Allerlei stemmen vragen de volledige instemming met de besluiten van Vaticanum II. Wie zijn wij om dit in twijfel te trekken?! Maar zijn al deze stemmen ook bereid om met onderstaande besluiten in te stemmen? Of meer pertinent: hebben deze stemmen de afgelopen 40 jaar met deze besluiten in woord en daad ingestemd?
SC 22
Daarom mag volstrekt niemand anders, ook al is hij priester, op eigen gelegenheid in de liturgie iets toevoegen, weglaten, of veranderen.
SC 23
Tot vernieuwingen moet men alleen dan overgaan, als het ware en zekere belang van de Kerk dit vraagt; tevens moet men de nodige zorg aanwenden om de nieuwe vormen als het ware organisch te laten groeien uit de bestaande vormen.
SC 36
Het gebruik van de Latijnse taal moet in de Latijnse ritussen bewaard blijven, behoudens de bepalingen van het particulier recht.
UR 2
Het is de wil van Jezus Christus, dat zijn volk onder de werking van de Heilige Geest in groei zal toenemen door de getrouwe verkondiging van het evangelie, de bediening van de sacramenten en het liefdevolle bestuur van de apostelen en hun opvolgers, de bisschoppen, met aan hun hoofd de opvolger van Petrus. Hij bevestigt de gemeenschap van zijn volk in de eenheid: namelijk in de belijdenis van het ene geloof, in de gemeenschappelijke viering van de goddelijke eredienst en in de broederlijke eensgezindheid van het huisgezin van God.
UR 3
Maar onze gescheiden broeders, ieder afzonderlijk en ook hun gemeenschappen en kerken, verheugen zich toch niet in het bezit van die eenheid die Jezus Christus heeft willen schenken aan allen die Hij door de wedergeboorte tot een nieuw leven in één lichaam heeft gewekt, de eenheid waarvan de Heilige Schrift en de eerbiedwaardige overlevering van de Kerk getuigen. Immers, alleen door de katholieke Kerk van Christus, als het algemene heilsmiddel, kan men toegang hebben tot de gehele volheid van de heilsmiddelen.
UR 11
Niets staat zo ver af van de oecumenische beweging als een vals irenisme, dat de zuiverheid van de katholieke leer schaadt en de authentieke, vaststaande zin ervan verduistert.
OT 16
Vervolgens moeten de studenten leren om, teneinde de heilsgeheimen zo afgerond mogelijk te kunnen doorlichten, met behulp van de speculatie, met de heilige Thomas als leermeester, daarin dieper door te dringen en hun samenhang te doorzien.
DH 1
Wij geloven, dat deze enige en ware godsdienst zich bevindt in de katholieke en apostolische Kerk, die van de Heer Jezus de opdracht heeft ontvangen deze godsdienst aan alle mensen te verkondigen, toen Hij tot de apostelen zei: 'Gaat dus en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen en doopt hen in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest en leert hun te onderhouden alles wat Ik u bevolen heb'.Van hun kant zijn alle mensen ertoe gehouden de waarheid, vooral wanneer deze betrekking heeft op God en op zijn Kerk, te zoeken en haar, zodra zij haar kennen, aan te nemen en te bewaren.
DH 2
Overeenkomstig hun waardigheid als personen, dit is als begaafd met verstand en vrije wil en daarom toegerust met persoonlijke verantwoordelijkheid, worden alle mensen door hun eigen natuur ertoe gedreven en door een morele verplichting ertoe gehouden de waarheid te zoeken, vooral die welke op de godsdienst betrekking heeft. Tevens moeten zij de gekende waarheid aanhangen en heel hun leven naar de eisen van de waarheid inrichten.
DH 3
Dit alles wordt nog duidelijker, wanneer men bedenkt, dat de hoogste norm van het menselijk leven de goddelijke, eeuwige, objectieve en universele wet is, waardoor God, volgens het raadsbesluit van zijn wijsheid en liefde, de hele wereld en de gang van de menselijke samenleving ordent, leidt en beheert. God maakt de mens deelachtig aan zijn wet, zodat de mens onder de zachte leiding van de goddelijke voorzienigheid de onveranderlijke waarheid steeds beter kan Ieren kennen. Derhalve heeft een ieder de plicht en dus ook het recht inzake de godsdienst de waarheid te zoeken, om zich, met behulp van daartoe geschikte middelen, voorzichtig juiste en ware gewetensoordelen te kunnen vormen.
AG 7
Allen moeten zich daarom, na Hem door de prediking van de Kerk te hebben erkend, tot Hem bekeren en bij Hem en bij de Kerk, die zijn lichaam is, door het doopsel worden ingelijfd. Christus zelf immers 'heeft uitdrukkelijk de noodzakelijkheid van het geloof en het doopsel afgekondigd en daardoor de noodzakelijkheid van de Kerk bevestigd, waarin de mensen door de poort van het doopsel binnengaan
PO 4
Of zij nu door een voorbeeldig leven de heidenen tot verheerlijking van God brengen of dat zij door hun openhartige prediking het Christusmysterie aan de niet-gelovigen bekendmaken, ofwel catechetisch onderricht geven, of de leer van de Kerk uiteenzetten, of ook wanneer zij zich beijveren om de eigentijdse problemen in het licht van Christus te bespreken, steeds is het hun taak om niet hun eigen wijsheid, maar het woord van God te onderwijzen en iedereen met klem op te roepen tot bekering en tot heiligheid.
GS 36
Maar als men onder autonomie van het tijdelijke verstaat, dat het geschapene niet van God afhankelijk is en dat de mens zich deze zo ten nutte kan maken, dat hij ze niet op de Schepper betrekt, dan voelt iedereen die God erkent aan, hoe bedrieglijk dergelijke ideeën zijn. Zonder een Schepper verdwijnt immers het schepsel in het niet. Alle gelovigen, van welke godsdienst ook, hebben trouwens steeds in de taal van de schepselen zijn stem en openbaring beluisterd. Ja, de godvergetenheid hult de schepping in duisternis.
GS 51
Met deze beginselen voor ogen mogen de kinderen van de Kerk bij de geboorteregeling geen wegen bewandelen welke door het leergezag bij zijn interpretatie van de goddelijke wet worden afgekeurd.
LG 8
De hiërarchisch georganiseerde maatschappij en het mystieke lichaam van Christus, de uitwendig zichtbare groep en de geestelijke gemeenschap, de aardse Kerk en de met hemelse gaven bedeelde Kerk, mogen wij niet als twee dingen beschouwen: zij vormen integendeel één complexe werkelijkheid, samengesteld uit een menselijk en een goddelijk element.
1 opmerking:
Een definitie wat onder "volledige instemming met Vaticanum II" dient te worden verstaan is door Kardinaal Ratzinger en Mgr. Lefebvre al gegeven in het protocol van 5 mei 1988:
Protocol of Agreement between the Holy See and the Priestly Society of Saint Pius X
Signed in Rome on May 5, 1988
I. Text of the Doctrinal Declaration
I, Marcel Lefebvre, Archbishop-Bishop emeritus of Tulle, as well as the members of the Priestly Fraternity of Saint Pius X founded by me:
1. Promise to be always faithful to the Catholic Church and the Roman Pontiff, her Supreme Pastor, Vicar of Christ, Successor of Blessed Peter in his primacy as Head of the Body of Bishops.
2. We declare our acceptance of the doctrine contained in number 25 of Dogmatic Constitution *Lumen Gentium* of the Second Vatican Council on the ecclesial Magisterium and the adherence which is due to that magisterium.
3. With regard to certain points taught by the Second Vatican Council or concerning later reforms of the liturgy and law, and which seem to us able to be reconciled with the Tradition only with difficulty, we commit ourselves to have a positive attitude of study and of communication with the Holy See, avoiding all polemics.
4. We declare in addition to recognize the validity of the Sacrifice of the Mass and the Sacraments celebrated with the intention of doing that which the Church does and according to the rites indicated in the typical editions of the Roman Missal and the Rituals of the Sacraments promulgated by Popes Paul VI and John Paul II.
5. Finally, we promise to respect the common discipline of the Church and ecclesiastical laws, especially those contained in the Code of Canon Law promulgated by Pope John Paul II, without prejudice to the special discipline granted to the Society by particular law.
Een reactie posten