalent “hyper pollon” en “pro multis” nooit grammaticaal kan vertaald worden met “voor allen”. Nochtans is dit in vele talen, met een imprimatur, gebeurd en dit op basis van, zoals nu blijkt, foutieve, exegetisch inzichten van de protestante exegeet Joachim Jeremias (1900-1979) die beweerde dat, aangezien het Aramees geen eigen woord voor ‘allen’ heeft, “velen” dus inclusief, in de betekenis van “allen” dient gelezen te worden. Deze interpretatie werd in 1970 overgenomen door de Congregatie voor de Eredienst zoals te lezen valt in hun tijdschrift Notitiae 6 (1970), pp. 39-40: “Secundum exegetas verbum aramaicum, quod lingua latina versum est pro multis, significationem habet pro omnibus.” Maar zelfs indien de these van Jeremias zou waar zijn, dan nog zag men niet in dat de liturgie zich niet mag laten overheersen door een exegetische these: een citaat van Christus waarmee hij de H. Eucharistie instelt in de canonieke H. Schrift, kan niet omwille van een these veranderd worden.

De H. Schrift over “velen” en “allen”
Bovendien dienen we de Schrift in haar geheel te lezen:

Jes. 53, 11-12 Mijn dienstknecht zal zich een rechtvaardige tonen voor velen, hun zonden laadt hij op zich. ...Hij had echter de zonde van velen op zich genomen
Matt. 20, 28: Zoals de Mensenzoon niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen, en om zijn leven te geven als losgeld voor velen.
Matt. 26, 27-28: Ook nam Hij een beker, sprak het dankgebed uit en gaf hun die met de woorden: ‘Drink er allen uit, want dit is mijn bloed van het verbond, dat voor velen wordt vergoten tot vergeving van zonden.
Marc. 14, 24: En Hij zei hun: Dit is mijn bloed van het verbond, dat voor velen wordt vergoten.
Joh 1, 16-17: Van zijn volheid hebben wij allen ontvangen, genade op genade. Want is de wet gegeven door Mozes, de genade en de waarheid zijn gebracht door Jezus Christus.
John. 6, 39: Dit is de wil van Hem die Mij gezonden heeft: dat Ik van allen die Hij Mij heeft toevertrouwd, niemand verloren laat gaan,
Joh 17, 20-21: Niet alleen voor hen bid Ik, maar ook voor degenen die door hun woord in Mij geloven: dat ze allen één mogen zijn.
Rom 3, 21-22: Thans is echter, buiten de wet om, Gods gerechtigheid openbaar geworden, waarvan de Wet en de Profeten getuigenis afleggen: Gods gerechtigheid, die zich door het geloof in Jezus Christus meedeelt aan allen die geloven, zonder enig onderscheid
2 Kor 5, 15: En Hij is voor allen gestorven, opdat zij die leven niet meer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem die voor hen is gestorven en verrezen. ...20: Wij zijn dus gezanten van Christus, alsof God zelf u oproept door ons woord. Wij smeken u in Christus’ naam: laat u met God verzoenen!
Rom 8, 31-32: Wat moeten wij hieraan nog toevoegen? Als God vóór ons is, wie zal dan tegen ons zijn? Hij heeft zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard; voor ons allen heeft Hij Hem overgeleverd.
Hebr. 9, 27-28: Het is het lot van de mens eenmaal te sterven, en daarna komt het oordeel; zo is ook Christus eenmaal geofferd, om de zonden van velen op zich te nemen; de tweede maal zal Hij niet wegens de zonde verschijnen maar om hen te redden die naar Hem uitzien.

De algemene heilswil strekt zich uit tot allen, maar d.w.z. tot “die geloven”, “die in Mij geloven”, die zich laten verzoenen, “die naar Hem uitzien”, etc.

Enkele gegevens uit de traditie
Traditio apostolica (FC 1, 226): "Hij die Uw wil volbrengen en U een heilig volk verwerven wilde, heeft in zijn lijden de handen uitgestrekt om diegenen van het lijden te bevrijden die in U geloofd hebben"
Johannes Chrysostomos, In Hebr. (PG 63, 129): "Waarom velen en niet allen? Omdat niet allen geloofd hebben. Hij is weliswaar voor allen gestorven om allen te redden inzoverre het hen betreft: zijn dood voor allen was overeenkomstig de ondergang van allen. Hij neemt echter niet van allen de zonden weg omdat zij het zelf niet gewild hebben."
Hieronymus, In Math (PL 26,20): "Hij heeft de gedaante van een knecht aangenomen om voor de wereld zijn bloed te vergieten. Hij zegt niet dat hij zijn leven als losprijs vergiet voor allen maar voor velen, dit wil zeggen voor diegenen die willen geloven." Petrus Damiani (PL 145, 884B)): "Het Bloed dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van de zonden": enkel voor de uitverkozenen is het bloed vergoten geworden wat betreft de werkzaamheid (quoad efficaciam); voor allen is het bloed vergoten geworden wat betreft de voldoening (quoad sufficientiam)."
Albertus de Grote (Borgnet 38, 402): "Op de vraag waarom hij niet zegt "voor allen" merken sommigen op dat het Bloed van Christus waarlijk voor allen voldoende is. Maar omdat hij niet allen werkzaam (efficienter) verlost heeft, maar velen, daarom -zo zegt men- zegt hij "voor velen" in plaats van "voor allen". En deze fundering is goed en katholiek"
Thomas van Aquino (In Matth. 26,28): "Weliswaar werd het Bloed tot vergeving van de zonden vergoten niet voor velen maar voor allen volgens 1 Joh. 2,2: "Hij is de verzoening voor onze zonden, maar niet enkel voor onze zonden maar ook voor die van de gehele wereld." Maar omdat velen zich onwaardig maken om zulk een werking te ontvangen (se reddunt indignos), wordt wat betreft de werkzaamheid (quantum ad efficaciam) gezegd dat het Bloed voor velen vergoten werd."

De distinctie
De distinctie tussen “voorafgaande wil” en “volgende wil” verzamelt deze gegevens. God wil krachtens voorafgaande wil de zaligheid van allen, maar krachtens zijn volgende wil, d.w.z. volgend op de vrije wil van de mens die ermee in stemt of niet, wil God de zaligheid van velen.

De verwaarlozing van deze distinctie
Het is vreemd fenomeen dat in een tijd waarin de vrijheid tot hoogste goed wordt verheven, de vrije wil van de mens waardoor het in staat is het kwaad van de zonde te kiezen, verworpen wordt.
Willen wij de adel van de menselijke geest hoog houden, dan is het huidige morele verval binnen de Kerk niet enkel te wijten aan socio-culturele invloeden en/of het falen van verantwoordelijken, maar ook aan de invloed van ideeën die (men laat) circuleren bij de gelovigen. Zo sprak paus Benedictus in 2008 op het vliegtuig naar Sydney als antwoord op een vraag over misbruik over het proportionalisme dat in opleidingen in de jaren 50, 60 en 70 onderwezen werd waarbij ontkend wordt dat er een intrinsiek kwaad bestaat.
Een volgend idee is dat van het heilsuniversalisme of heilsoptimisme waar zelfs een orthodox theoloog als Hans Urs Von Balthasar zich heeft door laten verleiden (Zie Manfred Hauke, "Auf den Spuren des Origenes. Grösse und Grenzen Hans Urs von Balthasars": Theologisches 35 (2006) 554-562). Het heilsuniversalisme miskent immers het onderscheid tussen voorafgaande en volgende wil met als gevolg dat de zonde volledig betekenisloos wordt want de zonde is niet meer werkzaam, heeft geen effect meer in onze verhouding tot God die door Christus inderdaad allen heeft willen verlossen.
Wanneer we dan afdalen naar de pastorale praxis dan betekent dit zoiets als: “Jezus was toch zo goed, dat niemand mij zijn (zonder hoofdletter) goedheid mag ontnemen en dus heb ik er recht op.” Men ziet m.a.w. niet het verschil tussen een barmhartigheid die inderdaad oneindig is en een barmhartigheid die niet eindeloos is.

De ondersteuning-in-praktijk van de verwaarlozing van deze distinctie
Het is daarom des te erger dat zulke ideeën decennia-lang ondersteund zijn geworden door de wijze waarop in vele landen de facto de Forma Ordinaria gevierd is geworden. We mogen het effect niet onderschatten van het jarenlange aanhoren van de woorden -in het Nederlands en met een foutieve vertaling en in een ‘setting’ alsof de priester als ‘voorganger’ een dialoog aangaat met de kerkgangers [dit alles ontbreekt in de Forma Extraordinaria]- dat de H. Eucharistie er zondermeer voor allen is. We hoeven maar te beseffen welke woorden die wij van kindsbeen af aanhoorden of lazen een effect op onze vorming hebben gehad.
En zo is de zaak rond: indien er geen intrinsiek kwaad bestaat aangezien de zonde geen effect heeft op onze goede intentie en indien -hiermee overeenkomstig- God eindeloos goed is en onze zonde dus geen effect heeft op onze relatie met Hem, dan staat er niets in de weg om de ergste aberraties en perversiteiten goed te keuren.

Wat schreef kardinaal Arinze als Prefect van de Congregatie voor de Eredienst op 17 oktober 2006 alweer:
“De Bisschopsconferenties van die landen waar de formule "voor allen" of een equivalent daarvan momenteel in gebruik is, worden daarom gevraagd in de komende één à twee jaar de noodzakelijke catechese voor de gelovigen over dit onderwerp op te zetten, om hen voor te bereiden op de invoering van de nauwkeurige vertaling in de volkstaal van de formule pro multis (bijv.: "voor velen", "for many", "per molti", etc.) in de volgende vertaling van het Romeinse Missaal, die de Bisschoppen en de Heilige Stoel voor hun landen zullen goedkeuren.”

Komt er dan alsnog de gevraagde catechese!?

vrijdag, maart 05, 2010

Het belang van distincties

In de verklaringen in de ‘Reusel-case’ (=RC) –en we verwijzen hier naar het persbericht van het bisdom van 3 maart; de verklaring van het kerkbestuur en de verklaring n.a.v. het gesprek plebaan en kerkbestuur Sint-Jan met COC en Stichting Vrienden van de Gay Krant - wordt de nadruk gelegd op de “gewetensvolle verantwoordelijkheid” als quasi-hoogste instantie. In de verklaring van het kerkbestuur lezen wij: "Slechts in extreme gevallen van dreiging van heiligschennis moet er bij het communie uitreiken worden ingegrepen. Dit was op zondag 28 februari j.l. helaas het geval." Hier wordt verwezen naar de media-aandacht en publieke verstoring van de H. Mis in de Sint-Jan en niet naar de bewuste ‘weigering’ te Reusel. 
Bovendien schrijft het kerkbestuur dat “eventueel ook met een dwalend geweten” normaliter een weigering niet plaatsvindt. Aangezien het persbericht van 3 maart verwijst naar deze verklaring, veronderstellen wij dat de verklaring ook het standpunt is van het bisdom. De waarheid gebiedt ons dat er gezegd wordt dat de afweging van het geweten inhoudt dat men “-gedoopt is; - gelooft in de waarachtige aanwezigheid van het Lichaam van Christus in de heilige communie; - leeft in eenheid en overeenstemming met Christus en de Kerk.” Maar dit verandert niets aan de inroeping van het geweten als quasi-hoogste instantie en dreiging van heiligschennis nádat er een media-rel is opgevoerd geworden.

Onduidelijkheden en ontbrekende elementen

Stellen wij deze verklaring tegenover de leer van de Kerk en beginnen we met de encycliek Ecclesia de Eucharistia nr. 37:

“Het oordeel over iemands staat van genade komt uiteraard alleen de betrokkene toe, aangezien het een zaak is van het onderzoeken van het eigen geweten. Niettemin kan de Kerk, in zaken van uitwendig gedrag, die ernstig, duidelijk en hardnekkig ingaan tegen de zedelijke norm, in haar pastorale zorg voor een goede orde van de gemeenschap, en uit eerbied voor het Sacrament, niet anders dan zich direct betrokken voelen. Het Wetboek van Canoniek Recht verwijst naar deze situatie van duidelijk gebrek aan een gepaste zedelijke gesteldheid, wanneer het verklaart dat zij die "halsstarrig volharden in een zware zonde die bekend is" niet mogen worden toegelaten tot de eucharistische communie." (CIC 915)

De ‘Reusel-case’ (=RC) heeft betrekking op nr. 37 van de encycliek want er is hier sprake van notoir, ernstig en hardnekkig homoseksueel gedrag. We merken op dat de leer van de Kerk het onderzoek van het eigen geweten beperkt (« niettemin ») wanneer er sprake is van deze voorwaarden. Dit komt niet of onvoldoende naar voren in de bovengenoemde berichten, met als gevolg dat er weer een ‘Bekkeriaanse’ situatie ontstaan is waarbij de perceptie is dat het individuele geweten de hoogste instantie is. Evenmin is er een oproep tot kuisheid, berouw en biecht te vinden in de berichten.

Omtrent het dwalend geweten

Wat helemaal ontbreekt, is de leer dat een dwalend geweten niet noodzakerlijkerwijze excuseert. Aangezien in de katholieke leer het geweten de toepassing is van kennis op een bepaalde handeling die men gesteld heeft of wil stellen (zie Sint-Thomas, Summa theologiae I, q. 79, a. 13) en niet een instantie die willekeur goedpraat, wordt een dwalend geweten veroorzaakt door onwetendheid.

Onwetendheid kan vrijwillig zijn of onvrijwillig ; in het laatste geval is men niet verantwoordelijk voor de onwetendheid en het verkeerde gewetensoordeel. In het eerste geval, bij vrijwillige onwetendheid, kan deze vrijwilligheid direct zijn of indirect. Bij directe vrijwilligheid wil iemand onwetend zijn over wat hij als het moreel goede moet kennen. Bij indirecte vrijwilligheid laat de persoon na zich te informeren over het moreel goede.
In beide gevallen echter, directe en indirecte vrijwillige onwetendheid, is er sprake van een op schuldige wijze dwalend geweten. Is er hier sprake van een onvrijwillige onwetendheid ? Helemaal niet want het bezoek van pastoor Buyens en het georganiseerde protest nadien bewijzen dat we hier te maken hebben met een vrijwillige en dus schuldige onwetendheid. (Of het hardnekkige verzet tegen de katholieke leer aantoont dat er sprake is van ketterij of blasfemie waar desgevallend excommunicatie of een andere straf kan opvolgen, laten wij hier in het midden.)

Omtrent medewerking aan het kwaad

Iemands betrokkenheid bij het kwaad wordt in de katholieke leer gedefinieerd aan de hand van de principes van “medewerking aan het kwaad”. Deze medewerking kan formeel of materieel zijn.
Formele medewerking ontstaat wanneer men meewerkt of instemt met immorele handeling of kwade intenties van anderen. Deze formele medewerking kan actief zijn (een daadwerkelijke handeling uitvoeren) of passief zijn (een handeling nalaten).
Materiële medewerking ontstaat wanneer men meewerkt aan een immorele handeling maar de kwade intentie niet deelt. Opnieuw kan deze materiële medewerking actief zijn (een daadwerkelijke handeling uitvoeren) of passief zijn (een handeling nalaten). Passieve, materiële medewerking kan direct (een handeling uitvoeren die noodzakelijk is voor de feitelijke uitvoering van een kwade handeling) of indirect (een handeling uitvoeren die niet noodzakelijk is voor de feitelijke uitvoering van een kwade handeling). Een indirecte, passieve, materiële medewerking aan het kwaad kan proximaat zijn of verwijderd.

Deze distincties laten zien dat er vele graden zijn van het kunnen verwikkeld geraken in een kwaad, gaan de van actieve formele medewerking tot verwijderde, indirecte, passieve, materiële medewerking waarbij het duidelijk is dat geen enkele vorm van samenwerking het beste is.

Met deze distincties voor ogen is onze stelling dat elke priester –indien we aannemen dat hij onderricht is in de katholieke leer en deze katholieke leer predikt- zich schuldig maakt aan de hoogste graad van samenwerking aan het kwaad indien hij de H. Communie uitreikt aan iemand die “halsstarrig volhardt in een zware zonde die bekend is” (Ecclesia de Eucharistia nr. 37). Immers door deze actieve handeling uit te voeren werkt hij mee aan of hij stemt hij in met dit zondige gedrag. Een beroep op het dwalende geweten is hier tevergeefs want er is hier dan sprake van een schuldig, dwalend geweten.

Bovendien werkt in dit geval de priester ook formeel en actief mee aan de verleiding tot zonde en installeert hij zo een schandaal. Wanneer de katholieke leer spreekt over het vermijden van een schandaal, dan wordt dit niet bedoelt in de mediatieke zin die het woord vandaag in de wereld en blijkbaar ook in de Kerk heeft alsof het vermijden van een schandaal gebeurt door de camera’s uit de buurt te houden. Schandaal betekent, zoals het zo mooi formuleert wordt: “dictum vel factum minus rectum, praebens alteri occasionem spiritualis ruinae” of te wel “een minder juist woord of daad die de gelegenheid biedt tot geestelijke ruïne van een ander”. Met andere woorden, een priester die formeel en actief meewerkt aan het kwaad, draagt de immense verantwoordelijkheid een ander geestelijk te kunnen ruïneren door deze aan te zetten tot zonde. (Zie Sint-Thomas, Summa theologiae, II-II, q. 43)

Maar ook de katholieke gelovige die hiertegen niet ageert, werkt mee aan dit kwaad op verwijderde, indirecte, passieve en materiële wijze. Hij deelt weliswaar niet de intentie maar door zijn niet-ageren werkt hij op passieve wijze, alhoewel indirect en verwijderd, mee aan het kwaad.

Hierdoor is deze bijdrage een poging onze plicht te vervullen om elke medewerking aan het kwaad te vermijden.

Met spijt in het hart moeten we vaststellen dat deze distincties (wetens en willens?) achterwege zijn gelaten in wat ooit de laatste reddingsboei was voor priesters uit de failliete Vlaamse Kerk.