Bij wijze van argumentatie voor de actualiteit van het denken van Sint-Thomas van Aquino bieden wij hier de eerste Nederlandse vertaling van Thomas' proloog op diens commentar op Paulus' Brief aan de Kolossenzen (vertaald uit het Latijn op basis van de tekst in www.corpusthomisticum.org)
[Marietti nr. 1]
“Hij beschutte het legerkamp met zijn zwaard” (1 Makk. 3,3).
Deze woorden zijn gepast bij het onderwerp van de brief aan de Kolossenzen want het gehele leven is een strijd van soldaten die in een legerkamp wonen: “Het leven van de mens is een krijgsdienst op aarde” (Job 7,1). De plaats waar de gelovigen wonen is dus als een legerkamp. Daarom is de Kerk als een legerkamp: “Dit is het kamp van God” (Gen. 32,2). Dit kamp wordt op drie manieren aangevallen.
[1] Ten eerste, door die agressoren die openlijk opstaan tegen de Kerk: “En ze rukten op over de vlakte der aarde, en omsingelden de legerplaats der heiligen en de geliefde Stad” (Apoc. 20,9).
[2] Ten tweede wordt dit kamp op slinkse wijze bedrogen door ketters: “Ze misleiden argeloze harten door vrome praat en gefleem” (Rom. 16,18); “Deugnieten en bedriegers zullen van kwaad tot erger komen: anderen misleidend, blijven ze zelf in dwaling” (2 Tim. 3,13).
[3] Ten derde wordt dit kamp aangevallen door sommigen van de eigen leden, verdorven door zonden die voortkomen uit de verdorvenheid van het vlees: “Want het vlees begeert tegen de geest, en de geest tegen het vlees; ze staan vijandig tegenover elkaar” (Gal. 5,17); “Want niet tegen vlees en bloed geldt onze strijd, maar tegen heerschappijen en machten, tegen wereldheersers dezer duisternis” (Ef. 6,12).
In deze strijd zijn de prelaten van de Kerk onze leiders: “D vorsten van Juda zijn hun leiders” (Ps. 67,28). Het is hun taak (officium) het legerkamp van de Kerk te beschermen tegen al deze aanvallen.
[1] Ten eerste tegen de zonden door het aanmoedigen van de gelovigen: “Maak mijn volk zijn misdaden bekend, het huis van Jakob zijn zonden!” (Jes. 58,1).
[2] Ten tweede tegen de ketters door hun gezonde leer: “Hij moet zich houden aan de prediking, die strookt met de leer, opdat hij met gezonde onderrichting vermanen kan en de tegensprekers weerleggen” (Tit. 1,9).
[3] Ten derde tegen de vervolgers door middel van het voorbeeld van geduldig ondergaan. Op deze wijze beschermde Paulus [de Kerk] met zijn geestelijk zwaard want in zijn brieven bestreed hij de zonde, weerlegde ketterijen en moedigde aan tot geduld. Wat het eerste betreft: “Van ontucht, alle soort van onreinheid en hebzucht mag onder u zelfs geen sprake meer zijn, zoals dit heiligen betaamd” (Ef. 5, 3). Wat het tweede betreft: “Een ketters mens moet gij na een eerste en tweede vermaning vermijden” (Tit. 3,10). Wat het derde betreft: het gehele elfde hoofdstuk van zijn tweede brief aan de Corinthiërs laat zien hij hoe hen aanmoedigde geduldig te zijn.
[Marietti nr. 2]
Het vers uit Makkabeeën vermeldt twee elementen, nl. de toestand van de Kerk wanneer het zegt “legerkamp” en de ijver van de apostelen wanneer het zegt “beschutte”.
[1] Maar in een legerkamp moet men waakzaam zijn om zo het kwaad te vermijden: “Uw legerplaats moet heilig zijn, opdat Hij niets onwelvoegelijks daarin ziet” (Dt. 23, 10).
[2] Tevens moet het een goede relatie (ordo) hebben met de leider en met elkaar: “Dit is het legerkamp van de Heer” (Gen. 32,21).
[3] En tevens moet het kamp een afschrikking zijn voor de vijanden: “Geducht als een leger opgesteld in slagorde” (Hgl. 6, 10 Vulg.).
[1] De Apostel was waakzaam in hun bescherming, zoals een herder, wiens taak het is de schapen behoedzaam te leiden opdat er geen verloren zouden gaan: “Hij gaat voor hen uit en de schapen volgen hem” (Joh. 10,4). Op deze wijze handelde de Apostel: “Weest mijn navolgers, zoals ik dit van Christus ben” (1 Kor. 4, 16).
[2] Een herder dient zijn kudde ook overvloedig te voeden opdat zij niet zouden ziek worden: “Weidt Gods kudde, die aan uw zorgen is toevertrouwd” (1 Petr. 5,2). En de Apostel deed dit ook: “Melk heb ik u te drinken gegeven” (1 Kor. 3,2).
[3] Een herder dient zijn kudde ook krachtig te verdedigen opdat deze niet zou vernietigd worden: “Streef er niet naar rechter te worden, zo gij het onrecht niet kunt breken” (Sir. 7,6); “Uw dienaar hoedde de schapen van zijn vader, en er kwam een leeuw of een beer, die een lam van de kudde weghaalde, dan ging ik hem achterna en redde het lam uit zijn muil” (1 Sam. 17, 34).
Vandaar wordt er gezegd dat de Apostel het legerkamp beschermde, d.w.z. de Kerk van God door het zwaard, d.i. het woord van God: “Het woord van God is levend en krachtig, scherper dan elk tweesnijdend zwaard (Hebr. 4,12). Het onderwerp van deze brief is dus als volgt. In zijn brief aan de Efeziërs beschrijft de Apostel het wezen van de kerkelijke eenheid; in de brief aan de Filippenzen beschrijft hij de groei en de bewaring van de Kerk. In deze brief echter behandelt hij de bescherming tegen de ketters die bezig waren de Kolossenzen te corrumperen en te misleiden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten