dinsdag, oktober 16, 2012

Een aanvulling bij een tekst van Dr. Gero Weishaupt

Het betreft de tekst: “Vervaging van het verschil tussen clerici en leken. Hoe een compromisformule in de teksten van Vaticanum II door een “hermeneutiek van de discontinuïteit” in de tijd na het Concilie uit het evenwicht is geraakt.”
In deze uitermate heldere tekst laat Dr. Weishaupt goed zien wat het belang is van een correcte lectuur van de teksten van Vaticanum II. Centraal in zijn betoog staat een fragment uit Lumen gentium nr. 10.

De tekst luidt:
“Sacerdotium autem commune fidelium et sacerdotium ministeriale seu hierarchicum, licet essentia et non gradu tantum differant, ad invicem tamen ordinantur; unum enim et alterum pro peculiari modo de uno Christi sacerdotio participant.”
Terecht stelt hij een getrouwere vertaling voor dan gebruikelijke. De gebruikelijke vertaling is:
“Tussen het algemeen priesterschap van de gelovigen en het ambtelijk of hiërarchisch priesterschap bestaat een wezenlijk verschil en niet slechts een graadverschil; maar toch staan ze in betrekking tot elkaar, want ze delen beide, elk op zijn eigen wijze, in het ene priesterschap van Christus”.
De vertaling van Dr. Weishaupt luidt:
“Het gemeenschappelijke priesterschap echter van de gelovigen en het ministeriële of hiërarchische priesterschap, ofschoon (licet) zij naar het wezen en niet enkel (tantum) naar de graad verschillend zijn, staan toch (tamen) in betrekking tot elkaar; want het ene en het andere, elk op zijn eigen wijze, delen in het ene priesterschap van Christus.”
Zijn terechte analyse van deze tekst luidt:
“1. De tekst bestaat uit twee zinnen (gescheiden van elkaar door een semicolon). De eerste onderstreept dat er tussen het algemene (beter: gemeenschappelijke) priesterschap van de gelovigen en het ambtelijke of hiërarchische priesterschap niet slechts een graadverschil bestaat, doch een wezenlijk verschil. De tweede zin benadrukt de betrekking van beide vormen van het ene priesterschap van Christus, dus hun complementariteit, hun op elkaar gericht zijn. Terwijl dus de eerste zin de nadruk legt op het verschil, legt de tweede het accent op de eenheid van beide vormen van priesterschap in het ene priesterschap van Christus.
2. De tweede zin krijgt een hoofdaccent door dat hij door de beginwoorden “maar toch” ten opzichte van de eerste zin een klemtoon legt in de hele formulering, namelijk de klemtoon op de complementariteit en eenheid van beide vormen van priesterschap. Deze tweede zin is dus de hoofduitspraak van deze Concilietekst. Het Concilie legt inderdaad de klemtoon op de eenheid en de complementariteit van beide vormen van priesterschap.”
En Dr. Weishaupt stelt vast:
“De hermeneutiek van de discontinuïteit heeft de spanning van de aangehaalde compromisformule in Lumen gentium nr. 10 naar een kant toe getrokken, namelijk door de eenheid van het priesterschap eenzijdig te beklemtonen waardoor het verschil tussen clerici en leken niet meer gewaarborgd werd: leken werden na het Concilie pseudo-clerici en clerici werden leken.”
Wanneer we nu naar de ontstaansgeschiedenis van Lumen gentium nr. 10 gaan kijken, kunnen we het volgende vaststellen.
 
A/Wanneer we naar het “Schema Constitutionis dogmaticae de Ecclesia” van de Voorbereidende Theologische Commissie gaan kijken, een Schema dat in het Concilie werd ingediend op 1 december 1962, dan lezen we daar: “Alterum autem alterum non eledit, sed e contra sacerdotium ministeriale et sacerdotium universale, quia non gradu tantum, sed etiam essentia differunt, suo peculiari modo a Summa Sacerdote Christo profluunt, et ita ad invicem respiciunt, ut primum potestate sacra regnum sacerdotale diffundat et dirigat, alterum vero ad oblationem sacrificii concurrat et in oratione, testimonio, abnegatione et actuosa caritate excerceatur.”

B/Een tweede belangrijk Schema, gebaseerd op het werk van Mgr. Philips en ingediend op 30 september 1963 heeft: “Cum autem sacerdotium ministeriale seu hierarchicum essentialiter et non gradu tantum a sacerdotio universali christifidelium differat, hoc et illud tamen suo peculiari modo a Summo Sacerdotio profluunt et ad invicem ordinantur.”

Bemerk hier dat het verschil tussen beide vormen van priesterschap niet meer duidelijk gespecifieerd worden zoals in het Schema van 1 december 1962.

C/Een volgend belangrijk Schema is het resultaat van besprekingen in de algemene aula en werd gepresenteerd op 16 september 1964. Hier lezen wij: “Sacerdotium autem commune fidelium et sacerdotium ministeriale sive hierarchicum ad invicem ordinatur; unum vero et alterum suo peculiari modo de uno Christi sacerdotio participant. Essentia enim et non gradu tantum inter se differunt.

Bemerk hier dat er sprake is van twee zinnen (het ontbreken hiervan in de uiteindelijke tekst, boven geciteerd, is een belangrijk element in het betoog van Dr. Weishaupt). Bemerk ook dat door het partikel “enim” het wezenlijke verschil als grond/fundament dient voor de eigen wijze van deelname aan Christus’ priesterschap.

Op 29 oktober 1964 wordt een reeks van modi bij dit Schema ingediend. Voor ons is het van belang dat genoteerd wordt dat de wijziging naar de finale tekst (dus: “Sacerdotium autem commune fidelium et sacerdotium ministeriale seu hierarchicum, licet essentia et non gradu tantum differant, ad invicem tamen ordinantur; unum enim et alterum pro peculiari modo de uno Christi sacerdotio participant.”) met een hoofdzin en bijzin een stilistische wijziging betreft (“Haec correctio stylistica placet” zie AS III, VI, p. 96).

Ons besluit is daarom dat in voorgaande Schemata voldoende elementen aanwezig waren om deze kwestie ondubbelzinnig te formuleren.

Geen opmerkingen: