zondag, maart 01, 2009

"Het is vanuit de liturgie dat de vernieuwing en de hervorming van de Kerk begint"


In het nummer van maart 2009 van het maandblad Radici cristiane kunnen we een interview lezen met de pauselijke ceremoniarius Mons. Guido Marini. Het interview is tevens te vinden op de website van het Vaticaan. Wij laten een Nederlandse vertaling volgen:
Interview met Mons. Guido Marino in het maandblad « Radici Cristiane » nr. 42 van de maand maart 2009
Zonder woorden ten overstaan van de grootsheid en schoonheid van het mysterie van God

Door Maddalena della Somaglia


Het lijkt dat de Heilige Vader de liturgie als één van de fundamentele thema’s van zijn pontificaat heeft. Kunt U, die het van zo nabij volgt, deze impressie bevestigen?

Inderdaad, zou ik zeggen. Het is waard om op te merken dat het eerste volume van de ‘opera omnia’ van de Heilige Vader, zo pas gepubliceerd ook in Italië, net dát deel is dat gewijd is aan de geschriften over de liturgie. In het voorwoord van dit volume, onderstreept dezelfde Joseph Ratzinger dit feit door op te merken dat deze voorkeur niet toevallig is maar gewild: op dezelfde wijze als het Tweede Vaticaans Concilie, dat als eerste document de Constitutie gewijd aan de Heilige Liturgie, afkondigde, gevolgd door deze andere grote Constitutie gewijd aan de Kerk. Het is immers in de liturgie dat zich het mysterie van de Kerk toont. Zo begrijpt men dat het motief waarom de liturgie één van de fundamentele thema’s van het pontificaat van Benedictus XVI is: het is vanuit de liturgie dat de vernieuwing en de hervorming van de Kerk begint.

Bestaat er een verhouding tussen liturgie en kunst en gewijde architectuur? Zou de oproep van de Paus tot continuïteit van de kerk op gebied van de liturgie niet moeten uitgebreid worden tot de kunst en de gewijde architectuur?

Er bestaat zeker een vitale verhouding tussen liturgie, kunst en gewijde architectuur. Ook omdat de kunst en de gewijde architectuur, als zodanig, geschikt moeten zijn voor de liturgie en haar grote inhouden, die uitdrukking vinden in de viering. De gewijde kunst, in haar veelvuldige uitdrukkingen, leeft in relatie met de oneindige schoonheid van God en moet gericht zijn tot de eer en glorie van God. Tussen liturgie, kunst en architectuur kan er dus geen tegenstelling of dialectiek bestaat. Als gevolg is het noodzakelijk dat er een theologisch-historische continuïteit bestaat in de liturgie; deze continuïteit dient een zichtbare en samenhangende uitdrukking te krijgen in de kunst en de gewijde architectuur.

Paus Benedictus XVI heeft recent in één van zijn boodschappen bevestigd dat “de maatschappij spreekt met de kleding die het draagt.” Denkt u dat men dit ook in de liturgie zou kunnen toepassen?

In werkelijkheid praten wij allen door middel van de kleding die wij dragen. De kledij is een taal zoals elke andere vorm van zintuiglijke uitdrukking. Ook de liturgie praat met de kleding die het draagt en met al haar uitdrukkingsvormen die veelvuldig en rijk zijn, oud en altijd nieuw. In deze zin dient de ‘liturgische kleding’ –om bij de termen te blijven die u gebruikt heeft- altijd waar te zijn, d.w.z. in volledige harmonie met de waarheid van het mysterie dat gevierd wordt. Het uiterlijke teken kan niet anders dan in een samenhangende relatie staat tot het heilsmysterie dat zich voltrekt in de rite. En –dit mag nooit vergeten worden- de kleding eigen aan de liturgie is een kleding van heiligheid: het is de heiligheid van God die er in feite in wordt uitgedrukt. Wij worden geroepen om ons te keren tot deze heiligheid, wij worden geroepen ons te bekleden met deze heiligheid om zo de volheid van de deelname te realiseren.

In een interview met de Osservatore Romano hebt u de belangrijkste veranderingen aangegeven sinds u de taak van Meester van de Pauselijke Liturgische Vieringen op u hebt genomen. Kunt u ons deze in herinnering roepen en de betekenis ervan uitleggen?

De veranderingen waarnaar u verwijst dienen allereerst begrepen te worden als teken van een ontwikkeling in de continuïteit met het –ook meest recente- verleden. Onder deze herinner ik mij één in het bijzonder de plaats van het kruis in het centrum van het altaar. Deze plaats heeft het vermogen om uitdrukking te geven, ook met een uitwendig teken, aan de juiste richting van de viering op het moment van de Eucharistische Liturgie, wanneer celebrant en assemblee niet elkaar bekijken maar samen naar de Heer kijken. Tevens laat het verband tussen altaar en kruis beter toe om, samen met het maaltijd-aspect, de offer-dimensie van de Mis te benadrukken; de offer-dimensie, waarvan het belang altijd fundamenteel is geweest; ik zou zeggen dat het ontspringt uit de Mis en daardoor is het noodzakelijk dat het altijd een goed zichtbare uitdrukking vindt in de rite.

Wij hebben gemerkt dat de Heilige Vader sinds enige tijd altijd de H. Communie geeft op de tong en geknield. Wil dit een voorbeeld zijn voor geheel de Kerk en een aanmoediging voor de gelovigen om Onze Heer meer toewijding te ontvangen?

Zoals u weet blijft de uitdeling van de H. Communie op de hand nog altijd, vanuit juridisch oogpunt, een indult op de universele wet, toegestaan door de Heilige Stoel aan die bisschoppenconferenties die erom gevraagd hebben. En elke gelovige, ook in de aanwezigheid van een eventueel indult, heeft het recht om de wijze waarop hij de Communie ontvangt, te kiezen. Benedictus XVI, door een begin te maken met de uitdeling van de Communie op de tong en geknield, ter gelegenheid van het Hoogfeest van Corpus Domini van afgelopen jaar, in volledige overeenstemming met wat voorzien is door de huidige, liturgische normen, wilde misschien een voorkeur voor deze wijze onderstrepen. Anderzijds kan men ook het motief voor deze voorkeur intuïtief op het spoor komen: men stelt méér de waarheid van de werkelijke tegenwoordigheid in de Eucharistie in het licht, men helpt de devotie van de gelovigen, de inleiding tot de zin voor het mysterie verloopt veel makkelijker.

Het motu proprio Summorum Pontificum presenteert zichzelf als één van de meest belangrijke handelingen in het pontificaat van Benedictus XVI. Wat is uw mening?

Ik weet niet of het één van de meest belangrijke is maar het is zeker een belangrijke handeling. Dit is niet enkel het geval omdat het handelt over een zeer betekenisvolle stap in de richting van een verzoening binnen in de Kerk, en niet enkel omdat het uitdrukking geeft aan het verlangen om te komen tot een wederzijdse verrijking tussen de twee vormen van de Romeinse ritus, de gewone en de buitengewone, maar ook omdat het de precieze aanwijzing is, op het normatieve en liturgische niveau, van deze theologische continuïteit die de Heilige Vader heeft gepresenteerd als de enige, correcte hermeneutiek om het leven van de Kerk, en in het bijzonder, van het Tweede Vaticaans Concilie te lezen en te begrijpen.

Wat is volgens u het belang van de stilte in de liturgie en in het leven van de Kerk?

Het is van fundamenteel belang. De stilte is noodzakelijk voor het leven van de mens omdat de mens leeft van woorden en van stiltes. Zo ook is de stilte des te noodzakelijker voor het leven van de gelovige die hierin een onvervangbaar moment vindt voor de eigen ervaring van het mysterie van God. Het leven van de Kerk en van de liturgie van de Kerk onttrekt zich niet aan deze noodzaak. Hier wil de stilte zeggen ‘luisteren’ en ‘aandacht voor de Heer’, voor Zijn aanwezigheid en Zijn woord; en, tezamen, geeft het uitdrukking aan de houding van aanbidding. De aanbidding, noodzakelijke dimensie van de liturgische handeling, geeft uitdrukking aan het menselijke onvermogen tot het uitspreken van woorden, terwijl het ‘zonder woorden’ blijft voor de grootsheid van het mysterie van God en voor de schoonheid van Zijn liefde.
De liturgische viering bestaat uit woorden, gezangen, muziek, gebaren… Het bestaat ook uit stilte en stiltes. Indien deze komen te ontbreken of niet voldoende zouden onderstreept worden, dan zou de liturgie niet volledig zichzelf zijn en zou ze een onvervangbare dimensie van haar wezen ontberen.

Vandaag hoort men gedurende de liturgische vieringen de meest diverse soorten muziek. Welke muziek is volgens u het meest gepast om de liturgie te begeleiden?

Zoals de Heilige Vader Benedictus XVI ons eraan herinnert –en met hem geheel de voorbije en recente traditie van de Kerk – bestaat er een zang die eigen is aan de liturgie en dat is de Gregoriaanse zang. Zij vormt als zodanig een permanent kenmerk voor de liturgische muziek. Tevens als permanent criterium is er de grote polyfonie van het tijdperk van de katholieke vernieuwing, die haar meest hoge uitdrukking vindt in Palestrina.
Naast deze onvervangbare vormen van liturgische zang zijn er de veelvoudige uitingen van populaire zang [canto populare: volkszang] welke zeer belangrijk en noodzakelijk zijn: mits zij zich houden aan het permanente criterium, waardoor zang en muziek burgerrecht bezitten in de liturgie, nl. in de mate dat zij opwellen uit het gebed en leiden naar het gebed, en zo een authentieke participatie aan het gevierde mysterie toelaten.

Vertaling uit het Italiaans: A Belgian Thomist

Geen opmerkingen: