In onze reeks over kardinaal Mercier en het modernisme publiceren we het eerste deel uit een herderlijk schrijven dat kardinaal Mercier toevoegde aan de vastenbrief in het jaar 1908.
De veroordeling van het modernisme
(Herderlijk schrijven aan de geestelijken en gelovigen van het aartsbisdom Mechelen, aan de vastenbrief van het jaar 1908 toegevoegd)
Waarde Broeders,
Op 3 juli 1907 liet de Heilige Vader een lijst opstellen van de dwalingen, welke later, allen te samen, bestempeld werden met de naam van „modernisme"en veroordeelde die. Op 8 September daaropvolgend, schonk hij aan de wereld een Encycliek, boven alles uitmuntend door rijkdom van inhoud, duidelijkheid en kloekheid, met het doel een verklaring te geven van de redenen, die oorzaak waren geweest van de veroordeling van het modernisme. Die dwalingen, doorgedrongen vooral in Frankrijk en Italië, tellen, God zij dank, weinig aanhangers in België. Dat gij er voor bewaard zijt gebleven, hebt gij te danken aan de waakzaamheid van uw herders alsook aan de geest van wetenschappelijke onpartijdigheid en christelijke onderwerping, die degenen bezielt, aan wie in ons land het hoger onderwijs is toevertrouwd.
Desniettegenstaande beschouw ik het als een plicht van mijn herderlijk ambt, u gedeeltelijk in kennis te stellen met de pauselijke Encycliek, die van nu af in de geschiedenis van de Kerk aangeduid zal worden met de eerste woorden van dit gewichtig document nl. “Pascendi Dominici gregis”of kortweg met het woord “Pascendi”.
Aangezien de Heilige Vader zijn zendbrief richt tot alle kerken in het bijzonder, m. a. w. tot de Bisschoppen, priesters en leken van de gehele katholieke wereld, is hij van mening, dat elkeen er zijn voordeel mee kan doen Het document is trouwens van zo groot gewicht, dat het van stonde af aan van historische waarde is en in het vervolg iedereen, die belang stelt in het wel en wee van de Kerk, onze Moeder, er ten minste in hoofdzaak de betekenis van moet kennen.
Hierbij komt nog : terstond nadat de Paus gesproken had (of juister gezegd, zelfs vóórdat hij sprak) hield de ongelovige pers, van het ogenblik, waarop de telegrafische agentschappen zijn woord wereldkundig maakten, zich voortdurend bezig, met dat te verdraaien. Noch de dagbladen, noch de revues, de Kerk vijandig gezind, waren in ons land zo eerlijk, de tekst of wel de hoofdlijnen van de inhoud van de Encycliek op te nemen. Met een ijver en een eens gezindheid, alleen verklaarbaar door vooringenomenheid, gaven zij van het woord “modernisme” een verkeerde uitlegging en deden hen, die ze vol vertrouwen lazen, geloven, dat de Paus de moderne ideeën, m. a. w. (volgens hun dubbelzinnige wijze van uitdrukken) de moderne wetenschap en haar methoden veroordeelt.
Die, voor de Paus en voor hen; die zijn voorlichtingen volgen, beledigende uitlegging wordt misschien te goeder trouw door enigen uwer gedeeld.
Mocht dit het geval zijn, dan willen wij hen uit den droom helpen.
Wij stellen ons daarom voor, u in te lichten omtrent het modernisme, met het doel u de redenen te doen inzien, die oorzaak waren van zijn veroordeling door het hoogst kerkelijk gezag.
Wat is het hoofdidee van het modernisme?
Waarin bestaat het modernisme? Of liever, (daar het niet er om te doen is, ons bezig te houden met kleinere bijzonderheden, die voor velen onder u van geen belang zouden zijn) — wat is het hoofdidee van het modernisme?
Het modernisme is geenszins de moderne uitdrukking voor „wetenschap" en bijgevolg is de veroordeling van het modernisme niet een veroordeling van de wetenschap, waarop wij allen terecht zo groot gaan, noch de afkeuring van haar methoden, welke de katholieke geleerden volgen en het als een eer moeten beschouwen, die toe te passen en te leren.
Het wezen van het modernisme bestaat in de verkondiging van de leer, dat de godsdienstige mens aan zichzelf en wel uitsluitend aan zichzelf het voorwerp van en de beweegreden voor zijn geloof moet ontlenen. Het verwerpt alle openbaring, die zich van buiten af aan het geweten zou opdringen, negeert zodoende (wat ook noodzakelijk volgen móet) het leerstellig gezag van de door Jezus Christus gestichte Kerk en loochent de hiërarchie, door God tot bestuur van de christelijke wereld ingesteld.
Brengen wij ons, tot juister begrip van de betekenis van deze hoofddwaling, de leer van de catechismus te binnen over de inrichting en de zending der katholieke Kerk.
Christus heeft zich aan de wereld niet voorgedaan als een zichzelf mistrouwend hoofd van een filosofische school, die een systeem van opinies, hervormbaar volgens het welnemen zijner leerlingen, heeft achtergelaten. Sterk door zijn goddelijke wijsheid en zijn soevereine macht, heeft Hij zijn openbaring, die aan de mensen hun eeuwig heil toonde alsmede de enige weg, welke daarheen leidt, voor hen tot wet gemaakt op hetzelfde ogenblik, waarop Hij die aan hen voorstelde.
Hij heeft hun een zedenwet voorgeschreven en tevens de nodige hulpmiddelen aan de hand gedaan, zonder welke het onmogelijk is er de voorschriften van te onderhouden.
De genade en de sacramenten, waardoor zij ons verleend of teruggeschonken wordt, (wanneer wij, na dezelve verloren te hebben, bereid zijn, haar door boetedoening te herkrijgen) vormen met elkaar die hulpmiddelen d. i. de uitdeling van het heil
Hij heeft een Kerk gesticht. Daar Hij enige jaren slechts onder ons zou verblijven, heeft Hij, alvorens ons te verlaten, zijn macht toevertrouwd aan zijn Apostelen met de bevoegdheid, haar over te dragen op hun opvolgers, de Paus en de Bisschoppen. Slechts het episcopaat, in vereniging met den soevereine Opperherder, heeft dus de opdracht ontvangen en is geheel alléén gezonden, om de, door Christus geopenbaarde leringen, officieel voor te stellen en op authentieke wijze te verklaren; zij en zij alléén hebben het recht, met hun gezag de dwalingen aan te wijzen, met die leringen in strijd. De christen moet, steunend op het gezag der Kerk, vol vertrouwen de leer aannemen, die zij te geloven voorstelt. Wie haar gezag verwerpt of in twijfel trekt en zodoende één of meer waarheden loochent, die zij voorschrijft te geloven, sluit zichzèlf buiten de kerkelijke gemeenschap.
De houding van de Kerk tegenover de modernisten.
De excommunicatie, door de Paus uitgesproken tegen de hardnekkige modernisten, en die onze tegenstanders zouden willen doen voorkomen als iets despotisch, is de eenvoudigste en natuurlijkste zaak der wereld. Niets is hier in het spe, dan een eerlijkheidskwestie.
De vraag is: stelt gij geloof in het goddelijk gezag der Kerk? Ja of neen? Neemt gij niet slechts voor het uiterlijk maar ook inwendig aan, wat zij u in de naam van Jezus Christus te geloven voorstelt? Wilt gij haar gehoorzamen? Antwoordt nu ronduit.
Zo ja, dan stelt zij haar sacramenten te uwer beschikking en neemt zij op zich, u te geleiden naar de haven des heils. Zoo neen, dan verbreekt gij opzettelijk de band, die u met haar verbond, die zij had vastgeknoopt, die haar genade geheiligd had. Dan behoort gij voor God en uw geweten niet meer tot haar. Vermeet u in dit geval niet, de schijn aan te nemen, dat gij nog deel van haar uitmaakt. De eerlijkheid verbiedt u, uzelf nog te doen doorgaan voor een van haar kinderen en zij, die zich aan heiligschennende huichelarij wil noch kan medeplichtig maken, vraagt u en èist desnoods van u, haar rangen te verlaten.
Doch — begrijpt mij goed: zij verstoot u slechts voor zó lang, als gij dit zelf verkiest. Zo gauw gij, vol berouw over uw afdwaling, wederom in alle oprechtheid haar gezag erkent, zal zij u met de vergevensgezindheid van een moeder weer opnemen en behandelen met al die voorkomendheid, welke de vader uit de gelijkenis zijn berouwhebbende zoon betoonde.
De inrichting der Kerk is aldus: Het katholiek episcopaat, aan wiens hoofd de Paus staat, is de opvolger der twaalf Apostelen, en steunend op hun gezag leert het de gelovigen de christelijke openbaring.
Juist zoals in het hoofd, als middelpunt, het leven van het gehele organisme geconcentreerd en daarin zijn werking en beweging geheel geordend en bestuurd wordt, evenzo verleent de Paus eenheid aan de lerende Kerk en telkens, wanneer er onder de gelovigen of Bisschoppen een geschil over de leer ontstaat, beslecht de Paus met soeverein gezag. Hoger beroep dan op hem, bestaat niet.
Kortom, zoo dikwijls een christen, wanneer het ook zijn moge, zich de twee volgende vragen van belang stelt:
Wat heb ik op dit ogenblik te geloven ?
Waarom heb ik dit te geloven ? — moet hij zichzelf antwoorden: ik ben verplicht dat te geloven, wat de Bisschoppen der katholieke wereld in overeenstemming met den Paus, mij leren. Ik ben verplicht, dat te geloven, omdat het episcopaat in vereniging met den Paus het orgaan is, dat de door Jezus Christus geopenbaarde leer, aan ons overbrengt.
In het voorbijgaan zij gezegd, dat het orgaan, hetgeen ons de door Jezus Christus geopenbaarde leer, overbrengt, de “traditie” is, waaraan het christelijk geloof moet beantwoorden.
Welnu, het modernisme, dat de Paus veroordeeld heeft, is de negatie van deze zo eenvoudige leer, u onderwezen van uw jeugd af, toen gij uzelf voorbereidde tot de eerste communie.
Ontwikkeling van het Modernisme. De verwantschap van de modernistische geest met het protestantisme
De ideeën, die de modernistische leer hebben voortgebracht, zijn opgekomen en hebben zich ontwikkeld in den protestantse bodem van Duitsland, zijn al gauw gewend geraakt aan den Engelse grond en hebben enige loten geschoten in de Verenigde Staten.
De modernistische geest is overgegaan op katholieke landen; hij heeft bij enige schrijvers, die geen rekening genoeg hielden met de traditie van de Kerk, dwalingen doen ontstaan, wier onzinnigheid de rechtgeaarde gewetens, vol eenvoud getrouw aan het geloof van hun doopsel, in beroering brengt. Die geest is gegaan over Frankrijk, Italië heeft er bitter door geleden, enige katholieken van Engeland en Duitsland zijn er door aangestoken; België is een van de landen van de katholieke wereld, die het best aan zijn verderfelijke invloed weerstand hebben geboden.
Gij hoort het, wij maken een distinctie tussen de modernistische leer en de geest, die haar bezielt.
De leer, hier en daar verspreid in de geschriften van filosofen, theologen, exegeten ofwel apologeten heeft in de Encycliek Pascendi op bewonderenswaardige wijze een systematische ordening gevonden; omdat gij evenwel het geluk hebt gehad er aan te ontsnappen, zal ik mij hier niet bezighouden met het betoog, hoezeer ze in strijd is met het geloof en de gezonde filosofie.
Meer vrees ik echter voor uw zielen de besmetting door de modernistische geest.
Die geest is afkomstig van het protestantisme.
Gij kent het protestantisme. Luther ontzegt aan de Kerk het recht, namens God aan de christenen de openbaring van Christus voor te houden; de christen, aldus beweert hij, is in staat zélf zijn geloof te leren kennen; de elementen ervan put hijzelf uit de heilige Schrift, die eenieder, geïnspireerd door de heiligen Geest, op zijn wijze uitlegt. Hij duldt in de Kerk geen hiërarchisch ingesteld gezag, om aan de wereld de geopenbaarde waarheden getrouw over te leveren, om die rechtmatig en zodanig, dat er geen twijfel overblijft, uit te leggen, om die voortdurend ongeschonden te bewaren.
Daarin is het essentiële twistpunt gelegen tussen het katholicisme en het protestantisme. Het katholicisme leert, dat het geloof van de christen aan de gelovigen wordt verkondigd door een officieel orgaan, nl. het katholiek episcopaat, dat hun de geopenbaarde leer overbrengt, en gebaseerd is op de aanneming van het gezag van dat orgaan. Het protestantisme daarentegen leert, dat het geloof uitsluitend zaak is van het individueel oordeel, steunend op de uitleg van de heilige Schrift.
Het protestantisme, aldus opgezet, is in de 16e eeuw door het Concilie van Trente veroordeeld en niemand wordt er meer gevonden, die zich protestant durft noemen en zich tegelijkertijd katholiek waant.
Doch de protestantse geest is hier en daar in katholieke kringen binnengedrongen en heeft daarin opvattingen ontwikkeld, waarin men tegelijkertijd zuiverheid van mening vindt, zucht tot bekering van katholieken en afwijkingen van het gezond verstand, die eigen zijn aan het protestantisme.
Frederik Paulsen, professor aan de protestant-rationalistische Universiteit van Berlijn, signaleert naar aanleiding van de Encycliek Pascendi het volgend geval. “Het schijnt wel”, zo zegt hij, “dat alle door de Encycliek veroordeelde leringen van Duitse oorsprong zijn en toch is er wellicht in de schoot van de theologische Faculteiten van Duitsland niet één enkele theologant, die het Modernisme verdedigt.”
Die opmerking is tekenend.
Dat men in Duitsland, in universitaire kringen, sporen vindt van die protestantse geest, is waarlijk niet kenmerkend voor de laatste tijd.
Toen in 1868 Pius IX de opening aankondigde van een algemeen Concilie, schreef zeker geleerd katholiek, destijds zeer in aanzien en professor aan de Universiteit van München, DöIIinger nl., die later openlijk is afgevallen, met betrekking tot de plicht, door de Bisschoppen op de vergaderingen gedurende het Concilie te vervullen: “De Bisschoppen zijn verplicht op het Concilie getuigenis te gaan afleggen van het geloof van hun diocesanen; de bepalingen, die daar gemaakt zullen worden, moeten de uitdrukking zijn van hun aller geloof.”
Mijn Broeders, gij hoort het, tóen reeds werd de overeenstemming van de meningen van ieder in het bijzonder in plaats gesteld van de leiding door het gezag.
Bron : Het modernismus, zijn verhouding tot de wetenschap, zijn veroordeling door Paus Pius X, uit het Fransch vertaald door Bas. Van Kesteren, G. Mosmans Zoon, ’s Hertogenbosch, 1909, pp. 21-46
Geen opmerkingen:
Een reactie posten