dinsdag, juni 29, 2010

Hoe niet te evangeliseren

Dat de evangelisatie langs de zintuigen gaat, is vanuit de thomistische visie over de eenheid van lichaam en ziel evident. Indien echter de wereld, het zintuiglijke, dat binnensluipt in de Kerk niet deze mensvisie heeft maar de moderne, cartesiaanse, 'sola anima' mensvisie, dan krijg je modernisme in alle onderdelen van het kerkelijk leven en dus ook in de wijze waarop kerkgebouwen worden gebouwd of 'aangepast' aan de 'nieuwe tijd'.

Dat het ook anders kan, ook vandaag, wordt bewezen door onderstaande nieuwe kerk van St. Anthony's High School in South Huntington, New York (via NLM).


Contrasteer dit met onderstaande nieuwe kerk in een Nederlands bisdom

maandag, juni 14, 2010

Memoriale Domini

Memoriale Domini, de beruchte instructie van de Congregatie voor de Eredienst uit 1969, is eindelijk in het Nederlands vertaald (zie hier)

De aandachtige lezing van de inhoud en opbouw van dit document, waarbij de handcommunie als indult werd toegestaan aan die bisschoppenconferenties die erom vroegen, licht een tipje van de sluier op van de kerkpolitieke intriges die eraan vooraf zijn gegaan. Meer informatie uit onverdachte hoek is te vinden in A. Bugnini's Die Liturgiereform 1948-1975. Zeugnis und Testament (Herder, Freiburg 1988), pp. 673-694.
Daar lezen we dat het 'Consilium' zelf in de documentatie voor paus Paulus VI schrijft dat er "besteht eine breite absolue Mehrheit gegen die neue Praxis" en dat de oplossing de handcommunie toe te staan "[wäre] gegen die Mehrheit der Bischöfe und würde den Ungehorsam belohnen und ernsten Unzuträglichkeiten Tür und Tor öffnen" (pp. 688-689).
Paus Paulus VI noteert daarop: "Man muss sich bewusst sein, dass der Brauch -oder Missbrauch- der Handkommunion in einigen Gegenden schon weit verbreitet ist, und dass die Bischöfe, z. B. Kardinal Suenens, nicht glauben, dass man ihn abstellen kann." (p. 690)

Daarentegen, voor een stellingname, ontdaan van elke kerkpolitieke beschouwing, maar gericht op het wezen van de zaak, zie de commentaar van het Bureau voor de Liturgisch Vieringen van de Paus onder leiding van Mons. Guido Marini (die Sint-Thomas gelezen heeft):

"De oudste praktijk van verdeling van de Communie bestond, naar alle waarschijnlijkheid, erin de Communie in de palm van de hand van de gelovigen te leggen. De geschiedenis van de liturgie getuigt echter ook van het proces, -dat al vrij snel begint-, om deze praktijk te veranderen. Vanaf de tijd van de Vaders ontstaat en zet zich door een tendens om de uitdeling van de Communie op de hand steeds meer te beperken en de voorkeur te geven aan de uitdeling op de tong. De reden voor deze voorkeur is dubbel: enerzijds de verspreiding van de eucharistische fragmenten zo veel mogelijk voorkomen; anderzijds de groei van de devotie van de kant van de gelovigen ten aanzien van de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in het sacrament bevorderen.

Ook Sint-Thomas van Aquino verwijst naar het gebruik de Communie enkel op de tong te ontvangen wanneer hij bevestigt dat de uitdeling van het Lichaam van Christus enkel toebehoort aan de gewijde priester. Dit omwille van diverse redenen, onder andere de eerbied voor het sacrament dat “ door niemand die niet gewijd is wordt aangeraakt. Daarom worden het corporale, de kelk en ook de handen van de priester gewijd, nl. om dit sacrament te kunnen aanraken. Het is dus niemand anders toegestaan het sacrament aan te raken, behalve in geval van noodzaak, bv. indien het op de grond zou vallen of in andere gelijkaardige gevallen (Summa Theologiae III, 82, 3).

Doorheen de eeuwen heeft de Kerk steeds geprobeerd om het moment van de Communie met sacraliteit en de hoogste waardigheid aan te duiden en dit door constant de beste wijze van uiterlijke gebaren te ontwikkelen die de zin van het grote sacramentele mysterie zou bevorderen. Vanuit Haar pastorale zorg en liefde draagt de Kerk ertoe bij dat de gelovigen de Eucharistie met de vereiste instelling kunnen ontvangen. Dit houdt in het begrijpen en inwendig beschouwen van de werkelijke aanwezigheid van Diegene die men gaat ontvangen (Katechismus van Pius X, nrs. 628 en 636).

Onder de tekenen van devotie die eigen zijn aan de communicanten heeft de Kerk van het Westen tevens het knielen vastgelegd. Een beroemde uitdrukking van Sint-Augustinus, welke hernomen wordt  in nr. 66 van Sacramentum Caritatis van Benedictus XVI, zegt: “niemand eet dit vlees [ het Eucharistisch Lichaam] zonder het eerst te aanbidden; wij zouden zondigen door het niet te aanbidden" (Enarrationes in Psalmos 98, 9). Deze noodzakelijke aanbidding, voorafgaand aan het ontvangen van de Eucharistische Christus, is de betekenis van het knielen en wordt bevorderd door het knielen.

Vanuit dit perspectief heeft de toenmalige kardinaal Ratzinger verzekerd dat “de Communie haar diepte enkel bereikt wanneer zij ondersteund en begrepen wordt vanuit de aanbidding” (Inleiding tot de geest van de liturgie, Cinisello Balsamo, San Paolo 2001, p. 86). Daarom stelde hij dat “in het voordeel van de praktijk van het knielen voor de heilige Communie spreken eeuwen van traditie en het is een teken van aanbidding dat op bijzondere wijze uitdrukking geeft aan en helemaal gepast is in het licht van de ware, werkelijke en substantiële aanwezigheid van Onze Heer Jezus Christus in de gewijde gedaanten.” (geciteerd in de brief “This Congregation” van de Congregatie voor de Goddelijke Eredienst en de Discipline van de Sacramenten van 1 juli 2002; EV 21, nr. 666).

In zijn laatste encycliek, Ecclesia de Eucharistia, schreef Johannes Paulus II in nr. 61: “Door aan de Eucharistie alle belang toe te kennen die zij verdient en door met grote aandacht ervoor te waken niets van haar dimensie of aanspraak af te doen laten we zien dat we ons werkelijk bewust zijn van de grootheid van deze gave. Een ononderbroken overlevering nodigt ons daartoe uit, die vanaf de eerste eeuwen getuigt van de waakzaamheid van de christelijke gemeente met betrekking tot het bewaren van deze 'schat'…. Er bestaat geenszins het gevaar in de zorg voor dit mysterie te overdrijven, aangezien "in dit sacrament het hele geheim van ons heil is samengevat"”

In continuïteit met het onderricht van zijn Voorganger is de Heilige Vader Benedictus XVI, ten beginne met het Hoogfeest van Corpus Christi, begonnen met het uitdelen aan de gelovigen van het Lichaam van de Heer direct op de tong en al knielend." (Vertaling: Summa Catholica)


Of zoals Mons. Guido Marini het zelf zegt: "Come si sa la distribuzione della Santa Comunione sulla mano rimane tutt’ora, dal punto di vista giuridico, un indulto alla legge universale, concesso dalla Santa Sede a quelle Conferenze Episcopali che ne abbiano fatto richiesta. E ogni fedele, anche in presenza dell’eventuale indulto, ha diritto di scegliere il modo secondo cui accostarsi alla Comunione. Benedetto XVI, cominciando a distribuire la Comunione in bocca e in ginocchio, in occasione della solennità del “Corpus Domini” dello scorso anno, in piena consonanza con quanto previsto dalla normativa liturgica attuale, ha inteso forse sottolineare una preferenza per questa modalità. D’altra parte si può anche intuire il motivo di tale preferenza: si mette meglio in luce la verità della presenza reale nell’Eucaristia, si aiuta la devozione dei fedeli, si introduce con più facilità al senso del mistero."

donderdag, juni 10, 2010

Vaticanum II en het Heilig Hart

Uit de brief Diserti interpretes van Paulus VI aan oversten van instituten die toegewijd zijn aan het Heilig Hart van Jezus (25 mei 1965)

"Zoals immers iedereen weet is de eerste bedoeling van het concilie, dat op alle terreinen en sectoren van het christelijk leven een vernieuwing van het publiek en persoonlijk handelen wordt bereikt en daartoe heeft het concilie het glanzend mysterie van de heilige Kerk in het licht gesteld. Dit geheim echter kan men niet juist begrepen, wanneer de harten zich niet richten op die eeuwige liefde van het mensgeworden Woord, waarvan Zijn gewond Hart zo een duidelijk teken is.

Zoals wij immers lezen in de dogmatische constitutie van het concilie over dit onderwerp groeit de Kerk, “reeds in mysterie aanwezig, in de wereld door de kracht van God. Dit begin en deze groei worden verzinnebeeld door het bloed en het water, vloeiend uit de geopende zijde van de gekruisigde Jezus (Lumen gentium, nr. 3). Inderdaad de Kerk is geboren uit het doorstoken Hart van de Verlosser en zij wordt erdoor gevoed, want Christus “heeft zich voor haar overgeleverd om haar te heiligen, haar reinigend door het waterbad met het woord” (Ef. 5, 25-26).

Het is dan ook waarlijk noodzakelijk, dat de gelovigen zowel in de gevoelens van hun persoonlijk godsdienstig leven als in uitingen van de openbare eredienst dit Hart, uit wiens volheid wij allen ontvangen hebben, hun eer betuigen.  

Van Hem kunnen zij op volmaakte wijze leren, hoe zij moeten leven om juist te beantwoorden aan de eisen van deze tijd. 
Hier immers, wij bedoelen in het Hart van Jezus, vinden wij de bron en het beginsel van de heilige liturgie, want Hij is de heilige tempel Gods, vanwaar naar de eeuwige Vader het offer van verzoening opstijgt, waardoor Hij in staat is voor altijd hen te redden, die door zijn tussenkomst tot God willen naderen (Hebr, 7, 25).

Hier vindt de Kerk ook het verlangen om alle middelen en wegen te zoeken, die onze gescheiden broeders doen komen tot de volle eenheid rond de stoel van Petrus, die zelfs ook degenen, die niet christen zijn, met ons “doen kennen de enig ware God en Hem, die Hij gezonden heeft, Jezus Christus” (Joh. 17, 3).

De pastorale ijver immers en de missionaire verlangens zullen dan juist branden, wanneer priesters en leken omwille van Gods eer, met het voorbeeld van de eeuwige liefde, die Christus ons betoonde, voor ogen, hun krachten zullen geven om de ondoorgrondelijke rijkdommen van Christus aan allen bekend te maken.
Wij weten allen, dat daar juist de grote verlangens liggen, die het oecumenisch concilie met vooruitziende blik en niet zonder de hulp van de Heilige Geest in de harten van de gelovigen oproept. Bij al onze pogingen nu, om op gelukkige wijze te verwerkelijken wat wij hopen, moeten wij telkens opnieuw aan de Goddelijke Verlosser vragen om de kracht en het licht, omdat Zijn doorstoken Hart zulke krachtige motieven verschaft om dit te verwezenlijken.

Voor eerdere bijdragen over het H. Hart, zie hier
Voor enkele gebeden zie hier

Een Zalig Hoogfeest!

zondag, juni 06, 2010

Paus Benedictus XVI over de betekenis van het kruis

Paus Benedictus over de betekenis van het kruis (Nicosia, 5 juni 2010; Bron: www.vatican.va)

Dear brothers and sisters in Christ,
The Son of Man must be lifted up, so that whoever believes in him may have eternal life (cf. Jn 3:14-15). In this Votive Mass we adore and praise our Lord Jesus Christ, because by his Holy Cross he has redeemed the world. Through his death and resurrection he has thrown open the gates of heaven and he has prepared a place for us, so that we, his followers, may be granted a share in his glory.
In the joy of Christ’s saving victory, I greet all of you gathered here in Holy Cross Church and I thank you for your presence. I greatly appreciate the warmth of the reception you have given me. I am particularly grateful to His Beatitude the Latin Patriarch of Jerusalem for his words of welcome at the beginning of Mass and for the presence of the Father Custos of the Holy Land. Here in Cyprus, a land that was the first port of call on Saint Paul’s missionary journeys across the Mediterranean, I come among you today, following in the great Apostle’s footsteps, to strengthen you in your Christian faith and to preach the Gospel that offers life and hope to the world.

The focus of our celebration today is the Cross of Christ. Many might be tempted to ask why we Christians celebrate an instrument of torture, a sign of suffering, defeat and failure. It is true that the Cross expresses all these things. And yet, because of him who was lifted up on the Cross for our salvation, it also represents the definitive triumph of God’s love over all the evil in the world.
There is an ancient tradition that the wood of the Cross was taken from a tree planted by Adam’s son Seth over the place where Adam was buried. On that very spot, known as Golgotha, the place of the skull, Seth planted a seed from the tree of the knowledge of good and evil, the tree in the midst of the Garden of Eden. Through God’s providence, the work of the Evil One would be undone by turning his own weapons against him.

Beguiled by the serpent, Adam had foresaken his filial trust in God and sinned by biting into the fruit of the one tree in the garden that was forbidden to him. In consequence of that sin, suffering and death came into the world. The tragic effects of sin, suffering and death were all too evident in the history of Adam’s descendants. We see this in our first reading today, with its echoes of the Fall and its prefiguring of Christ’s redemption.

As a punishment for their sin, the people of Israel, languishing in the desert, were bitten by serpents and could only be saved from death by looking upon the emblem that Moses raised up, foreshadowing the Cross that would put an end to sin and death once and for all. We see clearly that man cannot save himself from the consequences of his sin. He cannot save himself from death. Only God can release him from his moral and physical enslavement. And because he loved the world so much, he sent his only-begotten Son, not to condemn the world – as justice seemed to demand – but so that through him the world might be saved. God’s only-begotten Son had to be lifted up just as Moses lifted up the serpent in the desert, so that all who looked upon him with faith might have life.
The wood of the Cross became the vehicle for our redemption, just as the tree from which it was fashioned had occasioned the Fall of our first parents. Suffering and death, which had been a consequence of sin, were to become the very means by which sin was vanquished. The innocent Lamb was slain on the altar of the Cross, and yet from the immolation of the victim new life burst forth: the power of evil was destroyed by the power of self-sacrificing love.

The Cross, then, is something far greater and more mysterious than it at first appears. It is indeed an instrument of torture, suffering and defeat, but at the same time it expresses the complete transformation, the definitive reversal of these evils: that is what makes it the most eloquent symbol of hope that the world has ever seen. It speaks to all who suffer – the oppressed, the sick, the poor, the outcast, the victims of violence – and it offers them hope that God can transform their suffering into joy, their isolation into communion, their death into life. It offers unlimited hope to our fallen world.

That is why the world needs the Cross. The Cross is not just a private symbol of devotion, it is not just a badge of membership of a certain group within society, and in its deepest meaning it has nothing to do with the imposition of a creed or a philosophy by force. It speaks of hope, it speaks of love, it speaks of the victory of non-violence over oppression, it speaks of God raising up the lowly, empowering the weak, conquering division, and overcoming hatred with love. A world without the Cross would be a world without hope, a world in which torture and brutality would go unchecked, the weak would be exploited and greed would have the final word. Man’s inhumanity to man would be manifested in ever more horrific ways, and there would be no end to the vicious cycle of violence. Only the Cross puts an end to it. While no earthly power can save us from the consequences of our sins, and no earthly power can defeat injustice at its source, nevertheless the saving intervention of our loving God has transformed the reality of sin and death into its opposite. That is what we celebrate when we glory in the Cross of our Redeemer. Rightly does Saint Andrew of Crete describe the Cross as “more noble, more precious than anything on earth […] for in it and through it and for it all the riches of our salvation were stored away and restored to us” (Oratio X; PG 97, 1018-1019).

Dear brother priests, dear religious, dear catechists, the message of the Cross has been entrusted to us, so that we can offer hope to the world. When we proclaim Christ crucified we are proclaiming not ourselves, but him. We are not offering our own wisdom to the world, nor are we claiming any merit of our own, but we are acting as channels for his wisdom, his love, his saving merits. We know that we are merely earthenware vessels, and yet, astonishingly, we have been chosen to be heralds of the saving truth that the world needs to hear. Let us never cease to marvel at the extraordinary grace that has been given to us, let us never cease to acknowledge our unworthiness, but at the same time let us always strive to become less unworthy of our noble calling, lest through our faults and failings we weaken the credibility of our witness.

In this Year for Priests, let me address a special word to the priests present today, and to those who are preparing for ordination. Reflect on the words spoken to a newly ordained priest as the Bishop presents him with the chalice and paten: “Understand what you do, imitate what you celebrate, and conform your life to the mystery of the Lord’s Cross”. As we proclaim the Cross of Christ, let us always strive to imitate the selfless love of the one who offered himself for us on the altar of the Cross, the one who is both priest and victim, the one in whose person we speak and act when we exercise the ministry that we have received. As we reflect on our shortcomings, individually and collectively, let us humbly acknowledge that we have merited the punishment that he, the innocent Lamb, suffered on our behalf. And if, in accordance with what we have deserved, we should have some share in Christ’s sufferings, let us rejoice because we will enjoy a much greater gladness when his glory is revealed.

In my thoughts and prayers I am especially mindful of the many priests and religious in the Middle East who are currently experiencing a particular call to conform their lives to the mystery of the Lord’s Cross. Through the difficulties facing their communities as a result of the conflicts and tensions of the region, many families are taking the decision to move away, and it can be tempting for their pastors to do likewise. In situations of this kind, though, a priest, a religious community, a parish that remains steadfast and continues to bear witness to Christ is an extraordinary sign of hope, not only for the Christians but for all who live in the region. Their presence alone is an eloquent expression of the Gospel of peace, the determination of the Good Shepherd to care for all the sheep, the Church’s unyielding commitment to dialogue, reconciliation and loving acceptance of the other. By embracing the Cross that is held out to them, the priests and religious of the Middle East can truly radiate the hope that lies at the heart of the mystery we are celebrating in our liturgy today.

Let us all take heart from the words of our second reading today, which speak so beautifully of the triumph that was in store for Christ after his death on the Cross, a triumph in which we are invited to share. “For God raised him high and bestowed on him the name which is above every name, that at the name of Jesus every knee should bow in heaven and on earth and under the earth” (Phil 2:9-10).
Ναι, αγαπητές εν Χριστώ αδελφές και  αγαπητοί αδελφοί,εμάς δε μή γένοιτο καυχάσθαι ει μή εν τώ σταυρώ του Κυρίου ημών Ιησού Χριστού (cf. Gal 6:14).  Αυτος ειναι η σωτηρία, η ζωή και η ανάστασις. Δια μέσου αυτου εσωθήκαμε και ελευθερωθήκαμε. [1]

 

[1] Yes, beloved brothers and sisters in Christ, far be it from us to glory except in the cross of our Lord Jesus Christ (cf. Gal. 6:14). He is our life, our salvation and our resurrection; through him we are saved and set free.