In nr. 40 van
Evangelii Gaudium lezen we “Differing currents of thought in philosophy,
theology and pastoral practice, if open to being reconciled by the Spirit in
respect and love, can enable the Church to grow, since all of them help to
express more clearly the immense riches of God’s word. For those who long for a
monolithic body of doctrine guarded by all and leaving no room for nuance, this
might appear as undesirable and leading to confusion. But in fact such variety
serves to bring out and develop different facets of the inexhaustible riches of
the Gospel.”
The crux van deze
passage ligt natuurlijk in de enigmatische voorwaarde “if open to being
reconciled by the Spirit in respect and love.” Sowieso
geldt Dei verbum nr. 10 dat zegt “De taak nu om op authentieke wijze het
geschreven of overgeleverde woord Gods te verklaren is alleen aan het levend leerambt
van de Kerk toevertrouwd, dat zijn gezag uitoefent in naam van Jezus Christus.
Dit leerambt echter staat niet boven het woord Gods maar is de dienaar er van
door alleen te leren wat overgeleverd is, voorzover het namelijk dit
overgeleverde krachtens goddelijke opdracht en onder de bijstand van de Heilige
Geest, met eerbied aanhoort, heilig bewaart en trouw uiteenzet, en doordat het
uit deze éne geloofsschat alles put, wat het als door God geopenbaard te
geloven voorhoudt.”
Een aanwijzing vinden
we ook in nr. 131 waar we lezen: “Differences between persons and communities
can sometimes prove uncomfortable, but the Holy Spirit, who is the source of
that diversity, can bring forth something good from all things and turn it into
an attractive means of evangelization. Diversity must always be reconciled by
the help of the Holy Spirit; he alone can raise up diversity, plurality and
multiplicity while at the same time bringing about unity. When we, for our
part, aspire to diversity, we become self-enclosed, exclusive and divisive;
similarly, whenever we attempt to create unity on the basis of our human
calculations, we end up imposing a monolithic uniformity. This is not
helpful for the Church’s mission.”
Tegenover de verzoening door de H. Geest
wordt hier in nr. 131 menselijke berekening geplaatst. Een “monolithic body of
doctrine” zou dan het resultaat zijn van louter menselijke inspanningen.
Het thomisme voelt zich alleszins niet
aangesproken. Zelfs Garrigou-Lagrange,
niet meteen een exponent van vaagheid, schreef: “La puissance d’assimilation
contenue dans une doctrine philosophique et théologique montre la valeur,
l’élévation et l’universalité de ses principes... De ce point de vue ... le
thomisme peut s’assimiler ce qu’il a de vrai dans les différentes tendances qui
subsistent dans la philosophie contemporaine.” (Synthèse thomiste, Paris 1947,
pp. 558-559).
Bovendien is er nr. 50 van Fides et Ratio
waar we lezen : "Het kerkelijk leergezag kan en moet daarom in het
licht van het geloof met gezag zijn taak van kritische onderscheiding tegenover
filosofieën en opvattingen uitoefenen, die niet overeenstemmen met de
christelijke leer. Het is vooral de opgave van het leergezag om aan te geven
welke filosofische vooronderstellingen en conclusies onverenigbaar zijn met de
geopenbaarde waarheid en tegelijkertijd de eisen te formuleren die aan de
wijsbegeerte, vanuit het aspect van het geloof opgelegd worden. In de loop van
de ontwikkeling van de wijsgerige kennis zijn bovendien verschillende
denkscholen ontstaan. Ook dit pluralisme legt het leergezag de
verantwoordelijkheid op om zijn oordeel uit te spreken over de verenigbaarheid
respectievelijk de onverenigbaarheid van de basisprincipes, waarop deze scholen
steunen, met de aanspraken van het woord van God en het theologisch onderzoek.
De Kerk heeft de plicht om te laten zien wat
in een wijsgerig systeem onverenigbaar met haar geloof kan blijken. Want veel
wijsgerige inhouden, zoals de thema's God, mens, zijn vrijheid en zijn morele
handelen, appelleren direct aan de Kerk, omdat zij raken aan de door haar
behoede geopenbaarde waarheid. Wij bisschoppen hebben, wanneer we deze
onderscheiding toepassen, de opdracht, "getuigen van de waarheid" te
zijn, bij de uitoefening van een deemoedige maar onvermoeibare dienst, die
iedere filosoof zou moeten erkennen, tot voordeel van de recta ratio, dat wil
zeggen het verstand dat op de juiste wijze nadenkt over het ware.”