Uit de brief Diserti interpretes van Paulus VI aan oversten van instituten die toegewijd zijn aan het Heilig Hart van Jezus (25 mei 1965)
"Zoals immers iedereen weet is de eerste bedoeling van het concilie, dat op alle terreinen en sectoren van het christelijk leven een vernieuwing van het publiek en persoonlijk handelen wordt bereikt en daartoe heeft het concilie het glanzend mysterie van de heilige Kerk in het licht gesteld. Dit geheim echter kan men niet juist begrepen, wanneer de harten zich niet richten op die eeuwige liefde van het mensgeworden Woord, waarvan Zijn gewond Hart zo een duidelijk teken is.
Zoals wij immers lezen in de dogmatische constitutie van het concilie over dit onderwerp groeit de Kerk, “reeds in mysterie aanwezig, in de wereld door de kracht van God. Dit begin en deze groei worden verzinnebeeld door het bloed en het water, vloeiend uit de geopende zijde van de gekruisigde Jezus (Lumen gentium, nr. 3). Inderdaad de Kerk is geboren uit het doorstoken Hart van de Verlosser en zij wordt erdoor gevoed, want Christus “heeft zich voor haar overgeleverd om haar te heiligen, haar reinigend door het waterbad met het woord” (Ef. 5, 25-26).
Het is dan ook waarlijk noodzakelijk, dat de gelovigen zowel in de gevoelens van hun persoonlijk godsdienstig leven als in uitingen van de openbare eredienst dit Hart, uit wiens volheid wij allen ontvangen hebben, hun eer betuigen.
Van Hem kunnen zij op volmaakte wijze leren, hoe zij moeten leven om juist te beantwoorden aan de eisen van deze tijd.
Hier immers, wij bedoelen in het Hart van Jezus, vinden wij de bron en het beginsel van de heilige liturgie, want Hij is de heilige tempel Gods, vanwaar naar de eeuwige Vader het offer van verzoening opstijgt, waardoor Hij in staat is voor altijd hen te redden, die door zijn tussenkomst tot God willen naderen (Hebr, 7, 25).
Hier vindt de Kerk ook het verlangen om alle middelen en wegen te zoeken, die onze gescheiden broeders doen komen tot de volle eenheid rond de stoel van Petrus, die zelfs ook degenen, die niet christen zijn, met ons “doen kennen de enig ware God en Hem, die Hij gezonden heeft, Jezus Christus” (Joh. 17, 3).
De pastorale ijver immers en de missionaire verlangens zullen dan juist branden, wanneer priesters en leken omwille van Gods eer, met het voorbeeld van de eeuwige liefde, die Christus ons betoonde, voor ogen, hun krachten zullen geven om de ondoorgrondelijke rijkdommen van Christus aan allen bekend te maken.
Wij weten allen, dat daar juist de grote verlangens liggen, die het oecumenisch concilie met vooruitziende blik en niet zonder de hulp van de Heilige Geest in de harten van de gelovigen oproept. Bij al onze pogingen nu, om op gelukkige wijze te verwerkelijken wat wij hopen, moeten wij telkens opnieuw aan de Goddelijke Verlosser vragen om de kracht en het licht, omdat Zijn doorstoken Hart zulke krachtige motieven verschaft om dit te verwezenlijken.
Voor eerdere bijdragen over het H. Hart, zie hier
Voor enkele gebeden zie hier
Een Zalig Hoogfeest!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten