Natuurlijk. Niets kan ons scheiden van de liefde van God. We
lezen in Rom. 8, 35, 37-39: “Wie zal ons
scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking wellicht of nood, of
vervolging, of honger, of naaktheid, of levensgevaar, of het zwaard? … Ik ben
ervan overtuigd, dat noch de dood noch het leven, noch engelen noch machten,
noch wat is noch wat komt, geen macht in den hoge of in de diepte, noch enig
ander schepsel, ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die in Christus
Jezus onze Heer is.” Dit is gewoonweg het Goede Nieuws: “God echter bewijst
zijn liefde voor ons juist hierdoor dat Christus voor ons is gestorven toen wij
nog zondaars waren” (Rom. 5, 8). Ondanks dat uit ons leven blijkt dat wij Gods
liefde niet waardig zijn, is Zijn liefde constant en onveranderlijk.
Bovendien is Gods liefde onvoorwaardelijk omdat God zelf
onvoorwaardelijk is. Er is niets voorwaardelijks in God. Zijn liefde wordt niet
door onze daden opgewekt, Zijn goedheid is niet afhankelijk van onze goede
daden.
Nochtans wordt de uitspraak “Gods liefde is
onvoorwaardelijk” vaak gebruikt zonder erbij te vermelden dat er na onze dood
een oordeel volgt. God die liefde is, is ook Diegene voor wie wij rekenschap
zullen moeten afleggen. Rom. 14, 12: “Zo zal dan ieder van ons tegenover God
rekenschap moeten afleggen van zichzelf.” Mt. 25, 19: “Na lange tijd kwam de
heer van die slaven terug en hield afrekening met hen.” Hebr. 4, 13: “Geen
schepsel is voor Hem verborgen, alles ligt open en bloot voor de ogen van Hem
aan wie wij rekenschap hebben af te leggen.” De liefde van God en het oordeel
van diezelfde God is geen contradictie. Christus die de liefde van God in zijn
lijden en dood tegenwoordig stelt, is dezelfde aan wie de Vader het oordeel
toevertrouwd. Mt. 25, 31: “Wanneer de Mensenzoon komt, bekleed met zijn
heerlijkheid en rondom Hem alle engelen, dan zal Hij plaatsnemen op de troon
van zijn heerlijkheid. Alle volkeren zullen vóór Hem bijeengebracht worden, en
Hij zal ze van elkaar scheiden, zoals een herder de schapen van de bokken
scheidt.” Joh. 5, 22-23: “Ook oordeelt de Vader de mensen niet meer zelf, Hij
heeft het oordeel geheel en al aan de Zoon toevertrouwd. Zo zal de Zoon
dezelfde erkenning vinden als de Vader. Wie de Zoon niet erkent, erkent ook de
Vader niet die Hem gezonden heeft.” Hand. 10, 42: “Hij gebood ons tot het volk
te prediken en te getuigen dat Hij het is die door God is aangesteld tot
rechter van levenden en doden.”
Vandaag echter heerst het beeld dat de liefde God dermate
onvoorwaardelijk is dat God ons niet kan oordelen. Elk oordeel immers op basis
van wat wij gedaan of niet gedaan hebben, wordt meteen gecounterd doordat God
ons ‘toch’ liefheeft. In een cultuur waar de notie van zonde quasi onbestaande
is en waar persoonlijke verantwoordelijkheid vaak vervangen is door de rol van
slachtoffer te spelen, is deze gedachte gevaarlijk. “Gods liefde is onvoorwaardelijk”
betekent vaak voor een toehoorder in 2013 “God bemint mij zoals ik ben”. Maar
als God mij bemint zoals ik ben, dan is er geen berouw en bekering meer nodig.
Het eenzijdig benadrukken van Gods liefde leidt met andere woorden tot
geestelijke stilstand.
Daartegenover staat wat Christus zelf zegt:
Mt. 7, 21: “Niet ieder die Heer! Heer! tegen Mij zegt, zal
het koninkrijk der hemelen binnengaan, maar alleen hij die de wil doet van mijn
Vader in de hemel.”
Mc. 10, 15: “Ik verzeker jullie, wie het koninkrijk van God
niet aanneemt als een kind, komt er beslist niet in.”
Lc. 13, 3, 5: “Maar als u zich niet bekeert, zult u
allemaal, net als zij, omkomen. … Maar als u zich niet
bekeert, zult u allemaal, net als zij, omkomen.”
Joh. 8, 31: “‘Als u vasthoudt aan mijn woord, dan bent u
werkelijk leerlingen van Mij; dan zult u de waarheid leren kennen, en de
waarheid zal u vrij maken.”
Met andere woorden: de liefde van God is voorwaardelijk in
de zin dat ze afhangt van onze handelingen. Het is daarom niet voor niets dat
Christus zijn publiek optreden begint met de roep tot bekering (Mc 1, 15) en
leert dat zijn leerlingen het kruis moeten opnemen (Mc 8, 34, Lc 9, 23) en
beveelt dat zij elkaar moeten beminnen zoals Hij hen bemind heeft (Joh 13, 34).
Meer zelfs, het Onze Vader spreekt heel duidelijk over de
voorwaardelijke liefde van God. Nadat hij in Mt 6 het Onze Vader heeft
aangeleerd, benadrukt Christus de voorwaardelijkheid van “zoals ook wij aan
anderen hun schuld vergeven”: “Want zo gij aan de mensen hun fouten vergeeft,
zal uw hemelse Vader ook u vergeven. Maar vergeeft gij aan de mensen niet, dan
zal uw Vader ook uw fouten niet vergeven.” (14-15).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten