De vreemde scheiding tussen bijbelse exegese en theologie
Enrico dal Covolo (Osservatore Romano 14 maart 2009)
Welke bijbelse exegese voor de katholieke Kerk vandaag, aan het begin van het derde millennium? Dat is de fundamentele vraag van het nieuwe boek van Mgr. Lorenzo Leuzzi, directeur van het bureau voor de universitaire pastoraal van het Vicariaat van Rome (La Parola nelle parole. Dal biblicismo al realismo della fede. I discorsi di Benedetto XVI al Sinodo dei Vescovi, Libreria Editrice Vaticana, p. 104).
Reeds voorafgaand aan de Synode heeft de publicatie van Jezus van Nazareth van Benedictus XVI een beslissende etappe op deze dringende weg naar “eenheid tussen exegese en theologie” uitgestippeld. Zoals bekend bestond het originele voorstel van het boek van de Paus erin om de historisch-kritische methode te integreren met enkele andere nieuwe criteria, zoals deze gegroeid waren vooral in de laatste twee decennia in verschillende katholieke kringen van het bijbels-theologisch onderzoek.
De “nieuwe criteria” van de Paus waren vooral een substantieel vertrouwen in de historische betrouwbaarheid van de nieuwtestamentische gegevens, in tegenstelling tot het methodisch wantrouwen; een robuuste terugeising van de eenheid en de continuïteit tussen Oude en Nieuwe Testament; een meer “kerkelijke” hermeneutiek, trouw aan de levende traditie van de Kerk en het leergezag van haar Vaders, de eerste interpreten van de Schrift; een meer levende aandacht voor de zogenoemde analogia fidei, d.w.z. voor de interne consonanties en wederzijdse overeenkomsten tussen de verschillende geloofsgegevens.
Deze “nieuwe metode”- die de Paus definieerde als “canonieke exegese” (Jezus van Nazareth, p. 14)- heeft uiteindelijk tot doel om “de Jezus van de Evangelies voor te stellen als de ware Jezus, als de “historische Jezus” in de ware en eigenlijke zin” (p. 18). Zo bestaat er geen enkele scheiding tussen de Jezus van Nazareth en de Christus van het geloof.
De volgende en voorlopig laatste etappe in dezelfde weg naar “eenheid tussen exegese en theologie” bestond in de interventie van Benedictus XVI tijdens de 14e Algemene Vergadering van de laatste Synode. Deze interventie is integraal opgenomen in La Parole nelle parole en veelvuldig becommentarieerd in het boek. Bij nader toezien introduceert de interventie van de Paus een belangrijk nieuw element: vanuit de “nieuwe criteria” van de “canonieke exegese” fundeert en beveelt het een ware en eigenlijke “theologische exegese” aan. De centrale passage is de volgende: “Het Concilie wijst drie fundamentele, methodologische principes aan om zo in staat te zijn rekening te houden met de goddelijke, pneumatologische dimensie van de Bijbel.” Men dient dus de tekst te interpreteren vanuit de eenheid van geheel de Schrift; vandaag noemt men dit “canonieke exegese”. Ten tijde van het Concilie bestond deze uitdrukking nog niet, maar het Concilie zegt hetzelfde, namelijk dat men rekening moet houden met de eenheid van de gehele Schrift en de levende traditie van geheel de Kerk en tot slot dient men oog te hebben voor de analogie van het geloof.”
Op samenhangende wijze gaat de Paus naar het hart van ons probleem wanneer hij hieraan toevoegt: “Enkel waar de twee methodologische niveau’s, de historisch-kritische en de theologische, in acht worden genomen, kan men spreken van een “theologische exegese”, een exegese die aangepast is aan dit Boek. Terwijl men met betrekking tot het eerste niveau de huidige academische exegese op een zeer hoog niveau werkt en ons werkelijk hebt, kan hetzelfde niet gezegd worden van het andere niveau… En dit heeft eerder zware gevolgen.” Het zwaarste gevolg is zonder twijfel de verschrikkelijke scheiding tussen de zogenaamde “wetenschappelijke exegese” en de lectio divina, gebaseerd op de “geestelijke exegese” of “allegorie” van onze Vaders.
Deze scheiding vindt dan weer haar diepe wortels in de wederzijdse onverschilligheid tussen de zogenoemde rationele theologie, gebaseerd op de claim van wie beweert alles op eigen kracht te begrijpen, en de monastieke theologie, de “geknielde theologie”, waarbij de ware kennis van God te vinden is langs de contemplatieve ervaring van Zijn liefde.
Het centrale voorstel van Mgr. Leuzzi nodigt uit om deze scheiding te overbruggen en de weg van “biblicisme” naar “realisme van het geloof” te doorlopen.
Het is bekend dat het zogenaamde “realisme van het geloof” in het denken van Paus Ratzinger gefundeerd is op het feit dat in het centrum van ons geloof niet een reeks van woorden staat en ook niet een geheel van theoretische beweringen, maar de zeer werkelijke ontmoeting met een Persoon, Jezus van Nazareth, de Logos, de Verlosser van de wereld. Daarom staat dit “realisme van het geloof” tegenover elk “biblicisme” als ook tegenover elke slechts intellectualistische en abstracte visie op God. Hierin is de Paus afhankelijk van zijn geliefde meesters, de grote schrijvers en leraren van de Kerk, van Origenes tot Augustinus, tot aan Bonaventura. Voor hen allen is de hoogste vorm van kennis de liefde. Dit is nu juist het “realisme van het geloof”, dat de Kerk geroepen is om binnen te brengen in het culturele debat van vandaag als specifieke bijdrage aan het nieuwe humanisme.
De ervaring van Jezus Christus –zo zei de Paus aan de universiteitsdocenten op 23 juni 2007- kan men niet beperken tot de zuiver intellectuele sfeer. Zij “bevat ook een vernieuwd vermogen om … zich te laten enthousiasmeren door de werkelijkheid, waarvan de waarheid kan ontdekt worden door de liefde te verenigen met de kennis.” Dit “realisme van het geloof” drukt zich vooral uit in de heiligen, uitgelezen getuigen van de waarheid en de liefde. Maar de Paus richt een levendig appel tot getuigenis aan alle gelovigen, en onder hen, in het bijzonder tot diegenen die “geroepen zijn om de deugd van de intellectuele liefde te belichamen, door hun eerste roeping te herontdekken die erin bestaat toekomstige generaties te vormen door zowel het onderricht maar ook door middel van de profetische getuigenis van het eigen leven.”
Terwijl het “realisme van het geloof” de oude scheiding tussen exegese en theologie herstelt, fundeert het “de nieuwe evangelisatie” en bevordert het “het nieuwe humanisme”, het einddoel van de dialoog tussen cultuur en geloof in het licht van de crisis van de moderniteit. Tot slot zouden we kunne verwijzen naar een heldere passage in Spe salvi, waar Benedictus weerlegt dat “het niet de wetenschap is die de mens verlost. De mens wordt verlost door middel van de liefde” (nr. 26).
Met andere woorden, het is niet het “biblicisme”, niet enkel de woorden die verlossen. Wat verlost, is het unieke Woord van Liefde dat Jezus Christus, de Zoon van God. “Indien Hij bestaat” –en Hij bestaat- “de absolute Liefde met Zijn absolute zekerheid, dan –en enkel dan” is de mens verlost, wat hem ook moge gebeuren.”
Vertaling: A Belgian Thomist
Geen opmerkingen:
Een reactie posten